‘ADOLF HITLER WAS EEN AMATEUR’

Geen twee genieën die elkaar zo grondig haatten en elkaar toch weer telkens vonden – in hun waanzin – als Werner Herzog en Klaus Kinski. De Duitse filmmaker heeft er na de dood van zijn ‘favoriete’ acteur zelfs een documentaire over gemaakt: Mein liebster Feind. Voor wie in het middelbaar niet goed heeft opgelet: Mijn liefste vijand.

‘Adolf Hitler was een amateur. Had je mij zijn speeches laten doen, dan hadden ze een pak overtuigender geklonken.’ Klaus Kinski was een provocateur. Meer nog: hij was de beste die er rondliep. Het verschafte hem totaal geen genot iemand het bloed van onder de nagels te krabben – zu einfach. Hij zou de nagels eerst tergend traag hebben uitgetrokken om er vervolgens een verroeste vijs door te boren en het vrijgekomen bloed met een fijn rietje op te drinken. Nee, Werner Herzog moest niet lang zoeken toen hij op zoek was naar een hoofdrolspeler voor zijn markante vampierfilm Nosferatu: Phantom der Nacht (1979).

Waarom Herzog het zichzelf telkens weer aandeed, was velen een raadsel. In zijn erg omstreden autobiografie Ich brauche Liebe omschrijft Kinski de regisseur als ‘een ellendige, haatdragende, kwaadaardige, gierige, hebzuchtige, lelijke, sadistische, valse, leugenachtige, lafhartige en intens oneerlijke lul zonder talent. Elke scène heb ik in zijn plaats gedraaid, elk camerastandpunt heb ik zelf gekozen. Was ik er niet geweest, dan waren die films nóg slechter uitgedraaid.’

Met ‘die films’ doelde de acteur op Aguirre, der Zorn Gottes (1972) ,Nosferatu, Woyzeck (1979), Fitzcarraldo (1982) en Cobra Verde (1987) – de vijf kleinoden die hij samen met Herzog draaide en meteen vijf van de zes redenen waarom iemand Kinski vandaag nog kent. De zesde reden is zijn dochter Nastassja, bekend van Paris, Texas en Playboy, doch dit terzijde.

Dat de acteur zich in zijn memoires laatdunkend uitliet over zijn beste werk is niet zo verwonderlijk: Kinski liet vaak optekenen dat hij enkel acteerde voor het geld, en hij had een cv vol weerzinwekkend slechte B-films om dat te bewijzen. De acteur toonde pas enige (milde) interesse voor een rol, wanneer het loon hoog genoeg was én al op zijn bankrekening stond. Om die reden heeft hij ooit een rol in Spielbergs Raiders of the Last Ark geweigerd. Toegegeven, in zijn autobiografie klinkt het dat hij het script ‘imbeciel’ vond, maar in werkelijkheid kon hij op dat moment meer geld krijgen voor de hoofdrol in Venom, een daadwerkelijk imbeciele horrorfilm over een gigantische slang die zich tegoed doet aan een bende kidnappers. Volgens regisseur Piers Haggard was de slang de vriendelijkste persoon op de set.

De memoires van Klaus Kinski staan vol verwijten, verwensingen en overheerlijk scheldproza. Regisseurs zijn per definitie ‘idioten’, de films waar hij in meespeelde zijn bijna altijd ‘rotslecht’, Susan Sarandon is een ‘slet’, Maria Schneider was een ‘zielige junkie’ en Marlene Dietrich een ‘lesbienne’. Met dat laatste – bezwaarlijk een belediging te noemen, al heeft Kinski het ongetwijfeld wel zo bedoeld – kon Dietrich niet lachen. Ze dreigde ermee de autobiografie uit de rekken te laten halen. Maar Nastassja Kinski, wier turbulente privéleven in het boek breed wordt uitgesmeerd, was haar voor. Ze trok haar klacht uiteindelijk in, maar zou nadien nog zelden met haar vader praten. Toen hij in 1991 stierf, was ze zelfs niet aanwezig op zijn begrafenis. Ze zei nadien dat ze vijf minuten intens gerouwd heeft, ‘en daarna heb ik er niet meer aan gedacht. Hij heeft mijn familie te veel pijn berokkend.’

KLAUS KINSKI WAS – DAAR BESTAAT weinig twijfel over – geen aangename man. Maar zowel in interviews als in zijn documentaire Mein liebster Feind zegt Werner Herzog dat de verhalen over hun haat-liefdeverhouding sterk overdreven waren, net als de passages in Kinski’s memoires over zijn wilde seksleven (‘wild, maar niet zo wild’), zijn arme jeugd (‘hij was de zoon van een apotheker’), zijn aangeboren acteertalent (‘hij heeft verdomd hard zitten te oefenen’), en het feit dat hij met zijn oudste zus en moeder naar bed is geweest (‘geen commentaar’). De scheldtirade aan Herzogs adres in het boek zou ook compleet verzonnen zijn. ‘Ik kan het weten’, zei de regisseur daar later over. ‘Toen hij zijn autobiografie aan het neerpennen was, ben ik met een woordenboek naar hem gereden en we hebben die passage samen zitten schrijven. De helft van die adjectieven komt van mij.’

Een regisseur die zichzelf een – we geven het voor de gezelligheid nog even mee – ‘ellendige, haatdragende, kwaadaardige, gierige, hebzuchtige, lelijke, sadistische, valse, leugenachtige, lafhartige en intens oneerlijke lul zonder talent’ noemt? Geef toe: dat klinkt ongeloofwaardig. Maar als je zolang samenwerkt met een narcist die overduidelijk last heeft van een godcomplex, begin je er op den duur wellicht aan te wennen en er de humor van in te zien. Zeker als je Werner Herzog heet en de neiging hebt om op maniakale wijze films over maniakken te maken – van Aguirre, der Zorn Gottes tot het recente Bad Lieutenant – Port of Call: New Orleans, waarin een ongemeen intense Nicolas Cage een aan drugs verslingerde flik speelt.

En anders schreef Herzog misschien wel aan het boek mee om goed te maken dat hij Kinski ooit met de dood heeft bedreigd. Dat gebeurde op de set van Aguirre, der Zorn Gottes. ‘Ik had hem het scenario toegestuurd’, aldus Herzog over die eerste samenwerking. ‘Twee dagen later belde iemand mij om drie uur ’s nachts huilend wakker. Na zeker een halfuur bleek het om Kinski te gaan. Hij had het scenario gelezen en was begeistert. Maar al snel maakte zijn begeestering plaats voor waanzin. Klaus had net een omstreden theatertournee geannuleerd waarin hij Jezus speelde en hij was vergeten om uit de rol te stappen. Als je hem iets vroeg, was het alsof de Heilige Drievuldigheid antwoordde.’

Herzog en Kinski lagen tijdens de opnames constant met elkaar overhoop, over de portrettering van de protagonist – een conquistador die op zoek gaat naar de mythische Incastad El Dorado – maar evenzeer over de mise-en-scène. ‘Klaus wilde dat ik hem overdreven close en de landschappen overdreven breed in beeld bracht – à la Hollywood.’ Toen Herzog dat bleef weigeren, schoot Kinski in een furie en noemde hij de regisseur megalomaan. ‘Ik antwoordde dat we dan met twee waren.’

Herzogs zwaarste opdracht bestond eruit om zijn hoofdrolspeler voor elke scène zodanig uit te putten dat hij van het titelpersonage geen ‘wilde zot’ zou maken (hoe Kinski hem zag), maar een ‘dreigende verschijning’ (wat Herzog voor ogen had). Hij deed dat onder meer door pertinent te weigeren om hem ‘Herr Kinski’ te noemen, ‘zoals David Lean en Bertolt Brecht mij noemden’, aldus Kinski.

Die truc was niet zonder gevaar: door toedoen van de filmmaker veranderde de acteur nog meer in een ongeleid projectiel. Kinski hakte met zijn loodzwaar metalen zwaard in op de figuranten, en toen die op een nacht iets te luid zaten te kaarten, vuurde hij drie kogels af op hun tent. Een van de figuranten verloor daarbij zijn middelvinger.

EN DE DOODSBEDREIGING: VOLGENS DE overlevering zou Herzog ook zelf een pistool op Kinski gericht hebben, om hem te verplichten een scène af te werken. Maar de filmmaker heeft dat altijd afgedaan als fictie: ‘Ik heb er hoogstens verbaal mee gedreigd hem te vermoorden.’

In wezen was de ene niet krankzinniger dan de andere. Kinski was ontegensprekelijk de grootste drama queen, maar op Herzog stond evenmin een maat. Begin jaren tachtig besloot de regisseur het verhaal van de Peruviaanse rubberbaron Carlos Fitzcarrald te verfilmen, die in het Amazoneregenwoud een boot over een berg liet transporteren. Het was de enige manier om een rubberplantage te bereiken. Vanzelfsprekend was Fitzcarrald zot, maar nog net niet zo zot als Herzog. De eerste deed het met een boot van dertig ton die hij aan de ene kant van de berg liet demonteren om hem aan de andere kant weer in elkaar te kunnen steken. De laatste deed het met een boot van driehonderd ton die hij daadwerkelijk in zijn geheel over een berg liet rollen – een van meet af aan geesteszieke en uiteindelijk ook tumultueuze onderneming, waar de meteen legendarische documentaire Burden of Dreams (1982) van Les Blank over is verschenen.

Veruit het enige verstandige wat Herzog bij aanvang van de productie heeft gedaan, was Klaus Kinski níét de hoofdrol aanbieden. Sinds Aguirre hadden de twee ook samengewerkt aan Nosferatu en Woyzeck. Schietpartijen waren uitgebleven, maar de ruzies tussen de acteur en de regisseur waren er niet minder hevig om. Herzog gaf de hoofdrol in Fitzcarraldo daarom aan Jason Robards, die niet lang daarvoor twee Oscars had gewonnen voor All the President’s Men en Julia. Ook Mick Jagger deed mee, net als Claudia Cardinale.

Maar na enkele dagen in de Peruviaanse jungle kreeg Robards last van diarree. Zijn dokters verboden hem om aan de film verder te werken, en nadat ook Jack Nicholson nee had gezegd en Mick Jagger moest afhaken om met The Rolling Stones op tournee te vertrekken, deed Herzog dan toch maar weer een beroep op Kinski. Uiteraard herhaalde de geschiedenis zich: in de documentaires Burden of Dreams en Mein liebster Feind zitten onvergetelijke beelden van Kinski die alles en iedereen uitkaffert. De Peruviaanse figuranten waren zoveel agressie naar verluidt niet gewoon. Een van hen zou – ‘in alle ernst’ – Herzog hebben voorgesteld om Kinski te vermoorden. ‘Helaas had ik Kinski nodig om de film af te werken.’

In beide documentaires zie je Herzog zich doodergeren aan zijn hoofdrolspeler, maar wanneer een boot in het wilde water op hol slaat en de regisseur vrijwilligers zoekt om – complete waanzin – aan boord nog vlug enkele scènes op te nemen, is Kinski er als de kippen bij om mee te gaan. ‘Als jij aan boord gaat, dan ga ik mee. Als jij zinkt, dan zink ik ook.’ Het levert enkele hallucinant sterke taferelen op, en het bewijs dat Werner Herzog en Klaus Kinski voor elkaar gemaakt waren.

DOOR BEN VAN ALBOOM

EEN FIGURANT IN FITZCARRALDO STELDE WERNER HERZOG VOOR KLAUS KINSKI TE VERMOORDEN: ‘HELAAS HAD IK HEM NODIG VOOR DE FILM.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content