Van vulgaire lolbroek tot alternatieve cultheld, van smoelentrekker tot verfijnde zen-komiek, van ‘Ghostbusters’ tot zijn nieuwste film ‘Broken Flowers’: de laattijdige upgrade in de carrière van Bill Murray blijft verbazen. Een gesprek over de relativiteit van succes, de grillen van het ouder worden, de coiffure van Jim Jarmusch en andere existentiële topics. ‘Als ik wil masturberen met mijn ego, hoef ik daar heus geen camera bij.’

We zien het nog zó voor ons: de sombere droopy-blik en het gifgroene lachje van Bill Murray (55) toen hij twee jaar geleden de oscar voor beste acteur aan zijn neus voorbij zag glippen. Zijn ontgoocheling was begrijpelijk: Murray werd die avond door zowat iedereen getipt als de gedoodverfde laureaat. Hij werd alom bejubeld voor zijn opmerkelijke rol in Sofia Coppola’s zedenkomedie Lost in Translation, waarin Murray – gerijpt in jaren en vergrijsd in haren – zichzelf omschoolde van vuilbekkende cultkomiek tot meester van het komische understatement.

Of Murray twee jaar later nog steeds wakker ligt van het blauwtje dat hij toen liep, valt te betwijfelen. Redenen tot klagen heeft de voormalige lolbroek uit de National Lampoon- en Saturday Night Live-kliek sindsdien niet meer gehad. Nooit was hij populairder dan nu, nooit eerder werd hem door critici zoveel street credibility toegedicht en nog nooit kreeg hij – hoewel intussen ruim de vijftig en dus de houdbaarheidsdatum van Hollywood voorbij – zulke goeie rollen aangeboden. Eerder dit jaar voerde hij, geflankeerd door goed volk als Willem Dafoe, Gwyneth Paltrow en Angelica Huston, de originele, heerlijk psychedelische, maar jammerlijk geflopte The Life Aquatic aan, een onderzeese avonturenkomedie van maverick- regisseur Wes Anderson.

Nu heeft de herboren Bill Murray alweer een nieuw visitekaartje klaar: vanaf volgende week is hij te bewonderen in Broken Flowers, een tragikomische roadmovie van lofi-koning Jim Jarmusch. Daarin kruipt hij in de gelooide huid van een ouder wordende Don Juan, die in een bui van melancholie en introspectie besluit bij zijn ex-vriendinnen langs te gaan, op zoek naar zijn vermeende zoon die hij nooit heeft gekend.

Een melige tearjerker? Vergeet het maar. Ook in Broken Flowers flaneert Murray – de uitgedunde haren heerlijk in de war, het hemdje nonchalant opengeknoopt en de zonnebril schuin op de neus gezet – over het scherm als zijn eigen coole, relaxte, licht anachronistische zelf, met dank aan Jarmusch’ uitgepuurde regie en smetteloze gevoel voor timing. En hij doet het opnieuw: emoties persen uit het optrekken van een wenkbrauw of het slaken van een zucht. ‘Had ik geweten dat acteren zo simpel kon zijn,’ lacht Murray wanneer we hem ontmoeten in Cannes, ‘dan had ik mezelf vroeger heel wat gênante taferelen kunnen besparen.’ Wijsheid komt duidelijk met de jaren, zelfs voor Bill Murray.

‘Broken Flowers’ werd in Cannes alvast goed ontvangen. Opgelucht?

Bill Murray: Absoluut. De staande ovatie van het publiek deed deugd, en ook de critici hebben ervan genoten. Gelukkig maar. Niets zo triest als een film promoten die niemand écht goed vindt, zelfs de acteurs niet. Contractueel ben je dan verplicht om een potje te zitten liegen en subtiel om elke kritiek heen te dribbelen, tot je van pure ellende weer eens over je eigen o zo fantastische carrière begint. Wees blij: dit keer hebben we tenminste iets om over te praten. (lacht)

Betekent dat dat je nu makkelijker met kritiek omgaat dan vroeger?

Murray: Ik heb natuurlijk een vreemde carrièrewending achter de rug, maar wat wil je? Een loopbaan omspant verschillende jaren, en er zijn zowel hoogte- als dieptepunten. Gelukkig kan ik in eer en geweten zeggen dat ik altijd heb kunnen kiezen voor die rollen die ik ook zélf wilde. Niemand heeft me ooit onder druk gezet, en niemand heeft me ooit een loer gedraaid. Dan neem je een flop er makkelijker bij, en valt de kritiek ook niet zo zwaar. Weet je, men vraagt me vaak wat mijn favoriete film is. Uiteraard verwacht iedereen dan dat ik Lost in Translation antwoord, of Ghostbusters, of een ander succesnummer. Maar eigenlijk hou ik van al mijn films, zelfs diegene die geen cent hebben opgebracht of door de critici genadeloos de dieperik werden ingeboord. Neem het van mij aan: een flop kan soms zelfs meer voldoening schenken dan een hit. Zolang je maar integer met je vak bezig bent geweest en blijft beseffen dat er ook een wereld is buiten Hollywood.

Je denkt nu allicht aan ‘The Life Aquatic’?

Murray: Yep. Een fantastische en unieke film, maar helaas bleek geen hond geïnteresseerd. De studio heeft die film ook onwaarschijnlijk slecht gepromoot door er allerlei pretentieuze dingen over te beweren. Ze gaven mensen zowaar de indruk dat het om de nieuwe Citizen Kane ging. Niet dus: The Life Aquatic is gewoon een erg leuke, hoogst originele film. Ik blijf ervan overtuigd dat hij op termijn wel degelijk winst zal maken. Binnen dertig jaar ligt hij nóg in de dvd-rekken, wat ik nog niet zo gauw zie gebeuren met pakweg Freddy versus Jason. Alhoewel: met die Freddy Krueger blijft het natuurlijk oppassen.

Over één iets was iedereen het wél eens: ‘Lost in Translation’ was een keerpunt in je carrière.

Murray: Eerder voor het publiek dan voor mij, denk ik. Mensen keken plots anders naar me. Ze zagen niet langer die wilde lolbroek, maar een melancholische kerel van vijftig die blijkbaar ook nog een beetje kon acteren. Misschien klinkt het pretentieus, maar zelf vond ik dat in elk geval weinig verrassend. Ik wist al langer dat ik ook complexere, dramatische rollen aankon. Alleen had niemand me daarvoor ooit gevraagd. Het is sterk overdreven om te zeggen dat ik met Lost in Translation een complete metamorfose heb ondergaan: als je mijn carrière overloopt, zie je dat ik jaar na jaar en rol na rol steeds ernstiger geworden ben. Over ernst gesproken: volgend jaar ben ik van plan Sophocles op te voeren. In het Grieks, of wat had je gedacht? (lacht)

Maar de erkenning heeft toch lang op zich laten wachten?

Murray: Tuurlijk. Daarom voel ik me de jongste jaren ook zo gelukkig. It’s a gravy train and I’m jumping on it. Vroeger keek ik wel eens zuur op wanneer ik een collega aan het werk zag in een film van een echte topregisseur. Why not me, dacht ik toen? Ik ga hier niet zitten liegen en beweren dat ik me nooit gefrustreerd heb gevoeld. Ik had vroeger zelfs een lijstje van regisseurs met wie ik wel eens wilde samenwerken. Alleen zag dat papiertje er op de duur behoorlijk vaal uit. (droog)

Stond Jim Jarmusch op dat lijstje?

Murray: Absoluut. Jarmusch is goed. Broken Flowers is goed. Punt uit! Die man heeft een visie. Hij weet waar hij naartoe wil, kan zijn ideeën perfect vertalen in film en blijft ongelofelijk geconcentreerd op de essentie. En dan is er nog dat haar natuurlijk. Jim heeft het mooiste kapsel van allemaal. Geen Brad Pitt of George Clooney die daar tegenop kan.

Heb je toch niet het gevoel dat je in ‘Broken Flowers’ wordt getypecast als de kurkdroge melancholicus, als de minimalistische komiek? Dat lijkt toch het type te zijn dat je de jongste tijd telkens opvoert.

Murray: Misschien gebruikt Jarmusch dat persona wel, maar de film leent er zich perfect toe, en dus misbruikt hij het niet. Weet je, ik heb altijd bewondering gehad voor Montgomery Clift – hij is trouwens nog steeds mijn favoriete acteur. Toen die een scenario in handen kreeg, haalde hij meteen een pen boven en schrapte hij alle overtollige dialogen. Desnoods zelfs óp de set. Toen ik dat voor het eerst hoorde, dacht ik: ‘Da’s ballen hebben.’ Maar hoe langer ik in deze branche meedraai, hoe meer ik besef dat het de enige juiste manier van werken is: zoeken naar de essentie, de emotionele kern, en alle ballast eruit kieperen. Gelukkig heb ik dat de jongste jaren zelf niet hoeven te doen – als ik het al zou durven. Sofia Coppola, Wes Anderson en Jim Jarmusch houden er precies hetzelfde credo op na: hun scenario’s tellen amper dertig, veertig bladzijden, minder dan de helft van wat gebruikelijk is. Mijn vermeende ‘minimalisme’ is geen pose of een typetje, maar een bewuste keuze, een ‘stijl’, als ik me even een duur woord mag permitteren.

Als acteur ga je er kwalitatief in elk geval niet op achteruit.

Murray: Dank je, maar dat heb ik dus aan hun scenario’s te danken. Hoe kaler en spaarzamer een scenario wordt, hoe duidelijker de kwaliteit ervan. Er zijn geen subplots of goedkope gags meer om je achter te verbergen, waardoor het meteen glashelder wordt of een auteur nu werkelijk iets te vertellen heeft of niet. In het geval van Jim Jarmusch is het antwoord duidelijk ‘ja’.

Vorig jaar had je al een klein rolletje in zijn vignette-film ‘Coffee and Cigarettes’. Heb je ‘m toen voor het eerst ontmoet?

Murray: Nee. Twaalf jaar geleden was ik hem al een keertje tegen het lijf gelopen in de bar van een bioscoop. Ik was toen samen met Steve Buscemi naar een Europese arthouse-film gaan kijken, echt een verschrikkelijk onding. (lacht) Met zijn drieën hebben we onze ergernis weggespoeld, maar helaas is het daar toen bij gebleven. Pas toen ik jaren later met hem te gast was in een filmtalk-show, raakten we goed aan de praat. We zagen meteen dat we dezelfde kijk hadden op film, waarna we mekaar plechtig beloofden ooit een keertje samen te werken. Vijf maanden later was het al zover, in Coffee and Cigarettes.

Klopt het dat je nogal wat eisen stelde voor ‘Broken Flowers’?

Murray: Ik vroeg Jim alleen of hij de locaties kon aanpassen. Ik was nog maar net maandenlang van huis geweest voor The Life Aquatic, en wilde per se dicht bij mijn huis in New York werken. Zo kon ik na de opnames elke avond naar huis. Ik gaf hem wel tachtig kilometer speling – gelukkig was dat voldoende om de geschikte locaties te vinden. (lacht)

Da’s toch erg veeleisend?

Murray: Jim was ook veeleisend, hoor. Ik werkte twaalf tot veertien uur per dag, dus achteraf bekeken had ik net zo goed in een hotel kunnen slapen. Weet je, ik ben een rijpe vijftiger en dan moeten onstuimige jongelui als Jim (Jarmusch is 52, nvdr) maar respect hebben voor mijn grillen. (grijnst)

Broken Flowers’ is alweer een independent-film. Keer je Hollywood definitief de rug toe?

Murray: Niet noodzakelijk, maar het niveau van de gemiddelde Hollywood-film is tegenwoordig echt bedroevend laag. Ik kan in elk geval geen vijf Amerikaanse komedies opnoemen waar ik het afgelopen decennium écht mee heb moeten lachen. Trouwens, ik ben ook geen jonge ster meer, en ik heb geen zin om voortdurend met een toupetje rond te lopen, mijn gezicht met botox in te spuiten of mijn benen te waxen. Nu, als er een interessante aanbieding uit Hollywood komt, dan ga ik daar met plezier op in. Alleen heb ik het de jongste jaren niet mogen meemaken.

Je geeft ook nog zelden interviews.

Murray: Ik mijd de pers niet, maar ik zoek de aandacht ook niet op. Als ik een nieuwe film klaar heb, dan kom ik daar met plezier over vertellen, maar daar stopt het dan ook mee. Ik voel niet de minste behoefte mijn vuile was buiten te hangen, laat staan dat ik het nodig vind overal mijn mening rond te ventileren. Ik zag onlangs nog een tv-programma waarin enkele pseudo-sterren een rondleiding gaven door hun huis, in hun kasten lieten snuffelen en zelfs uitleg gaven bij wat er zoal in hun ijskast stak. Toen dacht ik: hoe exhibitionistisch of wanhopig kun je in vredesnaam worden? Als ik wil masturberen met mijn ego, hoef ik daar in elk geval geen camera bij. (droog) Wees gerust, je mist weinig.

Ben je nog steeds ontgoocheld over je gemiste oscar?

Murray: Ontgoocheld wel, maar niet gefrustreerd. Voor de grap zeg ik wel eens: geef me een personage met een ongeneeslijke ziekte, en ik win de oscar met de vingers in de neus. All right, zo simpel is het natuurlijk niet, maar er is wel iets van aan. Het is niet de acteer-prestatie die wordt bekroond, maar de emotie die die prestatie oproept. Je kan een invalidenbusje vullen met de recente oscarwinnaars. Komieken worden gewoon minder gewaardeerd dan dramatische acteurs. Komedie doorbreekt de spanning en werkt relativerend, terwijl goed drama medeleven opwekt en dus emoties overdraagt.

Geen komedies meer dan?

Murray: Toch wel, ik blijf volharden in de boosheid. Ik ben intussen al een tijdje in de weer met een scenario dat ik zelf heb geschreven en ook zelf wil regisseren. Het is een remake van Grosse Fatigue, een Franse komedie van Michel Blanc. Eén van de grappigste films die ik de jongste jaren heb gezien. Als ik dat project nog zou kunnen realiseren, kan ik eindelijk met pensioen, hoef ik niet langer journalisten te ontvangen en kan ik aan mijn memoires beginnen, boordevol leuke anekdotes over mijn seksleven en wat er zoal in mijn ijskast steekt. Een mens mag dromen, niet? (lacht)

‘BROKEN FLOWERS’ : VANAF 28/9 IN DE BIOSCOOP

Door Dave Mestdach

‘geef me een personage met een ongeneeslijke ziekte, en ik win de Oscar met de vingers in de neus.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content