‘ACHTERAF BEKEKEN BEN IK MISSCHIEN TE PRODUCTIEF GEWEEST’

© FOTO'S DEBBY TERMONIA

Als zanger-muzikant is hij van vele markten thuis, maar Joe Jackson beschikt ook over literaire gaven. Zijn onderhoudende autobiografie uit 1999 verschijnt nu eindelijk in het Nederlands als Een overwinning op de zwaartekracht. ‘Via de muziek kon ik de goot met de sterren verbinden.’

‘Ik stapte uit de coulissen voor het voetlicht. Dat lijkt me een perfecte plaats om te eindigen’, lezen we op pagina 381. Jawel, eigenzinnig als steeds trekt Joe Jackson een streep onder zijn memoires net na de release van Look Sharp, de plaat die in 1979 officieel het begin van zijn carrière inluidt. Een overwinning op de zwaartekracht gaat dus over de jaren vóór het succes. Op bijzonder geestige en ontwapenende wijze vertelt de inmiddels 58-jarige Brit hoe hij diende te rebelleren tegen zijn workingclassachtergrond om muzikant te kunnen worden. Hoe hij als pianist in pubs en striptenten met vallen en opstaan zijn metier onder de knie poogde te krijgen. En hoe hij, met allerlei coverbandjes, moeizaam strijd leverde tegen een onverschillig publiek.

Zelfs toen hij compositie studeerde aan de prestigieuze Royal Academy of Music, stelde hij vast dat hij uit een culturele woestijn was ontsnapt om zich vast te rijden in een ander claustrofobisch milieu, waar snobisme schering en inslag was. Maar we leren Jackson ook kennen als een muzikale veelvraat zonder oorkleppen, met verhelderende inzichten over zijn kunst.

Op zijn tiende wilde Jackson eigenlijk schrijver worden. Het had gekund, want zijn boek leest als een trein. ‘Schrijftalent hebben is één ding, weten waarover je het moet hebben een ander’, vertelt de zanger ons, net voor een tv-optreden. ‘Enkele jaren geleden ben ik aan een roman begonnen, maar verder dan vijf hoofdstukken ben ik nooit geraakt. Mijn verbeelding reikt niet ver genoeg om de lezer bij het nekvel te grijpen.’

Een autobiografie is toch ook een vorm van fictie?

JOE JACKSON: Alles wat in mijn boek staat, is waar. Het bevat wel veel persoonlijke ontboezemingen, maar eigenlijk gaat het meer over muziek dan over mij. De mensen uit mijn omgeving die de eerste hoofdstukken onder ogen kregen, moedigden me aan zo eerlijk en openhartig mogelijk te zijn. Prima advies: het verhaal wordt er veel levendiger door. Wie zijn memoires wil schrijven, moet over zijn schroom heen. Een artiest die het podium beklimt, kan zich toch ook geen halfslachtigheid veroorloven? Hij moet er staan, voor honderd procent.

Je herinneringen zijn opvallend kleurrijk. Een dagboek bijgehouden?

JACKSON: Af en toe. Maar ik kreeg ook veel hulp van zij die in mijn boek ter sprake komen. Soms kwamen ze met anekdotes aanzetten die ik zelf al lang vergeten was. Ik sprak met de leden van Arms & Legs, een van mijn vroege bandjes, en allemaal herinnerden ze zich de dingen anders. Als ik twijfelde aan het waarheidsgehalte van een verhaal, ging ik dus steevast voor de grappigste versie. Maar de drummer toverde tot mijn verbazing plots een enorme stapel notitieboekjes tevoorschijn. Hij had alles netjes bijgehouden: voor het ene optreden vingen we 39 pond, voor het andere kregen we niets, omdat we werden opgelicht. Hij wist zelfs dat er tijdens een van onze sets een gevecht was uitgebroken en hoeveel politiemannen te hulp werden geroepen. Dat soort dingen. Het leek alsof ik domweg een schat had opgegraven.

Eerlijk gezegd had ik nooit de bedoeling een boek te publiceren. Ik wilde gewoon die gebeurtenissen vastleggen, vóór ze voorgoed uit mijn geheugen waren verdwenen. Maar het schrijven had ook iets therapeutisch. Het hielp me in het reine te komen met wie ik op mijn vijftiende was: een rare, onhandige snuiter die nergens bij hoorde.

‘Succes is saai’, schrijf je. ‘Het verbreedt je horizon niet, het versmalt hem.’ Is dat de reden waarom er nooit een tweede boek is gekomen?

JACKSON: Ach, iedereen leest toch liever verhalen over sukkels die op hun bek gaan dan over lui die geslaagd zijn in het leven? Je hoort me niet zeggen dat succes onaangenaam is. Alleen, voor een buitenstaander is het volstrekt oninteressant. Toen ik muzikant werd, koesterde ik geen enkele verwachting: ik had me mentaal al neergelegd bij een leven in armoede en obscuriteit. Het enige wat ik wilde, was muziek maken, ook als zou blijken dat geen hond ernaar luisterde. Veel van mijn vroegere vrienden gaven er de brui aan toen ze vaststelden dat hun dromen over glamour en rijkdom op los zand waren gebouwd. Voor mij was opgeven nooit een optie.

Muziek kan, volgens jou, de zwaartekracht neutraliseren. Is ze daarom de hoogste kunstvorm?

JACKSON: Ik geef toe: ik ben in positieve zin vooringenomen. Maar muziek is wel een universele taal die tegelijk je hoofd, je hart en je heupen aanspreekt. Kijk, ik ben een verwoed lezer, maar tot nu toe heeft nog geen enkel boek me aan het dansen gekregen. (lacht)

Sinds je adolescentie kun je overweg met viool, hobo en percussie. Toch beweer je dat het ‘bruikbaarste’ instrument een piano is.

JACKSON: Op de gitaar na dan, maar daar kan ik jammer genoeg niets mee. Ik heb er twee jaar over gedaan om drie akkoorden onder de knie te krijgen. Ik ben sowieso jaloers op iedere muzikant die zijn instrument overal achter zich aan kan zeulen, want een piano is niet erg draagbaar. Wel is het voor een componist, arrangeur of bandleider zowat het beste hulpmiddel om op andere muzikanten je ideeën over te brengen. Ieder nadeel heb zijn voordeel.

Op muzikaal vlak ben je ‘schaamteloos promiscue’, lees ik. Je ziet jezelf veeleer als een eclecticus dan als een purist.

JACKSON: Ik heb me alleszins nooit geassocieerd met een specifieke muziekcultuur. Intuïtief vermeng ik diverse muzikale ingrediënten op een manier die ik leuk en opwindend vind. Als kind luisterde ik al naar pop, jazz en klassiek. Ik stond met één been in elk van die werelden, maar bij ‘stijl’ stond ik nooit stil, tot ik op mijn twintigste inzag dat die bepaalde of je hip was of niet. Ten tijde van mijn eerste lp verkeerde ik nog in de waan dat ik een originele collage van genres had gemaakt. Vandaag denk ik: pff, het klinkt gewoon zoals alles dat in 1978 uit Londen kwam. Maar ik was jong en nog volop op zoek naar een eigen identiteit. Ik had een excuus, meneer.

In die dagen kon je al vlot orkestpartituren ontcijferen en was je een prima improvisator en arrangeur. Uit Look Sharp valt dat nergens af te leiden.

JACKSON: Ik legde mezelf bewust beperkingen op, omdat ik, in die postpunkperiode, absoluut wilde meetellen. Maar ik weet nu dat die berekenende aanpak voor mij niet werkt. Sindsdien werk ik zonder plan.

Ik schaam me niet voor mijn eerste platen, hoor: ze waren oké toen ze uitkwamen. Maar Night and Day was mijn eerste lp die er echt toe deed, de grote sprong voorwaarts. Ik voelde me toen niet zo op mijn gemak als songwriter, maar net daardoor speelde ik minder op veilig en ging ik hoger mikken. Tegelijk was ik bang dat ik een miskleun had gemaakt, dat niemand de plaat goed zou vinden. Ironisch genoeg werd het mijn grootste succes.

Je hebt de pest aan snobisme in de muziek: ‘Liever een beetje onnozel dan saai’, zeg je in je boek.

JACKSON: Ik koester een diep wantrouwen tegenover artiesten die geen gevoel voor humor hebben. Het is geen toeval dat achter A Cure for Gravity, de oorspronkelijke titel van mijn autobiografie, een dubbele betekenis schuilgaat. In het Engels kan ‘gravity’ ook naar ‘ernst’ verwijzen. Enerzijds suggereer ik dus dat je als muzikant, wanneer alles goed gaat, kunt vliegen. Anderzijds zeg ik: neem jezelf niet al te serieus.

Je hebt de reputatie onafhankelijk en eigenzinnig te zijn, maar tegelijk snak je naar appreciatie en applaus. Is dat geen paradox?

JACKSON: Het is alleszins een belangrijk thema in mijn boek. Maar zó uitzonderlijk is dat toch niet? Veel artiesten willen op hun manier excelleren, een groot publiek aanspreken en tegelijk zichzelf blijven. Niemand is slechts één ding: we zijn allemaal cocktails van eigenschappen. Je kunt op het ene punt compromissen sluiten en op het andere onverzettelijk blijven. Wanneer ik iets maak, doe ik het zo goed als ik kan en hoop ik dat veel mensen ervan zullen houden. Maar ik streef geen succes na ten koste van mijn eigen smaak of intuïtie.

Als tekstschrijver koppel je cynisme aan romantiek. Toch kom je steeds vaker melancholisch uit de hoek. Een gevolg van het ouder worden?

JACKSON: Volwassener. En intussen beheers ik ook mijn ambacht beter. De teksten op mijn eerste platen zijn nogal kinderachtig. De beste momenten waren wellicht de meest humoristische, zoals Is She Really Going Out with Him? Melancholie kan ook een opbeurend effect hebben. Alleen, telkens nadat ik een triest liedje uit mijn pen heb geknepen, voel ik me moreel verplicht met iets grappigs of opgewekts op de proppen te komen. Ik ben niet het type dat zich in ellende wentelt. In wezen ben ik een optimist.

Waar ben je, terugblikkend op je carrière, het meest trots op?

JACKSON: Op dit boek. En op de meeste van mijn platen, al vind ik de ene geslaagder dan de andere. Mijn meest onderschatte is zeker Night and Day II. Haast niemand nam de moeite ernaar te luisteren. Dat lag misschien aan de titel: ik zag de cd als een voortzetting van Night and Day, een van mijn favorieten. Foute gok, bleek achteraf.

Heb je ook dingen gemaakt die je ineen doen krimpen?

JACKSON: O, zeker. Mijn eerste drie lp’s waren erg wisselvallig, met Beat Crazy als dieptepunt. Niet dat ik ze verloochen of zo: die platen zijn een getrouwe weerspiegeling van wie ik toen was. Achteraf bekeken ben ik misschien iets te productief geweest. Had ik enkele platen minder gemaakt en aan andere iets meer tijd besteed, dan zou dat het niveau beslist ten goede zijn gekomen.

Werk je al aan een opvolger voor The Duke, je Duke Ellingtonplaat?

JACKSON: De ideeën zijn nog embryonaal, maar na mijn Ellingtonproject ben ik wel weer zelf aan het schrijven geslagen. En blijkbaar haal ik mijn inspiratie uit steeds oudere muziek. Wat mij dezer dagen bezighoudt, is het begrip tijdloosheid. Hoe schrijf je iets dat het potentieel heeft een standard te worden? Momenteel ben ik in de ban van het Duitse chanson en cabaret uit de jaren twintig en dertig. Mijn volgende plaat zal dus de sfeer van Berlijn uitademen. In mijn nieuwe songs wil ik vooral verhalen vertellen. Ik besef dat er heel wat onderwerpen zijn waar ik nog nooit over heb geschreven.

‘Question all you believe in’ zong je ooit in Big World. Is dat je lijfspreuk als artiest?

JACKSON: Het is mijn lijfspreuk als mens. Ik zie het als mijn plicht sceptisch te zijn zonder cynisch te worden.

Nog een laatste citaat uit je boek: ‘Het is een geruststellende gedachte dat ik altijd op reis zal zijn en misschien wel nooit aankom.’

JACKSON: Tja, wat moet je als artiest nog, nadat je het ultieme hebt bereikt? Dan ben je uitverteld, hé.

EEN OVERWINNING OP DE ZWAARTEKRACHT

Uit bij Xanders.

DOOR DIRK STEENHAUT – FOTO’S DEBBY TERMONIA

Joe Jackson ‘MIJN MEMOIRES SCHRIJVEN HIELP ME OM IN HET REINE TE KOMEN MET WIE IK OP MIJN VIJFTIENDE WAS: EEN RARE, ONHANDIGE SNUITER DIE NERGENS BIJ HOORDE.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content