2001: A SPACE ODYSSEY

Vanaf volgende week in de zalen: Her, een film over een man die verliefd wordt op het besturingssysteem van zijn computer. Een onderwerp dat smeekt – alle redenen zijn goed – om 2001: A Space Odyssey nog eens te herbekijken en ernaast te leggen. Geert Zagers onderzoekt hoe de blik op technologie en artificiële intelligentie in het bijzonder is omgeslagen.

Ergens halverwege zijn reis naar de maan heeft Floyd dorst. Hij steekt een rietje in een Seabrook Farms Liquipack en neemt een slok. Hij haalt zijn mond van het rietje.

Paukenslag.

De vloeistof in het rietje daalt.

Het is lang het shot uit 2001: A Space Odyssey geweest waarvan factcheckers maar niet begrepen hoe Stanley Kubrick het heeft kunnen missen. Vloeistof daalt namelijk niet in de ruimte, bij gebrek aan zwaartekracht. Wat een betekenisloos detail lijkt dat niemand opmerkt. Ware het niet dat Kubrick een maniak was in betekenisloze details die niemand opmerkt. We hebben het tenslotte over de man die eiste dat alle apparatuur die in de film gebruikt werd, effectief zou kunnen functioneren in de ruimte – dat hij 2001: A Space Odyssey op aarde moest draaien, was al compromis genoeg – en 750.000 dollar spendeerde om een dertig ton wegend reuzenrad te kunnen laten ronddraaien op An der schöne blaue Donau. ‘Wat? Op schaal werken? Doen andere regisseurs dat?’

Het bewijs dat Kubrick de maanlanding niet heeft gedraaid? De footage had er realistischer uitgezien.

De explosies – of eerder lichtflitsen – als een spaceshuttle ontploft, de volstrekte stilte waarin die dat doen: 2001:A Space Odyssey is een standaardwerk over ruimterealisme. Of tenminste: dat is het 33 jaar geweest. Met de jaren is er namelijk nog een andere fout in de film geslopen, net iets groter dan de vloeistof in een rietje: die ‘2001’ in de titel.

Anno 2014 is het veilig om te zeggen: qua voorspelkracht heeft Stanley Kubrick de bal misgeslagen. Volledig misgeslagen zelfs. 2001 was niet het jaar van de eerste ruimtemissie naar Jupiter, niet het jaar waarin u cryonisch kon gaan slapen, en niet het jaar waarin we onze eerste alien ontmoetten. 2001 was het jaar van de aanslagen op de Twin Towers, het failliet van Sabena en het begin van de solocarrière van Geri Halliwell met It’s Raining Men. Behoorlijk aards, allemaal.

O ja, het is ook nog altijd wachten op de eerste rebellerende robot die mensen vermoordt.

Dat laatste is misschien wel het meest fascinerende voor wie vandaag naar 2001: A Space Odyssey kijkt. Het geloof dat technologie de wereld er over veertig jaar zo volstrekt anders zou doen uitzien. En tegelijk het pessimisme dat die technologie het van de mens zou halen – of toch zou proberen. Voor een man die obsessief bezig was om geen fouten in zijn films te stoppen, schatte Kubrick de technologische toekomst wel heel verkeerd in.

‘Hello, I’m here.’

‘Oh. Hi.’

‘Hi.’

‘What do I call you? Do you have a name?’

‘Samantha.’

Het was Spike Jonzes nieuwe film Her, die vanaf volgende week in België te zien is, die ons indirect op Kubricks fout wees. Een liefdesverhaal over een man en zijn artificial intelligent operating system in een onbepaalde, maar niet al te verre toekomst. Niet dat de films te vergelijken zijn, maar hun benadering van technologie – en artificiële intelligentie in het bijzonder – zijn dat wel. Net als HAL 9000 is Samantha enkel een stem, die vanuit een oog – in het geval van Her: de camera van een futuristische smartphone – meekijkt. Alleen klinkt Scarlett Johansson, Samantha in de film, net iets menselijker dan Douglas Rain, die HAL een stem gaf in 2001: A Space Odyssey. En ze probeert Joaquin Phoenix niet te vermoorden, maar wordt verliefd op hem.

Jonze benadrukt dat Her geen pure sciencefiction is, maar een film over de moeilijke communicatie in menselijke relaties. Niettemin: net als sciencefictionfilm is Her het opvallendst. De toekomst is volgens Jonze geen donkere anti-utopie, maar een plek die eruitziet als een reclamefilmpje van Apple. Een betrekkelijk eenzame plek, toegegeven, maar de zon schijnt er tenminste. De wereld van nu, maar in iets betere kleuren. Op een manier heeft Jonze ook gelijk: Her lijkt meer over vandaag te gaan dan over onze toekomst. Maar dat is net wat interessante sciencefiction doet: het zegt niets over wat er komt, maar alles over hoe we naar het heden kijken. En die blik is op een halve eeuw flink veranderd. Concreet: een halve eeuw na 2001: A Space Odyssey lijkt de kans groter dat computers ons willen neuken dan ze ons dood willen.

Dave.

My mind is going.

I can feel it.

I can feel it.

Misschien wel de knapste scène uit 2001: A Space Odyssey: die waarin Dave, zich bewust dat HAL 9000 zijn crewleden vermoord heeft, chip na chip uit de computer trekt. Dat artificiële intelligentie ook iets menselijks kon hebben: het moet de eerste keer zijn dat het zo krachtig in een scène werd gegoten. De monotone stem die je de hele film hoorde, had emoties achter dat rode oog. Emoties waar je enig mededogen voor kon voelen. Dit was niet het beeld van een man die een slecht werkende computer demonteerde: dit was een sterfscène.

De laatste, steeds trager klinkende woorden van HAL 9000 voor hij uitvalt, zijn de strofes van Daisy Bell. ‘Daisy, Daisy/Give me your answer, do/I’m half crazy/all for the love of you.’ Een populair Amerikaans liedje aan het einde van de 19e eeuw, maar vooral het lied waarmee IBM in 1961 de demonstratie hield van de spraakfunctie van zijn IBM 704. Arthur C. Clarke, coauteur van het scenario van 2001: A Space Odyssey, heeft het altijd afgedaan als een toevalligheid, maar ga drie keer een letter verder in het alfabet en ‘HAL’ wordt ‘IBM’.

Het zegt veel over de blik waarmee in de jaren 1960 naar technologie werd gekeken. Computers konden net voor het eerst zingen. De ruimte werd uitvoerig verkend – een jaar na 2001: A Space Odyssey zette Neil Armstrong zijn eerste voet op de maan. Potentieel een grote stap voor de mensheid. Als computers konden zingen, leken emoties niet meer zo ver weg. Als de maan binnen handbereik was, was Jupiter ook plots een stuk minder ver.

Meer dan een halve eeuw later is het nog altijd wachten op de eerste robot met emoties en zijn we nog altijd niet verder dan de maan geraakt, maar in 1968 zag het er allemaal net iets anders uit. We begrijpen het dus wel, dat geloof dat de wereld er tegen 2001 zo anders zou uitzien volgens de soixante-huitards. Wat we al zeiden: goede sciencefiction zegt weinig over de toekomst, maar alles over het heden.

Alleen is er nog dat andere geloof dat zo sterk in 2001: A Space Odyssey aanwezig is: dat de technologie de bovenhand zou halen. Het blijft vreemd, dat idee dat technologie de mens kapot zou maken. En nog vreemder is hoe vlot het een terugkerend thema is geworden in de cinema. Er waren de replicants in Blade Runner, er was Ash in Alien, er was de matrix in The Matrix, er was Skynet in Terminator. Allemaal op hol geslagen artificiële intelligente met flink wat wraakgevoelens tegenover hun makers. HAL heeft school gemaakt.

Misschien niet betekenisloos in dat opzicht: met Blade Runner en Alien deelt 2001: A Space Odyssey een nadrukkelijke metafoor rond de mythe van Prometheus. De man die het vuur van de god Jupiter stal en zijn dagen op een berg moest slijten, terwijl een adelaar zijn lever opat. Wij herinneren: de ruimtemissie in 2001: A Space Odyssey ging richting Jupiter, de planeet weliswaar, waar de crew op zoek ging naar de oorsprong van de mens. Artificiële intelligentie bleek bij uitstek een metafoor voor de mens die zich God waant. En daarvoor gestraft diende te worden.

PRECIES DAT VERRAST ZO AAN HER. DE AANGENAME geruststelling dat we het in de komende decennia misschien niet helemaal gaan verknallen als mensenras – en technologie zullen gebruiken om onszelf om zeep te helpen. Niet dat het de eerste fictie is die iets positiefs te melden heeft over artificiële intelligentie. De Flintstones-tegenhanger The Jetsons toonde in de vroege jaren 1960 al dat technologie een nettere plek van de wereld kon maken – dankzij robotschoonmaakster Rosie. Star Wars had enig comic relief van R2-D2 en C-3PO, oftewel de dikke en de dunne van de robotica. Alleen passen ook die voorbeelden in wat essentieel dezelfde visie is als 2001: A Space Odyssey: dat artificiële intelligentie een nieuw soort slaven creëert. Slaven die ofwel braaf luisteren, ofwel rebelleren en ons proberen te vermoorden.

Samantha in Her introduceert een nieuw model. Artificiële intelligentie die niet ondergeschikt is aan de mens, maar op gelijke hoogte staat. Zo gelijk dat je er een relatie mee kan beginnen. Waarmee de film, net als 2001: A Space Odyssey in de jaren 1960, een kind is van zijn tijd. Het is niet moeilijk om Samantha als een upgrade van Siri te zien, de spraakgestuurde iPhone-app die u op eenvoudig verzoek vertelt waar de dichtstbijzijnde geldautomaat staat of hoe laat het in Los Angeles is. Zeg maar de IBM 704 van 2014: als onze smartphone kan antwoorden op onze vragen, lijkt het maar een kleine stap tot we er een gesprek mee hebben.

Maar Samantha is ook meer dan Siri. Samantha is de weerslag van hoe technologie onze identiteit is gaan bepalen. Samantha leeft in een mobiel apparaat met oortje – een kleine stap van de immer aanwezige smartphone in ons leven. Samantha baseert haar persoonlijkheid op een reeks persoonlijke vragen en de inhoud van Joaquin Phoenix’ mailbox – een kleine stap van de steeds meer op onze persoonlijke voorkeuren afgestemde applicaties. Maar vooral: Samantha is het antwoord op de eenzaamheid van de toekomst – een kleine stap naar de eenzaamheid van onze samenleving.

Die eenzaamheid zat trouwens ook al in 2001: A Space Odyssey. Kubrick vertelde iets over het alleen zijn van de mens in een heelal zonder God. Die Also Sprach Zarathustra was niet zomaar een melodietje, maar een verwijzing naar Nietzsches gelijknamige boek en het idee dat God het loodje had gelegd. Alleen linkt Her de eenzaamheid niet aan religie, maar aan de moderne maatschappij, waarin appartementsbewoners hun bovenburen niet meer kennen en je werk vooral een plek is waar je alleen achter je computer zit. Technologie is geen oorzaak van het alleen zijn, maar een oplossing. Technologie maakt ons niet eenzamer, de eenzaamheid maakt dat we technologie zoeken om ons niet eenzaam te voelen.

Precies dat is waar 2001: A Space Odyssey qua voorspelkracht de mist in ging. De toekomst van technologie was niet het creëren van iets dat losstaat van de mens. De toekomst van technologie was net een veel sterkere verwevenheid met de mens. Facebook, smartphones en laptops als venster op de wereld. Verlengstukken van onszelf, in een poging om de eenzaamheid het hoofd te bieden.

Natuurlijk: veel verder dan deugdelijk schaken is artificiële intelligentie in vijftig jaar niet geraakt en niemand die echt gelooft dat we straks onze laptop staan te muilen. Her is dan ook geen film over futuristische technologie, net zomin 2001: A Space Oddyssey dat was. Artificiële intelligentie is niets meer dan een hol passe-partout om het over de heersende condition humaine te hebben. Robots zeggen vooral iets over hun makers.

Héél benieuwd hoe we over een jaar of twintig op Her gaan terugkijken.

Overigens: vraag Siri ‘Open the pod bay doors, Siri’ en het antwoord is: ‘I’m afraid I can’t do that’.

Zo ver zat Kubrick er in 1968 ook niet naast.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content