2 GRAVITY

Cinema mag dan gespierde concurrentie krijgen van tv en de multiplexen mogen dan bulken van de prefabtroep voor pubers; met de technisch grensverleggende scifitrip Gravity bewees Alfonso Cuarón dat de zevende kunst nog steeds ijle hoogtes kan bereiken. Ja, zelfs in een popcornbarak.

Waarom zou je in vredesnaam nog naar de cinema gaan, waar de tickets duur zijn, de zalen naar popcorn en jongeren ruiken en die gast vlak voor je doodleuk zijn gsm zit te checken, terwijl je thuis op tv series kunt volgen die stukken beter zijn dan de meeste bioscoopfilms? Het is een vraag die steeds meer mensen zich stellen, of tenminste toch volwassenen. Het antwoord is nochtans simpel. Omdat cinema niet hetzelfde is als tv en omdat een cinematografische ervaring – die beeld en geluid een fysieke invulling geeft en inhoud genereert uit vorm en ritme – simpelweg niet thuis te kopiëren valt, hoe patserig je flatscreen of home theatre er ook uitzien.

‘Er is een taal die je enkel kunt overbrengen via cinema’, liet Alfonso Cuarón recent nog optekenen in Esquire. ‘De meeste films die we zien, zijn gewoon geïllustreerde verhalen. Bij tv zitten de vertelling en de personages voortdurend op de voorgrond, omdat de meeste mensen ook nog andere dingen doen terwijl ze thuis tv kijken. Bij film is het verhaal een belangrijk hulpmiddel, maar het is slechts een werktuig om een cinematografische ervaring mee te creëren, die momenten die de vertelling te boven gaan, die bijna een abstractie zijn van het moment waarop je psyche geraakt wordt.’

Dat Cuarón weet waarover hij spreekt, bewees hij dit jaar met zijn ruimtetrip Gravity – de beste en meest intens cinematografische film die dit jaar in een multiplex te zien was. En ook al heeft Gravity – over twee astronauten die op drift slaan en het in hun eentje moeten zien te redden in outer space – dan inhoudelijk niet dezelfde diepgang of complexiteit als The Master, The Act of Killing of La vie d’Adèle, zowel technisch als stilistisch is het een mijlpaal waar zelfs de meest rabiate arthousefreak niet omheen kan. Nu cinema alsmaar meer terrein verliest op tv en er bijgevolg ook steeds tv-matiger begint uit te zien – met veel pratende koppen in close-up – zet Gravity resoluut in op puur filmische karakteristieken, op spektakelwaarde, op het visueel verbazen en verbluffen, op de aloude cinema of attractions.

Met wat zin voor overdrijving en for argument’s sake zou je Gravity – een dure studiofilm gemaakt ter verstrooiing van het breedst mogelijke multiplexpubliek – dan ook een van de meest experimentele films van het jaar kunnen noemen. Het meest wezenlijke kenmerk van avant-gardecinema, in welke hoedanigheid ook, blijft namelijk het in vraag stellen van het medium zelf en het exploreren van zijn limieten. En laat dat nu net hetgene zijn wat Cuarón en zijn vaste cameratovenaar Emmanuel Lubezki hier doen, met de hulp van een batterij hightechapparatuur, state-of-the-art special effects en twee acteurs van vlees en bloed, met het ene oog gericht op de toekomst van de cinema en het andere op een oude traditie van spektakel, genre en emotioneel effect.

Wisten de gebroeders Lumière 116 jaar geleden opwinding te veroorzaken door beelden van een bewegende trein te projecteren op een doek, dan doet Cuarón de 21e-eeuwse kijker naar adem happen met driedimensionale ruimtereizigers die digitaal gegenereerde brokstukken naar hun kop gemikt krijgen. En hoe geestig, spannend, intelligent of ontroerend de avonturen van Walter White, Birgitte Nyborg en – god hebbe zijn ziel – Tony Soprano ook effectief zijn, er is geen topserie ter wereld die louter met beeld en geluid zo’n staat van primaire opwinding, viscerale suspense en haast kinderlijke verwondering kan genereren. Cinema is dood? Lang leve cinema! En Gravity van Alfonso Cuarón.

DOOR DAVE MESTDACH

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content