Vijftig jaar geleden werd de popmuziek volwassen. Of durven we zeggen ‘ontmaagd’? In Engeland en Amerika, samen de bakermat van de popmuziek, werden in 1965 de eerste stenen van een revolutie uitgebroken. Tijd voor seks, drugs en – tien jaar na de eerste poging – rock-‘n-roll!

Het zijn geen decennia meer als vroeger. De jaren vijftig hadden de rock-‘n-roll, de jaren zestig de flowerpower, de jaren zeventig punk, disco en new wave. De jaren tachtig hadden de synthpop en de jaren negentig hadden de grunge, de hedendaagse r&b en Céline Dion. Als er één moment is om opnieuw een keerpunt te forceren is het nu, in 2015. Want de meeste decennia starten pas halverwege. In de jaren zestig bleek 1965 hét sleutelmoment, het keerpunt waarop de popmuziek de shorts ontgroeide en het bovenste hemdsknopje open liet staan.

ROCK-‘N-ROLL REBORN

‘I can’t get no satisfaction / I can’t get no girl reaction.’

Het zijn onverstaanbare woorden voor de kijkers van het Amerikaanse muziekprogramma Shindig!, wanneer de Rolling Stones in mei 1965voor het eerst (I Can’t Get No) Satisfaction spelen op televisie. De performance staat op YouTube, controleer het zelf: wanneer de apotheose nadert, start de regisseur alvast de eindaftiteling. En nog voor Mick Jagger het gewraakte tekstfragment kan aanvatten, wordt het volume weinig subtiel omlaag gedraaid. Het vervolg wordt zelfs, even slordig, helemaal uit de uitzending geknipt: ‘When I’m ridin’ round the world / And I’m doing this and I’m signing that / And I’m trying to make some girl / Who tells me…’. Waarop de Stones de aftiteling nog een tiental seconden vol mogen maken. ‘Een meisje maken?’ Ik denk het niet, gast.

Een minuut voor ze de volumeknop resoluut naar links draaien, zien de makers van Shindig! er nochtans geen graten in om Jaggers provocatief getuite lippen in een scherm vullende, obscene close-up te hullen. Sexappeal, oké, maar ook nog eens suggestieve, gefrustreerde tekstjes komen zingen? Ho maar, jongens en meisjes, de seksuele revolutie is niet voor vandaag. Rock-‘n-roll is tenslotte een snelle en stille dood gestorven. Elvis – ooit een vibrator op twee trillende benen – verloor z’n wildste haren in een legeruniform, en twee jaar voor het expliciet bevonden ‘I can’t get no girl reaction’ zingen The Beatles nog braafjes in unisono ‘I want to hold your hand’.

Met de Stones zijn de anti-Beatles opgestaan. Gemeen, antisociaal, duister, arrogant, sexy. (I Can’t Get No) Satisfaction, hun derde zelf gepende single, wordt in het Verenigd Koninkrijk aanvankelijk geboycot door de nationale radio, maar piratenzenders als Radio Caroline voeren vanop internationale wateren de druk op. De single schiet, tot chagrijn van de BBC, naar nummer één. De dam breekt, net zoals in de VS. In 1965 infiltreert seks voor eens en voor altijd de hitlijsten en bezwangert hij met één ultieme stoot vanuit de heupen de hele popmuziek. ‘Lock up your daughters’, luidt het in een reactie van een New Yorkse politiechef wanneer de Stones in de stad aankomen.

Maar dat is niet alles.

Vijftig jaar geleden veranderde het aanschijn van de popmuziek, maar dat lag heus niet alleen aan de Rolling Stones, die met (I Can’t Get No) Satisfaction in 1965 een spreekbuis geven aan een zich steeds meer onthecht voelende generatie jongeren.

DESTRUCTIEVE ROCK

Dat doet ook The Who, en wel in nog veel minder verhullende termen, met hun derde single My Generation. ‘I’m not trying to cause a big sensation / I’m just talking about my generation’, stottert zanger Roger Daltrey, ‘I hope I die before I get old’. Zoiets hoeft eigenlijk geen verdere illustratie, maar toch zetten songschrijver/gitarist Pete Townshend en drummer Keith Moon die woorden kracht bij door in de loop van 1965 tijdens hun concerten telkens opnieuw hun instrumenten naar de vaantjes te helpen. En daarbij laat Moon, een van de originele bad boys van de Britse popmuziek, het niet. Geen hotel is veilig voor de drummende belhamel er opnieuw uitgecheckt is. Favoriete tijdverdrijf: staven dynamiet – of een emmer vuurwerk – door het toilet van zijn kamer spoelen. Decennia voor artistiek verantwoord vandalisme enigszins algemeen aanvaard werd. Onder meer Led Zeppelin, Mötley Crüe, Guns N’ Roses en Nirvana trokken er lessen uit.

The Who ontpoppen zich in 1965 tot de Britse grondleggers van de georkestreerde destructie. ‘Cash from chaos’, zoals Sex Pistols-manager Malcolm McLaren later laat patenteren, maar de ultieme voorvaders van de punk vinden we datzelfde jaar in Seattle.

SONISCH VENIJN

Here Are the Sonics staat er op hun visitekaartje, bij wijze van introductie én waarschuwing. Want in vergelijking met hun Britse tijdsgenoten zijn The Sonics een stel schuimbekkende hooligans die van primitieve opnametechnieken – één drumstel, één microfoon, zo luidt hun devies – een deugd maken. Op hun debuut prijken dezelfde r&b-covers die The Beatles en de Stones inmiddels ontgroeid zijn: ontregelde, in prikkeldraad gewikkelde interpretaties van Roll Over Beethoven, Money (That’s What I Want) en Good Golly Miss Molly. Maar het ware venijn schuilt in de originele composities, zoals The Witch, Strychnine en Psycho, waarin geneugten zoals het zuipen van pesticide en dodelijke femmes fatales bezongen, excuus, gekeeld worden: ‘Baby, You’re driving me crazy / I’m going out of my head / And now I wish I was dead / Psycho!’. Dat alles met gitaren die rammelen alsof een metalen vuilnisemmer moest dienen als versterker en drums die Kurt Cobain op een dag zal omschrijven als ‘the most amazing drum sound I’ve ever heard’. Volgens Jack White klonken The Sonics dan weer luider dan The Kinks en waren ze ‘punk lang voor de punk’. En dat in hetzelfde jaar als The Sound of Music, do-re-mi nog aan toe!

DE ROCK-‘N-ROLLTREIN VERTREKT

Het waren nochtans geen mietjes, The Kinks. In 1965 scoren ze aan beide kanten van de oceaan een hit met All Day and All of the Night, een nijdige, door met breinaalden doorboorde speakers gespeelde r&b-uppercut met een minimale, repetitieve gitaarriff die door velen als een voorbode op de hardrock en metal wordt gezien. Verderop in Londen rollen The Yardbirds op hetzelfde moment de loper uit voor psychedelica met Heart Full of Soul, waarop Jeff Beck met zijn gitaar de klank van een sitar tracht na te bootsen. Reden genoeg voor Syd Barrett om zijn eerste dosis lsd te slikken terwijl hij samen met David Gilmour Pink Floyd opricht. In Texas klitten 13th Floor Elevators voor het eerst samen, en in California zien Jefferson Airplane en The Grateful Dead het licht. Door een blauw en rood gekleurd 3D-brilletje.

Nog in California, in Los Angeles om precies te zijn, vieren broer John en zus Michelle Phillips eind 1965 de release van hun tweede single met The Mamas & The Papas: California Dreamin’, een meerstemmige, hoopvolle prelude op de summer of love en Amerika’s kennismaking met de hippiecultuur. Enkele maanden eerder verschijnt vanuit Los Angeles de single Mr. Tambourine Man van The Byrds, goed voor een instantdoorbraak van de groep rond onder meer Gene Clark en David Crosby én die van een nieuw muzikaal genre: folkrock. Auteur van de bewuste song is natuurlijk ene Bob Dylan, en ook die doet het hele jaar door van zich spreken.

DYLAN: VAN FOLKIE TOT HIPSTER

Het begint met Dylans silhouet, dat tijdens zijn Europese tournee verandert: een onafscheidelijke donkere Ray-Ban, zwarte regenpijpjeans, puntige Beatle boots en een provocerende ragebol die zijn uitgeholde gelaatstrekken nog scherper in de verf zetten. De nieuwe Dylan is van folkie getransformeerd tot hipster, en dat laat zich ook in zijn muziek voelen. Subterranean Homesick Blues heet de in een stream of consciousness afgerammelde heksenketel – proto-rap? – die het voorproefje vormt van wat komen zal: de breuk met traditionele folkregeltjes en diepzinnige protestliederen op het album Bringing It All Back Home. Een elektrische A-kant, een akoestische B-kant: Dylan laat zijn discipelen wennen aan de nieuwe richting waaruit de wind blaast. Toch slaagt de grote roerganger van de folkrevival erin om minstens de helft van het publiek op het Newport Folk Festival te schofferen, wanneer hij op 25 juli 1965 onaangekondigd een elektrisch versterkte set speelt. Vergeet folkrock, in de zomer van 1965 vindt Bob Dylan de rockmuziek uit. ‘Awoert!’, roepen de puristen, en wanneer Robbie later in Manchester zijn nieuwe gezicht laat zien, wordt hij tussen twee nummers door voor verrader – ‘Judas!’ – uitgejouwd. Dylans reactie, vooraleer hij met zijn begeleidingsband het volgende lied aanheft? ‘Play it fucking loud.’ Aldus geschiedt. In de zomer van 1965 verschijnt de single Like a Rolling Stone en wat later is met het album Highway 61 Revisited Dylans wedergeboorte als artiest en songschrijver helemaal compleet.

EN THE BEATLES?

Ook in 1965 liggen The Beatles lengtes voor op de concurrentie, of wat dacht u? De Rolling Stones mogen zich met hun monsterhit (I Can’t Get No) Satisfaction dan wel op bijna gelijke hoogte hijsen, de Fab Four handhaven hun positie aan de top van de poppiramide.

Ook voor de Fab Four is 1965 een sleuteljaar, een druk jaar, bovendien. Er is Help!, de film en de soundtrack, en er is de legendarische passage in het New Yorkse Shea Stadium, het eerste stadionconcert die naam waardig, voor een publiek van 55.600 uitzinnige fans die The Beatles bijna overstemmen tijdens hun performance. Wanneer John, Paul, George en Ringo na hun Amerikaanse tournee opnieuw neerstrijken in Engeland worden de opnames van Rubber Soul aangevat. Niks is nog hetzelfde. Tijdens een ontmoeting met Bob Dylan leren The Beatles joints roken. Door kennis te maken met David Crosby van The Byrds raakt George Harrison in de ban van de sitar. De zonnige Westkust heeft hen de harmonieën van The Beach Boys en consorten leren kennen. Rubber Soul – het eerste Beatlesalbum waar hun naam niet op de hoes prijkt – luidt het einde van de brave Beatles in. Pop is volwassen geworden. Wanneer Brian Wilson het album beluistert, beseft de gekwelde Beach Boy dat de toekomst van de popmuziek niet langer in afzonderlijke singles, maar bij integrale albums ligt. Zijn antwoord zal een jaar later verschijnen in de vorm van Pet Sounds, het eerste conceptalbum.

Net als de meeste andere jaren rondde 1965 af op 365 dagen, maar de meest dominante kunstvorm ter wereld evolueerde nooit sneller dan tijdens die twaalf glorieuze maanden. Vijftig kaarsjes. Wie blaast ze uit?

DOOR JONAS BOEL

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content