Van Marvel tot Chanel, van Jarman tot Jarmusch, van museum tot rode loper: Tilda Swinton lijkt overal. Meer dan ooit. Een gesprek met de Schotse sfinx naar aanleiding van Ongoing, de carrière-omspannende tentoonstelling die ze zelf cureerde voor filmmuseum Eye Amsterdam.
Herinnert u zich dat shot uit Orlando (1992)? Sally Potters speelse verfilming van Virginia Woolf opent met Tilda Swinton als jonge aristocraat die recht in de camera kijkt. Ze knipoogt, alsof ze zegt: ‘Let goed op. Dit is het begin van een wonderlijke reis.’ Orlando is man, vrouw, onsterfelijk, onaantastbaar – een personage onttrokken aan tijd, genre en categorie. En in Swintons carrière zouden vele van zulke transformaties volgen, op het witte doek, de bühne, de catwalk.
Al voor Orlando was Swinton een kameleon: ze werkte mee aan zeven experimentele films van Derek Jarman en de vroege kortfilms van jeugdvriendin Joanna Hogg. Wat volgde, was een filmografie die zich onmogelijk laat samenvatten: van auteursfilms van Jim Jarmusch, Wes Anderson, Bong Joon-ho en Pedro Almodóvar tot de radicale experimenten van Apichatpong Weerasethakul en de barokke sensualiteit van Luca Guadagnino. Van Hollywoodfilms als The Beach en Michael Clayton tot het Marvel-universum, waarin ze de Ancient One speelt als een soort Botticelli-figuur.
Nu is er Ongoing, de biografische tentoonstelling die ze cureerde voor Eye Amsterdam. Verwacht geen klassieke retrospectieve, maar een levende mozaïek van samenwerkingen – een atelier in beweging. De titel verwijst naar haar lopende gesprek met kunstenaars, regisseurs, ontwerpers en geliefden die haar persona mee vormgeven. Swinton is immers niet alleen actrice, maar ook stijlicoon, fetisj, muze – een fenomeen, de David Bowie van de cinema.
Labyrint
De eerste zaal is gewijd aan Derek Jarman, haar mentor. De Britse beeldenstormer liet haar in 1986 debuteren in Caravaggio, zijn biopic over de barokschilder die kunst en leven tot één dramatisch gebaar borstelde. Er is een vitrine met intieme objecten: polaroids, een haarborstel, de oorbellen die ze droeg in Jarmans Edward II. Op grote schermen flitsen fragmenten uit The Last of England, zijn woedende elegie voor een land in verval.
‘Het was een speelplaats – mijn zandbak – waarin ik negen jaar lang de vrijheid had om te experimenteren’, zegt Swinton over de samenwerking waarmee haar wonderlijke reis begon. ‘Het collectieve werken, het samen ontrafelen van ideeën: dat was mijn leerschool.’ Jarman overleed in 1994 aan de gevolgen van aids, maar zijn invloed blijft voelbaar. Ook in haar houding: radicaal, poëtisch, onverschrokken.
Daarna komt Joanna Hogg, die ze al kent van hun kostschooltijd samen en met wie ze onder meer The Souvenir en The Souvenir: Part II draaide – twee semi-autobiografische films waarin Swinton niet alleen acteert, maar ook haar eigen dochter Honor Swinton Byrne het scherm betreedt. Hoggs installatie Flat 19 is een reconstructie van Swintons eerste appartement op King’s Road in Londen, waar ze in 1983 na haar studies in Cambridge neerstreek, kinderen kreeg, haar carrière begon en veertien later weer vertrok.
Luca Guadagnino, die ze in 1994 ontmoette tijdens een Jarman-symposium in Rome, schonk de expo een zilveren borstbeeld van Swinton, verheven op een sokkel. Even hiëratisch als koningin Nefertiti. De Thaise beeldenmagiër Apichatpong Weerasethakul creëerde de kortfilm Phantoms, waarin hij samen met Swinton haar Schotse familiehuis bezoekt – een exorcisme van herinneringen. Met modecurator Olivier Saillard stelde ze een vestimentaire biografie samen, A Biographical Wardrobe: van haar moeders zomerjurken, over de militaire uniformen van haar vader, tot de Chanel-jurk waarin ze haar Oscar voor beste vrouwelijke bijrol won voor Michael Clayton. Mode, cinema en herinneringen vloeien in elkaar over: Swinton als het androgyne gezicht van Chanel en Tom Ford, maar ook als de vrouw die elke outfit tot performance maakt.
Transformer Tilda
Jim Jarmusch bedacht Zelda Winston, een installatie met beelden uit zijn zombiekomedie The Dead Don’t Die. Verder zijn er feërieke foto’s van Vogue-fotograaf Tim Walker, en afsluiten doet de expo met een klein filmzaaltje, waar Pedro Almodóvars kortfilm The Human Voice in een loop wordt geprojecteerd. Aan de uitgang hangt een schilderij van de Duitse kunstenaar Sandro Kopp, Swintons partner sinds 2004 – een stille reminder dat ook intimiteit kunst kan zijn.
Het curriculum vitae dat zo ontstaat, leest als een omkering van de klassieke actricecarrière. Waar zovelen na hun veertigste uit de spotlights verdwijnen, lijkt Swinton alleen maar feller te schitteren. Ze groeide uit tot queer icoon, genderbender, doorbreekster van rollen en conventies – lang voordat genderfluïditeit of performativiteit tot het culturele vocabulaire behoorden. Swinton koos die rollen intuïtief; ze leek eerder visionair dan modieus. Zelf is ze niet queer, maar haar werk en verschijning hebben haar tot een baken gemaakt binnen die gemeenschap, als symbool van vrijheid, ambiguïteit en esthetische rebellie.
Haar aristocratische achtergrond – ze is de dochter van een Schotse generaal, en studeerde politieke wetenschappen in Cambridge – was nooit een beperking, maar een vertrekpunt. Ze gebruikt die erfenis niet om zichzelf te verheffen, maar om zich met nog meer gusto te ondermijnen. En heruit te vinden. Misschien is dat wel haar grootste talent: niet het spelen van rollen, maar het voortdurend herschrijven van wat een rol kan zijn.
Geen wonder dat Hollywood haar pas laat, maar gul omarmde. Al is het correcter om te stellen dat zij Hollywood pas laat, en gul omarmde. Ze werd de corporate fixer die George Clooney de les spelt in Michael Clayton, de moeder die haar verontrustende tienerzoon niet meer aankan in Lynne Ramsays We Need to Talk About Kevin, de onaardse goeroe die Doctor Strange bijstaat in het Marvel Cinematic Universe. Intussen blijft ze trouw aan de kleinere avonturen. Zoals die met Joshua Oppenheimer in de apocalyptische musical The End, of Edward Berger in Ballad of A Small Player, films die nu en straks in de bioscopen komen. Haar cv leest niet als een rechte route, maar als een netwerk van kruispunten. En precies dat toont Ongoing: een oeuvre dat niet eindigt in een overzicht, maar zichzelf voortdurend openbreekt.
Misschien is dat de sleutel tot haar blijvende aantrekkingskracht. Swinton is niet te vatten in één rol, één imago, één genre. Ze is een perpetuum mobile van persona’s, altijd onderweg, altijd in dialoog. Zoals Orlando eeuwenlang blijft transformeren, zo blijft Swinton zichzelf telkens opnieuw uitvinden – met humor, ernst, ironie, en vooral: met een aanstekelijke zin om te spelen.
‘Het was niet mijn idee om een show te maken’, bekent Swinton, wanneer we haar tussen de repetities van haar performance A Biographical Wardrobe door ontmoeten in Amsterdam. ‘Maar de show zoals die er nu is, is wél helemaal mijn idee. Vijf jaar geleden vroeg Sandra den Hamer, de vorige directeur van Eye, of ik het wilde overwegen. Ik heb lang getwijfeld. Ik maakte al 35 jaar films, en voelde me overweldigd door het werk dat ik had gemaakt, vaak in heel verschillende werelden. Ik dacht: hoe breng ik daar lijn in?’
Maar toch hapte je toe?
Tilda Swinton: Ik begon te denken: misschien lukt het als ik me focus op wat mij echt drijft: vriendschap, verwantschap. En ik wilde iets maken wat nuttig kon zijn. Geen retrospectieve, maar iets wat mensen moed geeft om zelf werk te maken. Ik koos een paar van mijn lopende relaties en maakte nieuw werk samen met hen. Behalve met Pedro Almodóvar, die bezig was met een nieuwe film. Maar zelfs van Derek Jarman is er nieuw werk – twee fragmenten die nooit eerder zijn vertoond.
Je beschreef Jarman als de boom waaruit alle andere takken zijn gegroeid. Kun je je carrière zonder hem voorstellen?
Swinton: Ik zou hem eerder de eerste stam noemen. Niet de wortel, maar wel het model. Joanna kende ik eerder al, en ik deed mee in haar afstudeerfilm, maar Derek was de eerste werkende kunstenaar met een collectieve praktijk die ik ontmoette. Negen jaar lang werkten we samen, en dat heeft mijn hele manier van werken gevormd: die gedeelde nieuwsgierigheid, het samen auteurschap dragen. Toen hij stierf, dacht ik: ga ik nog wel ooit zo kunnen werken? Het was té uniek. Maar net omdat het zo’n lange periode was, is het mijn voedingsbodem gebleken. Die gewoontes bleven leven, en hebben al mijn andere samenwerkingen gevoed.
De expo, en bij uitbreiding je carrière, leest dan ook als een alternatief voor de klassieke ‘auteurstheorie’.
Swinton: (knikt) In de onafhankelijke-filmwereld spreken we over filmmakers, niet over regisseurs. Zodra je het woord ‘regisseur’ gebruikt, wordt het hiërarchisch: alsof één figuur bovenaan staat. Terwijl filmmaken juist collectief is. Ik geloof niet in eenzame genieën. Ik ben iemand die samenwerkt. Met Luca Guadagnino, met Apichatpong Weerasethakul, met Olivier Saillard. Ik vind het belangrijk dat jonge makers zien dat er ook andere modellen bestaan. Ik ben bekend als acteur, maar dat woord voelt niet accuraat. Zeker niet als ik werk in een context waarin ik geen coauteur ben, waar ik teksten leer die ik niet zelf schreef, en mezelf niet herken in het uiterlijk dat ik aanneem. Ik noem mezelf liever een performer.
Toch, als je je werk op een rij zet: zijn er thema’s die terugkeren?
Swinton: (beslist) Transformatie. Dat is wat mij altijd aantrekt. Mensen die op een rand staan en moeten veranderen. Dat kan alledaags zijn, zoals de advocate in Michael Clayton die instort. Maar het is ook Orlando, die letterlijk van gedaante wisselt. Of in Memoria, waar ik een vrouw speel die nauwelijks bestaat, die nog gevormd moet worden. Dat moment van overgang, van noodzaak tot verandering, dat is voor mij de kern. De noodzaak tot verandering, zo zou je mijn carrière kunnen samenvatten. Ik ben snel verveeld als mezelf. (lacht)
‘De noodzaak tot verandering, zo zou je mijn carrière kunnen samenvatten. Ik ben snel verveeld als mezelf.’
Kies je je samenwerkingen bewust uit, omdat je weet dat je impact op het resultaat zult hebben?
Swinton: Ja, en dat komt rechtstreeks door Jarman. Hij gaf ons verantwoordelijkheid, zelfs al waren we piepjong. Sandy Powell – nu een grote kostuumontwerpster, met Oscars op haar cv – begon ook bij hem. Derek zei gewoon: ‘Maak dat uniform maar. Je kunt het.’ Dat gevoel zoek ik nog steeds. Natuurlijk kom ik soms iemand tegen die heel anders werkt, maar toch zó boeiend is dat ik mee ga op de reis.
Zoals Pedro Almodóvar, met wie je The Human Voice en The Room Next Door maakte.
Swinton: Exact. Pedro heeft de hele film vooraf in zijn hoofd. ’s Ochtends zegt hij: ‘Dit is wat ik vannacht in mijn dromen zag’, en dan is het onze taak om dat werkelijkheid te maken. Voor mij was dat ongewoon, maar ook fascinerend. In The Human Voice speel ik iemand die helemaal niet op mij lijkt. Voor hem de normaalste zaak van de wereld, voor mij exotisch. Maar net daardoor was het zo heerlijk.
In de expo zien we ook een performance rond kleding uit je familie. Hoe voelt dat?
Swinton: Die maak ik met Olivier Saillard. We hebben het concept van de ‘levende tentoonstelling’ ontwikkeld. In Parijs toonden we ooit onbetaalbare kledingstukken uit het museum, zoals Napoleons jas of een hoed van Coco Chanel. Hier gaat het om mijn eigen biografische garderobe: kleren van mijn ouders en grootouders, vooral de legeruniformen van mijn vader. Het gaat niet zozeer om outfits die ik droeg op een rode loper, maar om de wortels van mijn blik, mijn voorkeuren, mijn stijl.
Je bent door de jaren heen een stijlicoon geworden, wat grappig is als je bedenkt dat je uit de punk- en undergroundscene komt.
Swinton: Kleding is een vorm van zelfidentificatie. Wat je draagt, zegt iets over wie je bent. Of wie je wilt zijn. De kleren van je moeder dragen is heel intiem. Het is alsof ik haar aanwezigheid voel. Haar kleding draagt haar energie, haar herinneringen. Het is een manier om mijn verleden met mijn heden te verbinden, ook al leefden mijn ouders heel anders dan ik.
‘Kleding is een vorm van zelfidentificatie. Wat je draagt, zegt iets over wie je bent. Of wie je wilt zijn.’
Wat bedoel je precies?
Swinton: Mijn vader en ik verschilden politiek enorm, maar we deelden een diepe liefde voor bomen. Zulke overeenkomsten zijn waardevol. Het gaat om het vinden van die basisovereenkomsten en het erkennen van je wortels.
Opvallend: je speelt vaak meerdere familieleden in één film: moeder en dochter, twee zussen.
Swinton: Het is een vorm van samenwerking met mezelf én een manier om familierelaties te onderzoeken. Ik heb jarenlang moeders gespeeld – in We Need to Talk About Kevin, Julia, Io sono l’amore. Het was een periode waarin ik aan het trippen was op mijn fascinatie voor moederschap. (lacht) Maar dat is precies de kracht van cinema: jezelf verdubbelen, andere levens uittesten, kijken wat er gebeurt.
Is dat ook vandaag nog de grote kracht van cinema?
Swinton: Absoluut. Cinema is een empathiemachine. Ik maak me daarom geen zorgen. Cinema heeft altijd crisissen gekend. Door de komst van geluid, van televisie, video, streaming. En toch blijft ze terugkomen. Cinema zal zichzelf opnieuw bewijzen als humanistisch instrument. Alleen al samen in een donkere zaal zitten met vreemden is helend, zeker in deze tijden van polarisatie en social media. En dan moet de film nog beginnen. Cinema helpt ons in andermans schoenen te staan, ons even stil te houden. Dat is therapeutisch. Hoe meer we menselijkheid nodig hebben – en dat is nu meer dan ooit het geval – hoe belangrijker cinema net wordt.
‘Hoe meer we menselijkheid nodig hebben, hoe belangrijker cinema wordt. Zoals nu.’
Nu je over politiek begint: je werk is altijd politiek geweest omdat het de vaste patronen en conventies bevraagt.
Swinton: (knikt) Voor mij kan geen enkel artistiek gebaar níét politiek zijn. Verschil is mijn grote thema. Toen ik zestien was, voelde dat nog normaal: ruimte maken voor verschil. Dat doen alle tieners. Vandaag is dat radicaal en zelfs gevaarlijk terrein geworden. Maar verschil ís het leven. En dat is politiek.
Je doet het wel niet op de manier van pakweg Ken Loach.
Swinton: En alle eer aan Ken Loach! Maar Ken doet het met een megafoon, ik met een spleet in de rots. Je probeert een kier te vinden, net genoeg om licht en lucht binnen te laten. Het hoeft niet altijd expliciet. Soms is een fluistering radicaler dan een schreeuw.
‘Het hoeft niet altijd expliciet. Soms is een fluistering radicaler dan een schreeuw.’
Wél expliciet was je speech in Berlijn dit jaar, toen je daar de Gouden Beer kreeg voor je carrière en het over Donald Trump en Gaza had.
Swinton: Het enige wat je kunt doen, is eerlijk spreken. Wat mensen ermee doen, is hun zaak. Vrijheid van meningsuiting is voor mij absoluut. Zodra je die begint te beperken, rijst de vraag: wie beslist wat mag en wat niet? Alleen moeten we slimmer worden in hoe we die vrijheid beschermen. Veel slimmer dan nu.
Slotvraag: wat brengt de toekomst?
Swinton: (beslist) Minder films. Ik heb zin om mijn tijd te besteden aan dingen die intiemer zijn, dichterbij, zoals deze tentoonstelling. Ik wil ruimte laten voor spel, voor vrienden die me bellen met rare ideeën. Ik ga niet met pensioen, hoor. Alleen ga ik mijn gezicht niet overal meer tussen plakken.
Tilda Swinton – Ongoing
Nog tot 08.02.2026 in Eye Filmmuseum, Amsterdam, eyefilm.nl
Tilda Swinton – Ongoing
Uit bij Hannibal (tweetalig Engels-Nederlands), 296 blz.
The End
Nu in de bioscoop.
Tilda Swinton
Geboren in een Schotse aristocratische familie in 1960 in Londen.
Studeert literatuur en politieke wetenschappen aan de Universiteit van Cambridge, waar ze ook toneel speelt.
Breekt in de jaren 80 door via haar intensieve samenwerking met Derek Jarman (Caravaggio, The Last of England, Edward II), gevolgd door de internationale doorbraak met Orlando (1992) van Sally Potter.
Bekend van haar samenwerkingen met filmauteurs Joanna Hogg, Luca Guadagnino, Jim Jarmusch, Wes Anderson, Bong Joon-ho, Pedro Almodóvar en Apichatpong Weerasethakul.
Muze van modehuizen als Chanel, Viktor & Rolf, Haider Ackermann en Tom Ford; bekend om haar androgyne, grensverleggende stijl en performances.