Riz Ahmed houdt klokkenluiders uit de klauwen van corrupte bedrijven in David MacKenzie’s broeierige B-thriller Relay.
The Conversation, Three Days of the Condor, Klute. Het waren thrillers die de post-Watergate-paranoia als een tweede huid droegen. Films waarin elk telefoongerinkel een sirene werd en elke stille schaduw een potentiële verdachte. Relay, de nieuwe David Mackenzie, tast in datzelfde duister, maar dan getransponeerd naar nu: een tijdperk waarin de dreiging niet langer uit ramen of steegjes komt, maar uit servers, datacenters en schimmige bedrijven die jouw reilen en zeilen kennen nog voor je je cv op LinkedIn hebt gezet.
Ash (Riz Ahmed, in zijn eerste noemenswaardige rol sinds Sound of Metal) is een fixer die klokkenluiders met koudwatervrees beschermt via een relay-telefoon, een systeem – oorspronkelijk ontworpen voor slechthorenden – waarbij een operator hun, getypte, berichten voorleest. Zijn nieuwste cliënt Sarah (Lily James als damsel in distress) wil gestolen documenten teruggeven aan haar corrupte werkgever om diens intimiderende schaduwmannen van zich af te schudden. Maar wanneer Ash – half spook, half spion – haar vanop afstand begeleidt door een New York vol camera’s, scanners en achtervolgers verliest hij de controle die hem net zo bekwaam maakte in zijn hoogst particuliere, niet bijster legale vak.
Mackenzie – de Schot die in 2003 doorbrak met het psychodrama Young Adam, daarna een reeks halfslachtige projecten afleverde maar terug richting het oppervlak dreef dankzij de neonoir Hell or High Water (2016) – regisseert en monteert met strakke en trefzekere hand. De film pulseert: een koortsige achtervolging op Times Square, een hitchcockiaanse sequentie in een concertzaal (waarin muziek en dreiging hetzelfde ritme vinden), en het broeierige camerawerk dat The Big Apple laat ademen als een oververhitte server. Hier wordt spanning niet gecreëerd door geweld, maar door het vermoeden dat geweld elk moment kan opduiken. Of is het allemaal maar ingebeeld?
De slimste vondst blijft die relay-telefoon: een analoge tool in een digitale wereld. Tot in de jaren negentig zag je dit soort brainy thrillers wel vaker in de zalen passeren, maar vandaag voelt het als een relikwie uit een vergeeld tijdperk. Mackenzie geeft het net genoeg glans om weer mysterieus te worden, met het getik van Ash’ toetsenbord als clandestiene morse.
Alleen: niet alles houdt stand. De personages blijven eendimensionale pionnen. Ash’ incognito-act met nepbaard en djellaba schuurt tegen de camp aan, en het derde bedrijf glijdt van paranoïde suspense naar B-videotheekterritorium, compleet met geforceerde plottwists en rommelige actie. De film transformeert langzaam tot het soort actiethriller waarvan hij zich tachtig minuten lang net wil ontrukken, alsof hij zichzelf – of zijn publiek – toch niet helemaal vertrouwt.
Maar ook al struikelt Relay over zijn ambities en neemt hij finaal een bocht te veel, het blijft onderhoudende pulp fiction die paranoia met stijl verpakt en je heimwee bezorgt naar de seventies – toen suggestie het nog haalde van sensatie en thrillers nog geen kinderpartijtje met popcorn waren.