Robert Plant: Beklijvend

Robert Plant, de gewezen brulboei van Led Zeppelin, doet het op zijn 62ste wat kalmer aan.

Robert Plant *** Band of Joy

roots

Decca

Eenieder met een béétje gevoel voor schadenfreude lag drie jaar geleden al klaar in een deuk. Robert Plant, de voormalige brulboei van Led Zeppelin, zou zich aan een duetplaat wagen met Alison Krauss, het popprinsesje dat van Grammy’s verzamelen haar beroep had gemaakt. Dat zou nogal een dijenkletser worden!

Niets daarvan. Raising Sand, een feitelijk coveralbum met werk van onder meer Tom Waits, Gene Clarke, Sam Phillips en The Everly Brothers, bleek een très degelijke americanaplaat waarmee Plant en Krauss zich inschreven in de traditie van duetlegendes als Gram Parsons & Emmylou Harris of – recenter – Isobel Campbell & Mark Lanegan. Ze kregen er – o ironie – een Grammy voor en zelfs een raving review in Knack Focus, een ongewoon enthousiaste lofzang die op een ronduit extatische noot besloot. ‘Mochten we met deze plaat niet minstens een paar maanden zoet zijn,’ zo gulpte het destijds uit onze pen, ‘we schreeuwden nú al om een vervolg.’

Aan dat vervolg zijn Plant & Krauss ook begonnen, maar de magie was weg en de inspiratie op. Exit producer T-Bone Burnett en zangpartner Alison Krauss, enter gitaarwonder Buddy Miller en Emmylou Harris-protegee Patty Griffin.

Met Miller als co-producer en Griffin als gastzangeres gaat Robert Plant op Band of Joy verder op zoek naar de roots van de Amerikaanse pop- en rockmuziek. Die blijken andermaal zeer wijdvertakt: van soul en blues over doo-wop, bluegrass en rockabilly tot ouderwetse R&B, country en honky tonk. Ook de oorsprong van het songmateriaal oogt opvallend divers: van traditionals tot songs van Los Lobos, Lightnin’ Hopkins, Low en Townes Van Zandt – ¬¬¬ de enige artiest die ook op Raising Sand al een namecheck kreeg.

De hoogtepunten? Dan vinken we graag Angel Dance aan, de uitermate zwierige opener – courtesy of Los Lobos – waarin het Plant hoorbaar moeite kost om zijn enthousiasme te temperen. Zeker ook een eervolle vermelding voor de swingende rockabillydeun You Can’t Buy My Love, de meeslepende honky tonk van Falling In Love Again en het op een aanstekelijke banjoriedel geschoeide Cindy, I’ll Marry You Someday. Ontroerend mooi is dan weer Satan, Your Kingdom Must Come Down, een traditional die ons eerder alleen van Uncle Tupelo bekend was en die ook een beetje op hun versie lijkt geïnspireerd. En voor Silver Rider, één van de twee songs die Plant hier leent van slowcore-gezelschap Low, zouden we zelfs het zo vaak misbruikte ‘beklijvend’ durven boven te halen.

We zouden hier nog pietepeuterig kunnen doen over de flow van de plaat en aanstippen dat Band of Joy te veel een aaneenschakeling van stijloefeningen is, maar zo kent u ons niet.

Vincent Byloo

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content