Criticasters waren altijd snel klaar met Prefab Sprout: overgepolijst, flets, bloedeloos. Oren laten uitspuiten en Crimson/Red een week lang innemen om dat kwaaltje te verhelpen.
Prefab Sprout ****Crimson/Red
pop
Kitchenware / Icebreaker
Ik denk niet in sterren, want dan zou ik er de zwarte gaten bij moeten nemen. Maar nauwelijks een minuut was The Best Jewel Thief in the World gaande, of een voornemen nestelde zich in mijn hoofd: als Paddy McAloon dit niveau in de aansluitende negen songs volhoudt, krijgt hij er vier. Et voilà.
Wie in de jaren tachtig snakte naar een intelligent, maar niet minder popminnend alternatief voor de banale manoeuvres in de hitparade, vond in Prefab Sprout – net als in de kliek XTC, Scritti Politti en Aztec Camera – een verlossende bondgenoot. Daarna verloor boegbeeld McAloon zich in vreemde hersenkronkels. Hij nam tientallen platen op in zijn thuisstudio Andromeda Heights, nabij Newcastle, maar kon er zich niet toe bewegen ze ook uit te brengen. Hij vermeide zich in het schrijven van weelderige songs, maar schatte de logische samenwerking met een symfonisch orkest even hoog in als het laten trekken van een gezonde kies. De grillen van een kluizenaar.
Maar kijk: Crimson/Red is precies het klankspel dat je van de huidige eenmansgroep Prefab Sprout verlangt. Zilveren melodieën, beeldrijke en slimme teksten, gladgestreken glorie, veelgelaagd raffinement. Kortom: pop die meer gemeen heeft met classicistische gildebroeders als George Gershwin, Cole Porter of Burt Bacharach dan met paljassen als Black Eyed Peas.
Dat Paddy McAloon alle instrumenten op Crimson/Red eigenhandig bespeelt, kon je verwachten (ongetwijfeld was hij daarna te moe om er nog een pakkende titel bij te verzinnen). Sensationeler is dat hij vandaag – zesenvijftig, woekerende witte baard, gehoor- en gezichtsbeperkt – nog altijd zingt als de frisgeschoren jongeman die op de hoes van het onvolprezen Steve McQueen (1985) zo zelfzeker zit te wezen.
Net als dat meesterwerk staat Crimson/Red bol van de bedwelmend mooie, met zachte penseeltrekken vormgegeven songs. Gesynthetiseerd, dat wel. Maar dan nog staat McAloon in fraaie metaforen stil bij zijn lichamelijke aftakeling (List of Impossible Things) en het daverende verschil met vroeger (Adolescence). Hij herinnert je aan het gesnoef van zijn jongere zelf (‘What do those assholes know?’), en bezingt in The Old Magician de grootste angst van de entertainer: oud en versleten aanspoelen op het strand van de publieke onverschilligheid.
Je hoort het zo: Crimson/Red is Prefab Sprout par excellence. Desnoods de oorarts bellen.
Kurt Blondeel
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier