Pixar zet heel wat werknemers aan de deur, en daarmee een deel van zijn eigen geschiedenis
Wereldberoemde animatiestudio Pixar zette afgelopen weekend meer dan 75 van zijn werknemers op straat, toch atypisch voor zo’n stabiel bedrijf dat al decennialang het imago van eindeloze groei uitstraalt. Het was de grootste C4-uitdeling in meer dan tien jaar.
De dusver ongeschonden Angus MacClane en Galyn Susman, beiden al meer dan twee decennia aan boord bij de iconische studio, mochten afgelopen week hun biezen pakken. De ontslagen zouden te wijten zijn aan de teleurstellende box office van Lightyear, een spin-off rond het personage Buzz uit de Toy Story-wereld, en een film waar eigenlijk niemand om vroeg. MacClane en Susman waren respectievelijk regisseur en producente voor de film.
De film bracht ‘slechts’ 226 miljoen in het laatje, tegenover een productiebudget van 200 miljoen. Met marketing daarbij gerekend draaide de film dus serieus wat verlies. Vergelijk dat met Incredibles 2, die moeiteloos de begeerde grens van een miljard overschreed. Eveneens de eerder lauwe ontvangst van recensenten, ook bij Knack Focus, maakte van Lightyear een onkarakteristiek slappe Pixar-telg. Kenners die de entertainmentgigant volgen zeggen echter dat er meer aan de hand is dan gewoon een tegenvallende film.
Culturele toetsstenen
Sinds een fusie met Disney in 2006 loopt Pixar als een stoomtrein, en spreken fans over de jaren na de fusie zelfs van een ‘Pixar Renaissance’, met de ene culturele en financiële monsterhit na de andere: Cars, Ratatouille, WALL-E, Up en Toy Story 3 kwamen opeenvolgend uit in de vijf jaar na de fusie. Op die vaart zit intussen toch wat sleet, deels door de coronapandemie, de veranderende streamingmarkt, maar ook de oversaturatie die het Disney-label almaar meer typeert. Tussen die gouden periode 2006-2010 kwamen die vijf opeenvolgende culturele toetsstenen uit. In de afgelopen vijf jaar waren dat er zeven, plus nog een ellenlange reeks aan spin-offs, kortfilms, televisieseries, en films onder het Walt Disney Animation Studio-moniker. Van die zeven films waren enkel Toy Story 4 en Incredibles 2 echt schoten in de roos. Al is dat ondertussen nu ook al vier jaar geleden, iets dat de studio niet gewoon is.
Oase in animatiewoestijn
De strijd om de ogen van de jongere generatie is er ook niet minder op geworden. Voor vele decennia was Pixar ongenaakbaar, een oase in de animatiewoestijn, maar de concurrentie is sindsdien serieus aangedikt. Sony’s animatiestudio en DreamWorks Animation slurpen almaar meer marktaandeel op, en ook Nickelodeon mag niet onderschat worden. Illumination, de studio die nu al tien jaar de Minion-plaag op ons loslaat, haalt het geld de voorbije jaren ook met bakken binnen, en dat met veel kleinere budgetten. Pixar blijft een begrip, de opvoeders van ondertussen drie generaties aan kinderen, maar met puur reputatie en imago kom je er ook niet meer, merkt de studio.
Lightyear lijkt op het eerste gezicht dan niet de grootste ramp te zijn voor zo’n instituut. Het is eerder dat het voor Disney-Pixar wel een eerste indicatie is van hoe de wind aan het waaien is, en daar nu tegelijkertijd reactionair en anticiperend op probeert in te spelen. En dat heeft het een beetje aan zichzelf te danken, zeggen critici.
Oudgediende
Voor films waarvan de recensies matig zijn, en het enthousiasme sowieso wat lauw, hebben mensen de neiging gekregen te wachten. En dat heeft Disney zelf wat teweeggebracht met zijn filmbeleid tijdens de pandemie, door films meteen naargelang de releasedatum op het platform te gooien en de nadruk te leggen op Plus, in plaats van te wachten tot de bioscopen weer open konden. Disney Plus is als streamingdienst simpelweg een alternatief geworden voor de dure bioscoopervaring, zeker middenin een economische recessie. Het filmkijkend publiek heeft de reflex gekregen te wachten tot een film als Lightyear verschijnt op het stuk goedkopere Disney Plus, in plaats van de zuurverdiende centen uit te geven aan films die wel eens kunnen tegenvallen.
Disney Plus doet het daarbij ook niet fantastisch goed. Voor het eerste kwartaal van 2023 gaf Disney toe dat zijn aantal abonnees voor de eerste keer sinds zijn oprichting vier jaar geleden gekrompen was, en dat met maar liefst 2,4 miljoen abonnees. Een trend die zich ook bij streaminggigant Netflix en andere platforms doorzet, en dus een verandering in het streaminglandschap zou kunnen betekenen. Met zijn karrevracht aan content, maar verminderde hoeveelheid abonnees heeft Disney het de laatste tijd dan ook knap lastig om profijt te slaan uit zijn streamingdienst. Die online tak lijkt dus een toonbeeld te zijn van hoe Disney zichzelf misschien wel in de eigen voet schoot.
Het lijkt in het algemeen een turbulente periode te zijn bij Disney, en bij verlengde bij Pixar. Door de tegenvallende financiële resultaten van post-pandemie Disney moest de relatief nieuwe CEO Bob Chapek plaats ruimen. De aandeelhouders hijgden iets te hard in de nek van Chapek, die dan prompt werd vervangen door oudgediende Bob Iger. Die moet de stabiliteit en groei zien terug te krijgen, en schijnt dus schoon schip te houden. 75 mensen worden nu kop van jut in die schoonmaak. Deze Pixar-werknemers zouden deel zijn van een imposant herstructureringsplan van Iger waar in totaal 7000 banen geschrapt worden en er 5,5 miljard dollar bespaard zou moeten worden.
Incontournable
En het zijn ook niet de minsten die aan de deur gezet worden. Angus MacClane heeft nu niet het aanzien van een Pete Doctor of Brad Bird binnen animatiekringen, maar fans die de studio van dichtbij volgen weten dat MacClane ook wel meer dan twee decennia in niet onaanzienlijke rollen aan een paar van Pixars grootste kaskrakers gewerkt heeft. ‘Angus? Oof, Lightyear really did a number on this studio’, betreurt een teleurgestelde fan op Twitter.
Hij was animator voor elke Pixar-film tussen 1998 en 2010, de periode waarin Pixar zijn smetteloze reputatie voornamelijk heeft opgebouwd. Voor Finding Dory, de opvolger van Finding Nemo, kreeg co-regisseur MacClane een grotere rol. Hij leek als een van de meest standvastige animators achter de Toy Story-franchise incontournable te zijn geworden, maar tegenvaller Lightyear lijkt daar nu een stokje voor te steken.
Het is vooral aan Susman dat er een legendarisch verhaal hangt. Toy Story kwam uit in 1995, en was voor de vroege jaren van computergeanimeerde films een immense doorbraak. Een opvolger was vanzelfsprekend, maar het bestaan van Toy Story 2 hing aan een hallucinant dun draadje. Mede-oprichter van Pixar, Ed Catmull, schreef erover in zijn autobiografie Creativity Inc.: toen de productie van de film al in zijn laatste rechte lijn zat werd door de (menselijke) fout van een IT’er het overgrote deel van de filmbestanden verwijderd van de servers. De servers werden compleet stilgezet om erger te voorkomen, maar bijna 90% van de afgewerkte film lag in de digitale prullenmand. Zulke toestanden komen nu natuurlijk niet meer voor, waar alles honderdmaal per dag wordt opgeslagen op gigantische externe harddrives en de cloud. In 1999, echter, kon vier jaar aan werk zomaar verwijderd worden.
Maar Pixar had geluk. Susman werkte, toen nog als animator, van thuis uit, aangezien ze een paar maanden voordien bevallen was. We leven nu in het tijdperk van telewerk, maar in de jaren negentig was dat een veel minder voorkomend fenomeen. De jonge moeder had per toeval een volledige kopie van de film op haar persoonlijke computer staan, op dat moment de laatste die er was. Ze wikkelde haar PC in een dikke laag folie, droeg die helemaal naar de studiogebouwen, en redde zo het miljoenenproject waarmee Pixar het decennium met een klepper afsloot.
Een deel van het ongenaakbare imago en zelf-mythologisering die Pixar de laatste twintig jaar zo succesvol heeft opgebouwd, gaan samen met MacClane en Susman dus nu mee de deur uit. Aan het oppervlak blijft Pixar Pixar, achter de schermen lijkt er dus wat meer te morrelen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier