Ook u houdt het niet droog bij ‘All of Us Strangers’

© Parisa Taghizadeh

Andrew Haigh oogstte terecht veel lof
voor All of Us Strangers, een spookverhaal
dat eerder doet huilen dan huiveren. Met dank aan Andrew Scott en Paul Mescal.

Is het een koortsdroom? Of kan hij tijdreizen? Scenarist Adam ­(Andrew Scott) stelt er zich niet veel vragen bij wanneer hij in zijn ouder­lijk huis zijn ­ouders aantreft op de leeftijd die ze hadden toen ze om­kwamen in een auto-­ongeluk, ruim dertig jaar geleden. Hij is blij om hen te zien. Het is helend om eindelijk te kunnen ­praten. Zo veel bleef on­gezegd. Tegelijker­tijd vonkt het alsmaar ­feller tussen hem en ­Harry (Paul Mescal), een van de ­weinige mede­bewoners van een ver­laten ­Londense woontoren.

Andrew Haigh, de Engelse regisseur van ­intieme parels als ­Weekend en 45 Years of de HBO-serie Looking, treft je recht in het hart met zijn spookverhaal annex liefdesfilm All of Us ­Strangers. Onder meer dankzij de piekfijne vertolkingen van Andrew Scott (de hot priest in de serie Fleabag), Paul ­Mescal (Aftersun), ­Jamie Bell (Billy Elliot) en Claire Foy (The Crown). Haigh liet zich inspireren door een roman van de ­Japanse auteur Taichi Yamada, maar verpersoonlijkte het verhaal door van de geliefden in spe mannen te maken én door in zijn voormalige slaapkamer in zijn ouderlijk huis te filmen.

‘We rouwen allemaal wel ergens om. Een relatie die is doodgebloed, een vriendschap die is uitgedoofd of een kindertijd die je niet hebt gehad.’


‘Ik ben een tikje verbaasd dat de film werkt. Het kon zo gemakkelijk niet werken. Je kan die ouders zien of de veel te kleine pyjama en het op slag stom vinden. Ik ben op mijn buikgevoel voortgegaan voor een film die aanvoelt als een melancholische popsong. Soms zoet, soms droevig, soms gewoon mooi’, zegt Haigh wanneer hij ons te woord staat vanuit hartje Londen.

Het is al een vreemde ervaring om je ouderlijk huis na lange tijd terug te zien. Hoe bizar is het om er dan ook nog eens een film op te nemen?

Andrew Haigh: Wanneer je aan een filmscenario sleutelt dat zich deels afspeelt in het ouderlijk huis van het hoofdpersonage, denk je onvermijdelijk terug aan je eigen ouderlijk huis. Ik was er al veertig jaar niet geweest. Het leek me een goede ­manier om de film concreet en ­specifiek te maken in plaats van ­zweverig. De huidige eigenaar had tot mijn vreugde geen bezwaar tegen de opnames. En toen stond ik plotseling in mijn ­gereconstrueerde oude slaapkamer, ge­flankeerd door een filmploeg, terwijl er iemand in mijn bed lag die een versie van mij ­speelde. ­Uiteraard was dat raar. Maar op een goeie ­manier. Het was een catharsis. Ik ben mijn verleden onder ogen moeten komen. Mijn kindertijd was niet meteen gelukkig.

Mogen we vragen waarom je geen gelukkige kindertijd had?

Haigh: Het was een moeilijke periode in mijn leven. Mijn ouders zijn gescheiden toen ik negen was. Ik had het net als Adam moeilijk op school. Ik wil wel aanstippen dat mijn ouders niet zijn overleden in een auto-ongeluk. Veel mensen denken dat sinds de film. Dat was niet mijn bedoeling.

Ik snap het misverstand wel. Je hoofdpersonage Adam heeft zich nooit over de dood van zijn ouders kunnen zetten. All of Us Strangers gaat voor een groot deel over jarenlange rouw.

Haigh: Het boek (Strangers van Taichi Yamada, nvdr.) gaat nog veel meer over dood en rouw. Ik heb me even afgevraagd of ik het verhaal wel mocht vertellen zonder ooit zo’n diepe rouw te hebben ervaren. Ik kan me niet voorstellen hoe het voelt voor een kind om beide ouders te verliezen. Maar ik heb die twijfel opzijgeschoven met het idee dat we allemaal wel ergens om rouwen. Soms letterlijk. Ik ben de vijftig voorbij, ik begin mensen te verliezen. Vroeg of laat verlies je hoe dan ook je ouders. Ze overleven je, gelukkig, zelden. Maar je kan net zo goed rouwen om een relatie die is doodgebloed, om een vriendschap die is uitgedoofd of om een kinder­tijd die je niet hebt gehad. Er zijn zo veel dingen waar je om kan rouwen. Dáár gaat All of Us Strangers evengoed over als over Adam die op jonge leeftijd zijn ouders verloor.

‘Uiteraard was het raar om in mijn ouderlijk huis te filmen. Maar op een goeie manier. Ik moest mijn verleden onder ogen komen.’

Hoe blik jij op de jaren tachtig terug? Uit de film blijkt dat het geen periode was om zomaar nostalgisch naar te zijn.

Haigh: Met nostalgie moet je inderdaad opletten. Het was niet fijn om gay te zijn in de ruige jaren tachtig. Het was een erg homofobe en racistische tijd. Aids en onverdraagzaamheid hebben ­vreselijke ravages aangericht. Ik moest in het reine komen met mijn geaardheid op een moment dat me voort­durend werd ingeprent dat homo­seksualiteit gelijkstond aan aids en een gewisse dood. Geen fantastisch vooruitzicht. Ik ging er al van uit dat ik mijn hele leven alleen zou blijven. Mijn ­generatie heeft veel tijd nodig gehad om alle pijn, trauma, zelfhaat en schaamte een plaats te geven.

Tegelijk vind ik het bijna grappig hoe goed we geworden zijn in ­denken dat nu alles goed gaat. Natuurlijk is dat niet zo. Jonge kinderen kunnen zich nog steeds heel geïsoleerd voelen binnen hun gezin. Dat hoeft niet over geaardheid te gaan. Elk verschil maakt je als kind nerveus en onzeker. Er zijn zo veel redenen waarom je je anders kan voelen dan je ouders. Het kunnen boekhouders zijn terwijl jij popzanger wil worden. Ik zeg maar wat.

Muziek speelt een sleutelrol in je film. Waarom koos je voor The Power of Love van Frankie Goes to Hollywood?

Haigh: Ik kan obsessief naar de ­juiste muziek zoeken. Alle songs in All of Us Strangers zijn songs waar ik als kind dol op was. Ik ben een kind van de ­jaren tachtig, ik draaide de platen van Pet Shop Boys en Frankie Goes to Hollywood grijs. Ze zijn erg queer, ook al werd dat destijds niet benoemd en wist ik dat als elfjarige dus niet. Ik voelde me enorm aangetrokken door die muziek. The Power of Love heb ik ontelbare keren meegezongen op mijn slaapkamer. Ik was er gek op zonder te weten waarom. De magie van pop­muziek is dat het emoties kan uit­drukken die je zelf niet uitgedrukt krijgt. Omdat je er de woorden niet voor hebt. Omdat je er te verlegen voor bent. Of te onderdrukt.

Was meezingen met The Power of Love een manier om je even niet alleen te voelen?

Haigh: Beslist. Je voelt even de pijn, vreugde of liefde van iemand anders. Je voelt het tot diep in je botten. Toen ik opgroeide was het idee dat ik op een dag met een andere man zou samen­wonen en stapelverliefd zou zijn simpel­weg onmogelijk. Zo’n nummer gaf me op vreemde manier een béétje hoop. Daarom wilde ik het absoluut in de film.

Het is niet niks om er niet voor je kind te zijn op het moment dat het jou het meest nodig heeft. Toch blijf je relatief vriendelijk voor de ouders in de film.

Haigh: Het waren andere tijden. Ouder­schap werd anders ingevuld. Ik ­wilde voorkomen dat alle schuld bij de ­ouders zou worden gelegd. Ik heb zelf twee kinderen, ik weet dat het niet ­gemakkelijk is om een ouder te zijn. Het is ook niet gemakkelijk om op ­jonge leeftijd al ouder te ­worden. Ik kan mezelf amper oprapen op mijn vijftigste. Op mijn 25e had ik nooit een vader kunnen zijn. Tegelijk onder­zoek ik in de film wel de effecten. Wat gebeurt er met je als je ouders er niet voor je waren? Dat kan een leven ­fundamenteel beïnvloeden.

Je bent een van de Britse boegbeelden van de new queer cinema. Bevalt die associatie je?

Haigh: Ik maak me daar niet druk in. Ik heb er vrede mee wanneer All of Us Strangers onder die paraplu wordt ondergebracht. Twaalf jaar geleden kreeg Weekend ook al nadrukkelijk het label new queer cinema mee. Ik wil ook niet onderschatten wat zo’n film teweegbrengt bij sommige leden van de gemeenschap. Maar ik vind wel dat All of Us Strangers méér is dan enkel en alleen queer thematiek. Ik vind dat de specifieke queer ervaring deze film net opentrekt. Onmin met je ouders komt veel voor. Er zijn altijd dingen die niet gezegd zijn, maar ­beter wel waren uitgesproken. Of dingen die wel gezegd zijn en dat beter niet waren geweest. En laat het ons wel wezen: je hoeft echt niet gay te zijn om je eenzaam te ­voelen. (lacht) Dat is een universele ­ervaring.

‘Je hoeft echt 
niet gay te zijn 
om je eenzaam 
te voelen.’

Hoe wist je dat acteurs Andrew Scott en Paul Mescal zo’n goede match zouden zijn?

Haigh: Op Andrew Scott ben ik al ­jaren gek. Paul Mescal hebben we nét op tijd kunnen strikken, want zijn ster is nu heel snel aan het rijzen. En Jamie Bell vind ik een topper sinds Billy Elliot.

Ik kan enkel met acteurs ­werken met wie ik een echte band heb. ­Tegen wie ik honderd procent ­eerlijk kan zijn. Dat is een van mijn ­beperkingen. Repetities hoeven niet, maar ik sta er wel op dat we een paar keer ­samen komen om te bespreken wat het scenario voor ons – niet voor mij maar voor ons – betekent. Ik leg weinig op, de acteurs moeten zich het personage eigen maken, maar ik wil wel horen hoe ze het willen aan­pakken.


Paul en Andrew keken van in het begin erg uit naar de samenwerking. Je voelde dat ze oprecht nieuwsgierig waren naar elkaar. Het leek alsof ze voor de start van de opnames al van elkaar hielden. Daar was ik dolblij mee. Als ik die intimiteit kon weerspiegelen in een film, dan zou het al voor de helft geslaagd zijn.

De seksscènes zijn ontroerend. Dat je daar erg goed in bent, bewees je al met de HBO-serie Looking.

Haigh: Dank je. Ik hou van seks­scènes in films, ongeacht de samen­stelling, en ik heb er inderdaad al wat ­ervaring mee. (lacht) Ik benader het altijd op dezelfde manier. Ik vraag me eerst af of de seksscène om de juiste reden in de film zit. Heeft het verhaal het nodig? Is dat niet het geval, dan laat ik de scène vallen. Ik pas voor ­exploitatie.

In All of Us Strangers is de seks ­helemaal niet zo expliciet. Toch komt het erg intiem en eerlijk over. Je voelt met die twee mannen mee. Het is de bedoeling dat je, los van je eigen geaardheid, kan genieten van hoe er tussen twee mensen een intieme band ontstaat.

‘Er zijn zo veel redenen waarom je je anders kan voelen dan je ouders. Het kunnen boekhouders zijn terwijl jij popzanger wil worden. Ik zeg maar wat.’

Je werkte samen met een intimiteits­coördinator. Was dat jouw idee?

Haigh: Nee. Ik stond weigerachtig tegen­over een intimiteitscoördinator. Ik heb, zoals je opmerkte, best veel ­ervaring. Ik weet dat het er bovenal op aankomt om een veilige omgeving te creëren. Ik zou zelf nooit naakt willen zijn op een filmset. Ik durf thuis al niet naakt rond te lopen, laat staan in aanwezigheid van een hele filmploeg.

In dit geval was de intimiteits­coördinator een vrouw. Terwijl het om seks tussen twee mannen gaat. Dat was een beste rare situatie. Maar ik begrijp waarom intimiteits­coördinatoren ingeburgerd raken. Ze zorgen ervoor dat niemand iets doet dat hij of zij niet wil doen. Want het klopt dat een acteur of actrice ­tijdens het draaien soms ja zegt tegen ­bepaalde zaken zonder het te menen. Die intimiteitscoördinatoren zijn er om het gesprek aan te gaan, niet om je als regisseur op te leggen wat je wel en niet mag doen. Ze helpen de ­grenzen te verduidelijken. Wat mag aangeraakt worden en wat niet? Maar op een gekke manier zorgde dat net voor méér stress. Je wordt bang dat je je hand verkeerd legt. Want wat was er nu weer afgesproken?

All of Us Strangers

Vanaf 14.02 in de bioscoop.

Geboren in 1973 in het Engelse Harrogate.

Breekt door met de romantische queer film Weekend (2011) en bevestigt met 45 Years (2015) en Lean on Pete (2017).

Schrijft en regisseert mee de HBO-serie Looking (2014–2015).

Wint met All of Us Strangers zeven prijzen op de British Independent Film Awards en wordt genomineerd voor acht Bafta’s.

Voedt samen met schrijver Andy Morwood twee dochters op.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content