Wat hebben de films One Battle After Another, Deliver Me from Nowhere en Bugonia met elkaar gemeen – behalve dat het prestigeprojecten met grote Hollywoodsterren zijn? Ze raakten allemaal niet of nauwelijks uit de kosten. Is 2025 het begin van het einde voor de volwassen mainstreamfilm?
Ontdek alles wat u moet onthouden van 2025 in ons dossier.
Het blijft een bizarre paradox: One Battle After Another – Paul Thomas Andersons epische Thomas Pynchon-trip met grote namen als Leonardo DiCaprio, Sean Penn en Benicio del Toro – werd dit jaar bejubeld door zowat iedereen die nog weet wat mise-en-scène betekent. Critici stonden op banken, cinefielen op stoelen, en zelfs het aanwezige publiek wilde drie uur lang meegaan met de morele waanzin van een verwarde revolutionair. Maar de kassa? Die rinkelde allerminst. Wereldwijd schoof de teller richting 200 miljoen dollar, terwijl het budget rond de 130 miljoen hing en het marketingbad daar nog eens tientallen miljoenen bovenop had gepleurd. Resultaat: prestige bij de vleet én een hoop tevreden klanten, maar winst? Nope. Au contraire.
Bruce Springsteen mag dan de ziel van Amerika bezingen, maar die ziel zat blijkbaar thuis te streamen.
Andere prestigefilms deden het nauwelijks beter. The Smashing Machine, over MMA‑legende Mark Kerr, zette Dwayne Johnson in zijn ‘zie‑me‑hier‑eens‑serieus‑acteren’-modus en leverde headlines en Oscarbuzz op, maar geen tickets of break-even; de fanbase bleek vooral op TikTok te leven, waar naar de cinema gaan een vintage hobby uit de jaren negentig lijkt. Deliver Me from Nowhere, de Springsteen‑biopic met Jeremy Allen White, haalde 44 miljoen op een budget van 55 en werd door de boekhouding meteen onder ‘teleurstelling’ geklasseerd – The Boss mag dan de ziel van Amerika bezingen, maar die ziel zat blijkbaar thuis te streamen.
Reddingsboei
Bugonia, Yorgos Lanthimos’ ecologische horrorfabel met Emma Stone en Jesse Plemons, verdiende zijn dertig miljoen terug maar bleef een niche binnen een niche, terwijl After the Hunt, Luca Guadagnino’s academische post‑MeToothriller met Julia Roberts op scherp, mikte op awards maar strandde op magere recensies én box office. En dan was er nog Mickey 17, Bong Joon Ho’s ambitieuze sci‑fi met Robert Pattinson, die met een openingsweekend van amper 19 miljoen op een budget van 118 de kroon zette op het flopjaar.
We kunnen al die flops natuurlijk dramatisch inkaderen: ‘Het Einde van Volwassen Hollywoodcinema!’ Maar de realiteit is minder apocalyptisch, en meer boekhoud- en marketingkundig. Deze films kosten simpelweg te veel. Door miljoenensalarissen voor sterren die geen volle zalen meer garanderen, sets met de allure van museuminstallaties, crews die terecht fatsoenlijke lonen krijgen, en marketingcampagnes die doen alsof deze films nog steeds cultureel dominante evenementen zijn. Nu scrolt de potentiële bioscoopganger zijn idolen dagelijks tegen het lijf, waardoor de evenementwaarde taant. Met uitzondering van Tom Cruise – Hollywoods last man standing, jumping and flying – trekt niemand nog volle zalen louter op naam.
Bovendien leeft Hollywood al jaren in een ecosysteem ontworpen voor tentpoles, superhelden en nostalgie die je tot merch kan reduceren. De multiplex is – zeker in de States – afgestemd op jongeren die niet alleen minder vaak naar de bioscoop gaan, maar ook ambiguïteit lijken te zijn afgeleerd. Als een film geen duidelijke moraal, slechterik, plottwist of levensles serveert, dan vindt men die verwarrend, traag, pretentieus, of het ergste scheldwoord van deze tijd, ‘mid’. Opmerkelijk: al deze titels haalden in Europa wél hun quota, alsof het oude continent nog even de rol van reddingsboei voor volwassen cinema wil spelen.
Al deze titels haalden in Europa wél hun quota, alsof het oude continent nog even reddingsboei wilde spelen.
Daarbovenop woekert de concurrentie van de streamers. Als Guillermo del Toro, Kathryn Bigelow of Noah Baumbach hun prestigeprojecten meteen bij Netflix parkeren – met Frankenstein, A House of Dynamite en Jay Kelly als recentste voorbeelden – waarom zou het publiek dan nog zijn kont opheffen voor titels die qua ambitie nauwelijks verschillen van wat hen thuis te wachten staat, zonder parkeerkosten en met pauzeknop?Dat al die verheven filmauteurs dan ook ophouden zich te verkleden als witte ridders van de zevende kunst, wanneer ze vooraf goed weten dat hun hun werk niet meer dan streamingvoer is, exclusief gereduceerd tot pixels op het kleine scherm.
La-la land der blinden
Het commerciële klimaat wordt sowieso alsmaar volatieler. Het Barbenheimer-fenomeen – Barbie en Oppenheimer kwamen tegelijk uit – was nog geen twee jaar geleden hét bewijs dat volwassen mainstreamfilms nog steeds konden knallen – samen goed voor meer dan twee miljard. Maar dat soort virale convergenties zijn zeldzaam en vallen moeilijk te reproduceren. Het was een gelukkige samenloop van memes, marketing en gemeenschapslust. En van kwaliteit.
Zoals Hollywoods favoriete pessimist William Goldman – scriptdokter extraordinaire – orakelde: ‘In the movie business, nobody knows anything.’ Dat was in 1983. De uitspraak was toen al waar, maar in 2025 klinkt ze als bedrijfsadvies. Cinema is al zo vaak doodverklaard – door de komst van geluid, van tv, van VHS, van streaming – en wat leeft er nog steeds? Juist. De bioscoop zal opnieuw muteren, opnieuw schipperen en – zelfs zombies gaan niet zolang mee – opnieuw overleven.
De soep wordt heet opgediend? Sure thing. Maar in Hollywood wordt ze vooral snel koud. En verdampen zal ze nooit. Er is immers nog een dimensie die de spreadsheets niet vatten: prestigeprojecten leven langer dan hun openingsweekend. Ze worden geciteerd in essays, herontdekt op festivals, opgewaardeerd in retrospectieves, en krijgen een tweede adem via streaming en onderwijs. De afrekening maak je dus niet nu, maar over tien, twintig jaar, wanneer blijkt dat een film die ‘flopte’ toch het culturele geheugen kleurde. De kassa mag dan teleurgesteld zijn, de canon rekent anders.
Bottomline: néé, beste coach potatoes, de volwassen mainstreamcinema is niet dood. Ook in 2026 zullen er studiobobo’s zijn die nog durven te zwaaien met grote cheques voor auteurfilmers, die erop rekenen dat er ook nog een niet-puberaal publiek bestaat. Alleen zullen ze hun eigen waarde moeten herberekenen in een wereld waar zelfs Leonardo DiCaprio, Julia Roberts en Emma Stone niet langer een garantie zijn dat iemand nog uit de zetel komt. Als daar geen virale meme in zit.