Een man, een moord en de koortsige leegte van het bestaan: Albert Camus beschreef het in zijn existentialistische romanklassieker L’étranger. Nu brandt François Ozon het ook op doek: koel, zinderend en ijzig mooi.
‘I’m alive, I’m dead, I’m the stranger’, zongen de treurwilgen van The Cure in hun new wave-hit Killing an Arab. Voor wie het niet mocht weten: die vreemdeling was Meursault, de kille, zonverbrande protagonist uit Albert Camus’ romanklassieker L’étranger uit 1942. Nog altijd vormt dat boek – nos excuses, Jean-Paul Sartre – het literaire zenit van het existentialisme, gedrenkt in zon, zweet, morele leegte en mediterrane melancholie.
‘Ik ben al lang fan van The Cure, maar nog langer van Camus’, lacht François Ozon, wanneer we op een terras in Venetië polsen naar wie er eerst kwam in zijn tienerjaren. De Franse veelfilmer heeft altijd iets van een goedgeklede saboteur gehad: een cineast die het burgerlijke comfort van de Franse cinema binnensluipt om het van binnenuit te ontregelen. Met L’étranger – zijn 23e langspeler in 27 jaar – keert hij terug naar de bron van existentiële vervreemding en levert de maker van 8 femmes, Swimming Pool en ander fraais zijn beste film in jaren af.
Het verhaal – in koel zwart-wit gegoten – is dat van Meursault, een Franse klerk in Algiers die zijn moeder onbewogen begraaft en, verdoofd door hitte en vervreemding, een man – een Arabier – doodschiet, om vervolgens onverschillig toe te kijken hoe de maatschappij hem moreel terechtstelt, terwijl hij mijmert over de zinloosheid van het bestaan.
‘Ik wilde eigenlijk een film maken over een jongeman die zich probeert te leven in de absurditeit van onze tijd’, zegt Ozon. ‘Maar geen enkele producent vond dat interessant. Pas toen ik L’étranger herlas, besefte ik dat Camus alles al geschreven had: het nihilisme, de eenzaamheid, de weigering om te spelen volgens de regels van de maatschappij. Alleen de context was veranderd. Het was onmogelijk om de film te maken met de blik van iemand in 1942. Wij weten wat erna kwam: de onafhankelijkheidsoorlog in Algerije, het koloniale schuldgevoel, tot nu. Tot Gaza.’
Apart
Camus, geboren in Frans-Algerije en in 1957 winnaar van de Nobelprijs voor literatuur, was de filosoof van het absurde: de mens zoekt betekenis in een universum dat er geen heeft. Zijn antwoord was geen wanhoop maar verzet. In L’étranger is Meursault de man die weigert te faken, die niet huilt wanneer men dat van hem verwacht, en daardoor verdoemd wordt. ‘Hij liegt niet’, zegt Ozon. ‘Hij speelt het spel niet mee. Hij voelt verlangen, maar geen liefde. En dat maakt hem waarachtiger dan de rest.’
Dat L’étranger al eerder werd verfilmd – in 1967 door Luchino Visconti – maakte het risico alleen maar groter. ‘Die film, met Marcello Mastroianni als Meursault, was visueel prachtig maar conceptueel log: existentialisme als kostuumdrama. Visconti is een genie, maar van die film heb ik nooit gehouden.’ Ozon doet het tegenovergestelde. Hij stript Camus tot de essentie, dempt de glans van het zand en laat enkel het zinderende niets over.

Zijn ‘lichte wijzigingen’ wegen zwaar. De film opent niet met de bekende openingszin van het boek, ‘Aujourd’hui, maman est morte. Ou peut-être hier, je ne sais pas.’ Hij begint met de nog vaker geciteerde zin uit het tweede deel: ‘J’ai tué un arabe.’ Een schok, maar ook een rauwe bekentenis. ‘Ik was bang voor die zin,’ bekent Ozon. ‘Maar zelfs Camus’ dochter zei me: laat hem staan.’
Toch geeft hij de naamloze Arabier in de film uiteindelijk wel een naam, een identiteit. ‘Camus deed dat niet, maar dat was niet racistisch. Dat was de ruwe stijl van Amerikaanse polars, detectiveromans, waarin hij schreef. Vandaag choqueert dat. Je kunt in deze tijden niet meer doen alsof dat geen betekenis heeft. Camus is in Algerije geboren. Camus beschouwde Algerije als zijn thuis. Hij hoopte dat het zo kon blijven als de Algerijnen de Franse nationaliteit kregen. Frankrijk weigerde dat te doen, wat uiteindelijk tot de oorlog heeft geleid.’
‘De twee gemeenschappen leefden naast elkaar, maar niet samen’, vult Ozon aan. ‘Ze waren vreemden voor elkaar. De Fransen spraken Frans, de Arabieren Arabisch. Camus zelf sprak geen woord Arabisch. Het was een samenleving van mensen die elkaar kruisten zonder elkaar te ontmoeten. In de bus zat men aan verschillende kanten, de vrouwen gesluierd. Ik heb dat willen tonen met archiefbeelden: bewijzen dat het om een soort van apartheid ging. Sommige Fransen ontkennen dat nog steeds. Maar het was wat het was.’
Heilige stilte
Benjamin Voisin – die doorbrak in Ozons zomerse coming-of-agesprookje Été 85 (2020) – speelt Meursault met de emotionele amplitude van een standbeeld. Ozon gaf hem de aforismen mee van Robert Bresson (Notes sur le cinématographe, uit 1975), liet hem diens Pickpocket kijken, en verbood hem elke vorm van psychologie. ‘We willen vandaag alles verklaren, maar Meursault moet een mysterie blijven. De invloed van Bresson is voelbaar in de strakke kadrering, de gedempte gebaren, de nadruk op lichamelijkheid boven betekenis.’
Wat L’étranger ademt, is stilte. De zee schittert als een mes. De zon is een moordenaar. En toch sijpelt er – het blijft Ozon – ook een homo-erotische onderstroom binnen: de blik tussen Meursault en zijn celgenoot, de nabijheid van mannenlichamen die zwijgen. Verlangen zonder uitdrukking, schuld zonder pathos.
‘Ik weet nog altijd niet wat het betekent, maar het is prachtig.’
‘Camus zei dat Meursault de enige Christus is die we verdienen’, lacht Ozon, vanachter zijn Ray Ban. ‘Ik weet nog altijd niet wat het betekent, maar het is prachtig.’ Het zou ook over hemzelf kunnen gaan: de cineast als zondaar die de heiligheid van het morele midden verdedigt. In zijn handen wordt L’étranger een cinematografische paradox: koel en broeierig tegelijk. Alsof Visconti en Bresson samensmelten, met Killing an Arab van The Cure op de eindaftiteling: mediterrane noir met een new-wave hartslag.
‘Wij zijn allemaal ooit wel een keer Meursault’, besluit Ozon. Peut-être. Maar niet iedereen filmt hem zo glashelder, zo verdoemd mooi.
L’étranger
Vanaf 30.10 in de bioscoop.
François Ozon
Geboren op 15 november 1967 in Parijs.
Volgt regie aan de befaamde Parijse filmschool La Fémis.
Krijgt internationaal aandacht met zijn kortfilm Une robe d’été (1996), zijn langspeeldebuut Sitcom (1998) bombardeert hem tot enfant terrible van de Franse cinema.
Regisseert 23 langspelers, van intieme drama’s tot burleske satires.
Bekendste films: Sous le sable (2000), 8 femmes (2002), Swimming Pool (2003), Frantz (2016) en Grâce à Dieu (2019).