Interview: Stine Sampers (Generatie Nu)
Voor de reeks Generatie Nu interviewt Tine Hens deze week fotografe Stine Sampers over haar werk en haar leven in de tussenwereld. Lees enkele opvallende passages.
Achttien is ze nog maar, Stine Sampers, maar ze is de enige Belgische fotograaf die de selectie haalde voor If you leave, een verzameling foto’s geselecteerd door Gaetan Verboven. Fotografie is voorlopig nog vooral spelen voor Sampers. ‘Prutsen’, zegt ze. En als ze heel eerlijk is, wil ze dat het dat ook blijft. ‘Ik krijg jeuk van alles wat moet.’
Je bent achttien, net afgestudeerd. Het moment om van fotografie je job te maken, denk ik dan.
Het enige wat ik zeker weet, is dat ik foto’s zal blijven maken. In de eerste plaats voor mezelf. Ik vertrek altijd vanuit wat ik zelf mooi of boeiend vind. Wat anderen daarvan vinden, kan me in de meeste gevallen gestolen worden. In september ga ik waarschijnlijk kunstwetenschappen studeren in Gent. Geen fotografie, neen. Het klinkt vreemd, maar ik fotografeer te graag om het te studeren. Ik zou me snel opgesloten voelen in een routine die dan misschien zijn stempel drukt op je foto’s. Ik houd van de vrijheid niet hoeven te weten welke foto ik zal nemen. Dat spontane is me zeer dierbaar. Daarom pruts ik liever wat op mezelf dan een poging te ondernemen om te doen wat anderen verwachten.
Zijn jouw foto’s dan vooral toevaltreffers?
Ik trek enorm veel en dat levert erg veel rommel op. In de week zit ik meestal hier wat op mijn kamer te prutsen en maak ik tot vervelens toe zelfportretten. Het liefst portretten met een hoek af. Ik met een bloedneus, ik met een veel te dik gesmeerd hydraterend gezichtsmasker, ik met een vaas bloemen voor mijn hoofd. Je zou dat experimenten kunnen noemen, vaak is het niet meer dan verveling. Ik houd ervan om op een plek te zijn met bijzonder of bevreemdend licht – dat maakt mijn dag goed. Ik heb altijd wel een wegwerpcamera in mijn handtas om precies dat licht te betrappen. In het weekend zit ik meestal in Gent, Antwerpen of Brussel. Ik zoek locaties en neem een paar vriendinnen mee om portretten te maken. Die shoots zijn altijd heel ontspannen, soms bijna therapeutisch. We tetteren evenveel als we foto’s nemen. Maar tijdens die shoots is het weer het licht dat allesbepalend is. Als je het licht op de juiste manier gebruikt, heb je geen Photoshop nodig. Ik gruw daar trouwens van.
Zweer je zeer nostalgisch bij analoog?
Niet echt, neen. Ik gruw van Photoshop omdat het een gemakkelijkheidoplossing is. Het maakt je lui als fotograaf. Je hoeft op het moment zelf niet scherp te staan, want je kunt je beeld nadien oppompen of bijwerken. Hetzelfde met zwart-witfoto’s: mij lijkt het een vorm gemakzucht en vaak ook een manier om gebreken te verdoezelen. Ik kies heel resoluut voor kleur omdat de wereld in kleur is. En omdat het moeilijker is goede kleurenfoto’s te nemen. Dat ik zowel analoog als digitaal fotografeer, heeft niets met nostalgie te maken. Ik ben achttien. Het zou maar triest zijn, als ik nu al last had van nostalgie. Met welk fototoestel ik werk, maakt mij niet zo veel uit. Het beeld is het belangrijkste. Het toestel bepaalt misschien wel de kwaliteit van een beeld, maar niet de sfeer. Bij mij is de sfeer alles.
Ben je bang om te mislukken?
Dat gebeurt en dan maak ik veel te lang geen foto’s. Er is zo’n overvloed aan beelden, en daarover kan ik me zorgen maken als ik in een dip zit. Ik ga nooit zo goed zijn, denk ik dan. Of: ik ben hier maar wat aan het aanmodderen. Ik ben met een behoorlijke portie perfectionisme opgevoed. Als ik goede punten had, kreeg ik van mijn ouders meestal te horen dat het nog net iets beter kon. Het voordeel is dat ik – in tegenstelling tot een pak leeftijdsgenoten – besef dat je moet werken om iets te bereiken. Het nadeel is dat het me soms verlamt. Zeker als ik weer eens een paar nachten niet geslapen heb. Dan kijk ik naar mijn foto’s en vraag ik me af of het niet tijd wordt om een duidelijke identiteit te ontwikkelen. Hoewel: ik heb daar steeds minder last van.
Wat bedoel je daarmee? Je hebt fotografen met een – hoe zal ik het zeggen – vaste truc die ze bijna altijd toepassen. Het maakt hun foto’s zeer herkenbaar, maar het zorgt er ook voor dat ze altijd een beetje hetzelfde doen. Vroeger vond ik het jammer dat ik niet zo’n persoonlijke truc had waarop ik kon terugvallen. Ondertussen hoef ik dat trucje niet meer. Mijn foto’s zijn herkenbaar door hun sfeer.
Het volledige interview met Stine Sampers vindt u in de Knack Focus van deze week (nr. 31)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier