Harris Dickinson debuteert als regisseur: ‘Cinema mag er soms een tikje over gaan’

Harris Dickinson, tot nu toe vooral als acteur bekend, maakt zijn regiedebuut met ‘Urchin’ © Getty
Dave Mestdach
Dave Mestdach Chef film van Knack Focus

Hij was de hunk die Nicole Kidman een glas melk liet opdrinken in Babygirl. Nu imponeert Harris Dickinson ook achter de camera met Urchin, zijn regiedebuut over een outcast op de dool. Straks eregast en afsluiter van Film Fest Gent, nu al in Knack Focus. ‘Ik heb meestal nul verwachtingen als ik ergens aan begin.’

Hij zette zijn kaaklijn op scherp in Ruben Östlunds Gouden Palm-winnende satire Triangle of Sadness, liet Nicole Kidman braaf haar melk opdrinken in Halina Reijns kinky psychothriller Babygirl, en groeide uit tot dé Britse hunk die regisseurs casten wanneer ze schoonheid en melancholie in één, genetisch gezegend lichaam willen vatten. Maar vergis u niet: Harris Dickinson is niet alleen gemaakt om meisjeskamers, en glossy covers te sieren. Hoewel hij nog altijd geen dertig is, blijkt de jonge Londenaar immers ook een begenadigd filmmaker te zijn. In zijn regiedebuut Urchin – in Cannes lovend onthaald, en binnenkort slotfilm in Gent – bewijst hij alvast dat hij veel meer kan dan alleen zijn sixpack laten glimmen.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Urchin volgt Mike (een gedreven Frank Dillane), een dakloze junkie die tussen straathoeken, gevangenismuren en halfslachtige tweede kansen laveert. Hij lijkt telkens op weg naar verlossing, maar is ook altijd maar een stap verwijderd van de ondergang. Dickinson filmt hem niet als strompelend cliché, maar als iemand die tegelijk charmant, manipulatief, geestig en verdrietig is. Het resultaat is even schrijnend als hallucinant: Urchin is sociaal realisme doorspekt met hallucinaties van mossige grotten en gotische kapellen die meer over trauma’s zeggen dan welke maatschappelijk werker ook. Het is sociaal drama met een scheut psychedelische poëzie, alsof Mike Leigh en Ken Loach van de paddo’s hebben geproefd.

Dat een 28-jarige selfmade man dit uit zijn mouw heeft geschud – hij schreef ook het scenario – maakt het des te straffer. Dickinson, die geen filmopleiding volgde maar kortfilms draaide tussen acteerjobs door, plaatst zich meteen in een traditie die doorgaans is voorbehouden aan grijzende vaklui met een BAFTA op de schouw. Hij doet het met flair, empathie en een gezonde dosis zelfspot: zijn eigen rolletje als straatschurk Nathan is meer cameo dan egotrip. En terwijl Urchin de ronde doet op filmfestivals wereldwijd wacht alweer een ander ijkpunt voor zijn boomende carrière: volgend jaar mag Dickinson immers zijn beste Liverpudlian accent opzetten als John Lennon, tijdens de opnames van Sam Mendes’ ambitieuze Beatles-biopics, waarin Paul Mescal, Barry Keoghan en Joseph Quinn de Fab Four zullen vervolledigen als respectievelijk Paul McCartney, Ringo Starr en George Harrison.

‘De kiem voor Urchin werd zo’n zes jaar geleden gelegd’, zegt Dickinson zelfverzekerd maar tegelijk schuchter, en innemend. ‘In het begin was het een ander soort narratief, maar ik wist dat ik het moest vereenvoudigen. Het moest gaan over cyclisch gedrag: hoe mensen dingen verbergen, fabriceren, maskeren. Omdat het mijn eerste film was, wilde ik me niet verliezen in gecompliceerd gedoe. Ken je beperkingen, weet je wel.’

Kwam de drang om te regisseren voort uit dit verhaal, of omdat enkel acteren je geen voldoening gaf?

Harris Dickinson: Ik wilde eigenlijk al regisseren vóór ik acteur werd. Als kind maakte ik skateboardvideo’s en korte filmpjes met vrienden. Ik wist niet eens dat regie een carrière kon zijn. Acteren kwam  spontaan, en plots probeerde ik twee ladders tegelijk te beklimmen. Rond mijn 22e draaide ik een kortfilm voor de BBC, en via hen kon ik dit project ontwikkelen.

‘Ik wilde eigenlijk al regisseren vóór ik acteur werd.’

Urchin verkent de wereld van dakloosheid en verslaving. Hoe heb je je daarin verdiept? Door zelf op straat te gaan slapen?

Dickinson: Zo method ben ik niet. (grijnst) Ik wilde wel recht doen aan het onderwerp. Ik werkte met hulporganisaties in Oost-Londen, en sprak met mensen die verslaving van dichtbij kenden. Daarnaast haalden we ook specialisten binnen: van trauma- en geestelijke gezondheidszorg tot gevangenishervorming. Het script moest kloppen, anders stond het op drijfzand.

Zou je Urchin ook als een politiek statement bestempelen, à la Ken Loach?

Dickinson: Misschien. Er zit een politieke onderstroom in, maar het draait vooral om het individu. Ik wilde niet enkel naar de instituties wijzen, want er zijn zo veel mensen in de publieke sector die ongelooflijk werk leveren ondanks het feit dat het systeem hen soms in de steek laat, wegens de onderfinanciering. Hopelijk zet de film wel iets in beweging.

‘Er zit een politieke onderstroom in Urchin. Hopelijk zet hij wel iets in beweging.’

Bij dit soort thema’s verwacht je rauw realisme, als een soort nieuwe Naked, van Mike Leigh. Maar je voegt er ook surrealistische toetsen aan toe.

Dickinson: (knikt) Die elementen waren er altijd al. Ik hou van realisme, maar ook van mythes en folklore. Cinema mag balanceren op de rand van het gewone, en er soms een tikje over gaan. Naked was een grote invloed, vooral de manier waarop Mike Leigh een immoreel, onvoorspelbaar personage neerzet dat je toch blijft volgen. David Thewlis’ performance is daarin fenomenaal.

Die van Frank Dillane – de jonge Voldemort uit Harry Potter and the Half-Blood Prince en ook bekend van de serie Fear the Walking Dead – is anders ook memorabel.

Dickinson: Frank was waanzinnig moedig. Hij durft slecht te zijn, en dat is een kwaliteit die weinig acteurs hebben. Hij probeert, verkent, verrast. Dat gaf me zo veel opties op de set. Zelf ben ik eerder bang om iets slechts te proberen, maar hij gaat eroor. Met het hoofd vooruit.

Je hebt zelf ook een rolletje, als junkie die af en toe de boel oppookt.

Dickinson: Dat was wel niet gepland. Een week voor de shoot viel een acteur uit, dus sprong ik in. Ik kende de wereld en het personage, en Frank en ik hadden een goeie klik. Maar eerlijk: het was neurotisch. Constant heen en weer rennen naar de monitor. Niet gezond.

Je toont Londen op een manier die we zelden zien, ver weg van de toeristische hotspots.

Dickinson: Ik ben opgegroeid in Oost-Londen en heb vijf jaar lang plekken verzameld: een hoek, een muur, een bankje. Ik wilde geen platte clichés van graffiti en grijsheid. Daarom ook dat hotel in de film: ik heb daar zelf gewerkt tussen mijn 17e en 19e, eerst achter de bar, daarna in de keuken en uiteindelijk deed ik ook roomservice. Later werd het een goedkoop opvangtehuis, maar voor de film hebben we het opnieuw ingericht – nog groezeliger, maar ook met iets raars van een vakantieoord aan de rand van Londen. Ook het gebouw waar in de film vuilnis wordt opgehaald kende ik: ik deed er ooit exact hetzelfde werk. Ik was altijd bezig, om onafhankelijk te kunnen zijn. Vanaf mijn 14e had ik een krantenronde, daarna werkte ik in cafés, bars, retail. Dat soort jobs hield me dicht bij mijn working class roots, en dat gevoel van nabijheid was cruciaal voor deze film.

Veel regisseurs hebben één bepaalde film waardoor ze verliefd werden op cinema. Jij?

Dickinson: Het is niet dat ik als kind naar wereldcinema keek, moet ik bekennen. Ik keek naar Forrest Gump, Batman. En High School Musical. (lacht) Dat waren popcornfilms, maar zelfs die gaven me de focus en de ontsnapping die ik nodig had. Pas later ontdekte ik Federico Fellini, Lynne Ramsay, Jonathan Glazer, Agnès Varda. Regisseurs die balanceren tussen realisme en magie en me eindeloos blijven inspireren.

Je ster is de jongste jaren fel gerezen dankzij films als Triangle of Sadness en Babygirl. Je werd zelfs een sekssymbool. Hoe kijk je naar dat succes?

Dickinson: Ik heb meestal nul verwachtingen als ik ergens aan begin. Dan kan het alleen maar meevallen. (lacht) Ik laat het gewoon gebeuren. Babygirl was zo’n project waarvan ik geen idee had hoe mensen zouden reageren. Zou het hen opwinden, of zouden ze het uitproesten? Of beide tegelijk? (grijnst) Triangle of Sadness kon ook alle kanten op maar eindigde zelfs bij de Oscars. Dat was een prachtige rit. Ik ben dankbaar dat Ruben Östlund me meenam.

In 2028 zien we je in Sam Mendes’ fel geanticipeerde Beatles-biopics. Hoe bereid je je voor om een popicoon als John Lennon te incarneren?

Dickinson: Ik zit de hele tijd naar The Beatles te luisteren. Natuurlijk kende ik ze wel, maar pas nu begrijp ik hun enorme impact op de popcultuur en hun muzikale genialiteit. Het voelt bijzonder om deel uit te maken van zo’n groots project.

Tot slot: hoeveel films wil je maken?

Dickinson: (beslist) Vijftien. En als de helft daarvan oké is, ben ik tevreden. Op dit moment heb ik maar één idee in ontwikkeling, ik werk graag project per project. Maar ik wil niet twintig jaar wachten, zoals Gary Oldman die na Nil by Mouth in 1997 geen enkel regieproject meer gemaakt kreeg. Ik hoop sneller terug te keren.

Wij ook. Afspraak straks in Gent.

Urchin

Is de slotfilm van Film Fest Gent op 18.10, met Harris Dickinson als gast. Ook te zien op 19.10, info: filmfestival.be. Vanaf 04.03.2026 in de bioscoop.

Harris Dickinson

Geboren in 1996 in Oost-Londen.

Stopt op zijn 17e met school. Komt in het theater terecht via acteerworkshops voor jongeren.

Breekt door in de VS met de indiehit Beach Rats (2017).

Speelt mee in o.a. Maleficent, The King’s Man, The Iron Claw en Babygirl.

Debuteert als regisseur met Urchin in de nevensectie Un Certain Regard in Cannes, waar hoofdrolspeler Frank Dillane wordt bekroond als beste acteur.

Incarneert John Lennon in de Beatles-biopics van Sam Mendes, voorzien voor 2028.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise