Een gesprek met regisseur Lars Von Trier: ‘Mijn lichaam is kapot. Mijn geest wellicht ook’

© /
Dave Mestdach
Dave Mestdach Chef film van Knack Focus

Knack Focus brengt u in de laatste weken van 2018 de beste verhalen van het afgelopen jaar. Een daarvan is dit gesprek met regisseur Lars Von Trier, die dit jaar terugkeerde op het hoogste plan met The House That Jack Built.

Lars von Trier verheft moorden tot kunst in The House That Jack Built, de serial-killer thriller waarmee hij dit jaar zijn comeback maakte in Cannes – mét de nodige controverse, uiteraard. Op visite bij ‘een zieke geest in een ziek lichaam’.

Lees hier de rest van de beste Knack Focus-verhalen uit 2018.

Zeven jaar is het ondertussen geleden dat Lars von Trier in Cannes, tijdens de persconferentie van zijn doemdrama Melancholia, de desastreuze woorden ‘oké, ik ben een nazi’ uitsprak. Maar ook al dien je alles wat de onverbeterlijke Deense provocateur uit zijn mond én zijn camera sleurt best met een fikse schep zout te nemen, de maker van Breaking the Waves (1996), Dancer in the Dark (2000), Dogville (2003) en andere bekroonde films werd voor het leven van de Croisette verbannen. Hij bood achteraf zijn excuses aan, maar een pardon leek er niet meteen in te zitten.

Die scène waarin Jack door het raam kijkt en zegt dat niemand meer in staat is tot empathie, weerspiegelt precies hoe ik naar de huidige maatschappij kijk.

De verbazing – of is het de opluchting? – was dan ook groot toen het Franse festival dit jaar zijn verloren zoon toch terug in de armen sloot, al was niet iedereen van de directie daar happy mee en zou het een comeback blijken die ze zich ginds nog lang zullen heugen: Von Trier kwam er aanzetten met The House That Jack Built, een portret van een seriemoordenaar dat ‘het idee viert dat het leven betekenisloos en kwaadaardig is’. Afgesneden vrouwenborsten, neergeschoten kinderen, verminkte lijken en gemartelde dieren passeren inhibitieloos de revue, wat bad boy Lars weer eens minstens evenveel boegroep en walk-outs als applaus en cinefiel enthousiasme opleverde.

Wat hij serveert, is een 150 minuten durend gruwelbanket, opgedeeld in vijf ‘incidenten’, zoals killer Jack (Matt Dillon) ze noemt, en die op de voice-over door hem en Verge (Bruno Ganz) worden becommentarieerd terwijl de twee afdalen richting hel. Ondertussen neemt Von Trier ruimschoots de tijd om de esbattementen van Jack, een mislukte architect die moorden een kunstvorm vindt, in beeld te brengen met zijn inmiddels welbekende mix van handbewogen realisme, koele afstandelijkheid en aardedonkere humor.

Het is alsof Von Trier, die met de jaren steeds gretiger in zijn fobieën en obsessies roert en met zijn publieke persona lijkt vergroeid, je binnen laat gluren in zijn eigenhandig getimmerde horrorhuis. En al is de film te lang, te gratuit en te cerebraal om écht de koude rillingen over je rug te laten rollen, andermaal betoont de regisseur zich een sadistische sater die weigert gevangenen te nemen, waarbij Matt Dillon in de huid van de blanke, godvrezende, misogyne, narcistische would-bekunstenaar mag kruipen die zo verdorven is dat hij – stel je voor – zowaar zelfs Lars von Trier had kunnen heten.

In die zin zou je The House That Jack Built kunnen beschouwen als een grotesk zelfportret. Of tenminste toch als een exorcismeritueel waarin Von Trier zijn donkerste, meest seksistische en moordzuchtige gedachten botviert en bezweert. Dat hij al jaren met depressies, angstaanvallen en neuroses kampt, is genoegzaam bekend. Dat die ook fysiek hun tol hebben geeist, is op zijn tweeënzestigste pijnlijk duidelijk.

‘Geen vragen over Lars’ trillende handen of over zijn moeizame manier van praten’, benadrukt zijn persattachee voor het interview, daags na de gecontesteerde première in Cannes. Waarop ik de kamer binnenstap en Von Trier kinderlijk openhartig en spontaan zegt: ‘Sorry, maar ik kan je geen hand geven. Let niet te veel op mijn bevende handen en hoofd. Het resultaat van jaren van antidepressiva en alcohol. Mijn lichaam is kapot. Mijn geest wellicht ook.’

'THE HOUSE THAT JACK BUILT had nog onbehaaglijker gekund. Allemaal de schuld van Disney.'
‘THE HOUSE THAT JACK BUILT had nog onbehaaglijker gekund. Allemaal de schuld van Disney.’

Blij om terug in Cannes te zijn? Of voel je nog rancune na wat je hier zeven jaar geleden is overkomen?

Lars von Trier: Ik was ontroerd na de première. Het publiek heeft me warm onthaald. Ik wil dat bewuste incident bij Melancholia graag vergeten, maar dat is niet makkelijk. Het heeft mijn leven twee jaar lang in een levende hel veranderd. Ze hebben me vervolgd wegens nazisympathieën. De Deense politie heeft me ondervraagd en gezegd dat ik vijf jaar cel in Marseille riskeerde. Vijf jaar is lang, zeker in Marseille. (grijnst) Ik ben sowieso bang van alles en nog wat. Die affaire heeft me hard geraakt. Het was alsof een hele natie mij wilde zien hangen, terwijl ik nochtans altijd sympathie voor Frankrijk heb gehad.

Is The House That Jack Built een soort mea culpa ten aanzien van je publiek?

Von Trier: Ik denk nooit aan het publiek wanneer ik een film maak. Ik ben mijn publiek. Dat is de enige manier waarop ik kan werken. Veel filmmakers vijlen hun film bij om zo veel mogelijk mensen in de bioscopen te krijgen. Ik jaag mensen de zaal uit. Tegen wil en dank. Het is belangrijk om niet door iedereen goed gevonden te worden, anders heb je als kunstenaar gefaald.

Als jij je publiek bent, ben je dan ook je films?

Von Trier: Ik bedenk ze, ik regisseer, monteer en produceer ze. Mijn films gaan over wat mij raakt, wat me bezig houdt, maar dan tot op de limiet getrokken. Ze hebben veel gekost. Van mezelf, maar ook van mijn familie. Ik heb vier volwassen kinderen – ze zijn in de twintig nu – en die verwijten me voortdurend: waarom was je er nooit voor ons, maar wel altijd voor je films? Ik vind dat een makkelijk verwijt, maar het is toch niet wat je hoopt te horen van je kinderen. Ik dacht altijd dat ik een geweldige vader was, maar desondanks schreeuwen ze constant tegen me.

Waren je films die prijs dan wel waard?

Von Trier: Ik heb altijd gedacht dat filmmakers op een bepaald moment hun piek bereiken en daarna aftakelen. Het probleem is vaak: ze verwerven een bepaalde status, die status vereist een bepaald publiek en door dat publiek te plezieren daalt de kwaliteit en de integriteit van hun werk. Ik probeer niet in die val te trappen, al is dat lastig. Voor mij is The House That Jack Built twintig procent te populair.

Had ik die nazi-uitspraak in Duitsland gedaan, dan was er nooit zo veel ophef over gemaakt.

Hoe bedoel je precies?

Von Trier: De bedoeling was om een film te maken over een mannelijk hoofdpersonage dat zo kwaadaardig is dat je onmogelijk enige empathie voor hem kunt voelen. Jack is puur kwaad. Ik denk dat de film nog minder behaaglijk, nog puurder had gekund. Maar het probleem is: je kunt niet aan jezelf ontsnappen. Je put altijd uit de kennis en de ervaring die je in het verleden hebt opgedaan. Misschien had ik schilder moeten worden. Ik beef tegenwoordig zo hard dat ik geen rechte lijn meer kan schilderen. Mijn werk zou dus per definitie spontaan en onbehaaglijk geweest zijn. Een camera kun je altijd aan een ander doorgeven. Het is bovendien moeilijk niet voorbereid op een set te komen, om puur op instinct te werken. Weet je, het is allemaal de schuld van Disney. Als kind was ik verslingerd aan de strips van Donald Duck. Die gaan in rechte lijnen en met rechte kaders van het ene plaatje naar het andere. Donald Duck heeft me geconditioneerd en al mijn spontaneïteit verneukt.

Geloof je in de romantische idee dat je moet lijden voor je kunst?

Von Trier: Ik ben bang van wel. (lacht) Alle kunstenaars die ik bewonder, hebben afgezien. Maar dat klinkt zo negatief. Alles is gewoon zo negatief.

The House That Jack Built schetst ook geen fraai beeld van het menselijke beestje. Heb je überhaupt nog vertrouwen in de maatschappij?

Von Trier: Momenteel lijkt alles in duigen te vallen en de verkeerde kant op te gaan. Ik geloof dat het gouden tijdperk van de democratie achter ons ligt, en omdat we op de top stonden, zagen we niet welke smurrie er al die tijd onder aan de berg aan het gisten was. Het wordt een hele uitdaging voor de jonge generaties om het tij te keren. Ik weet niet of het nog kan. In de film zit een scène waarin Jack door het raam kijkt en zegt dat niemand meer in staat is tot empathie. Wel, die scène weerspiegelt precies wat ik voel, hoe ik naar de huidige maatschappij kijk. Het huis van de democratie heeft een levensgroot probleem. Het lekt langs alle kanten. Hoe iemand als Trump verkozen is kunnen worden, een egomaniak die zo pathologisch liegt dat niemand zijn leugens nog herkent… De leugens moeten almaar groter en groter worden om nog op te vallen. Het is gewoon… (valt stilt en staart voor zich uit)

Genoeg over Trump. Het is inmiddels drieëntwintig jaar geleden dat je het Dogma-manifest schreef, dat stelde dat films volgens bepaalde regels gemaakt moeten worden: alleen handbewogen camera, geen extra licht, geen muziek, decors of attributen… Schiet daar in The House That Jack Built nog iets van over?

Von Trier: Even weinig als van de democratie. (grijnst) De Dogma-regels vereisten veel kracht en discipline van de regisseur. Die heb ik niet meer. Ik probeer wanhopig manieren te vinden om mijn verhalen verteld te krijgen, of om mijn angsten te bezweren, maar het wordt almaar lastiger. Mijn kracht ligt tegenwoordig vooral in scenario’s schrijven en monteren. Daarin voel ik me vrij. Daaruit haal ik mijn plezier. Dat is ook het enige waar ik volgens mij in de loop der jaren in verbeterd ben.

'Er zit veel Jack in mij. Het verschil is dat ik nooit iemand vermoord heb. Voorlopig.'
‘Er zit veel Jack in mij. Het verschil is dat ik nooit iemand vermoord heb. Voorlopig.’

Jack vindt dat kunst vermoord wordt door moraal. Ben je het daarmee eens?

Von Trier: Dat is wat William Blake zei. Ik begrijp waar politieke correctheid vandaan komt, waar zelfcensuur vandaan komt, maar ik ben en blijf een loyale verdediger van de vrijheid van meningsuiting. Ik vond het wel heel erg ironisch dat het festival van Cannes net in het teken van de vrijheid van meningsuiting stond toen ik na die bewuste persconferentie verbannen werd. Ik ben gewoon onhandig geweest met mijn uitspraken. Had ik ze in Duitsland gedaan, dan was er nooit zo veel ophef over gemaakt. Omdat ze daar veel meer in het reine zijn met het naziverleden en beter een slechte grap van ernst kunnen onderscheiden. Frankrijk heeft een trauma overgehouden aan het Vichy-regime, aan de collaboratie en de Jodenvervolging. Het heeft die dingen veel meer in de doofpot gestopt. Het waren de verkeerde woorden op de verkeerde plek. Plus: het was de schuld van de alcohol. Het was mijn eerste persconferentie waarop ik niet gedronken had. Dat overkomt me nooit meer. (lacht)

Haal je dan inspiratie uit alcohol?

Von Trier: Nee. Alleen uit coke. Dat heb ik vaak gebruikt toen ik jonger was. En dat werkte prima. Alcohol is gewoon een trieste, afstompende verslaving. Ik werk aan mijn probleem. Ik ga af en toe naar een ontwenningskliniek. Maar niet nu en niet hier. Cannes is niet de beste plek om te stoppen met drinken. (lacht)

Jack is fan van dichter en schilder William Blake, maar ook van Glenn Gould, de beroemde concertpianist. Jij dus ook?

Von Trier: Gould is voor mij altijd het zinnebeeld van het genie geweest. En van de excentriekeling. Hij en Bowie. Gould had een stoel die zijn vader speciaal voor hem gemaakt had en die eigenlijk te laag was voor de piano, maar hij heeft op die manier leren spelen en vanuit die beperking zijn kunst gecreëerd. Dat is iets waar ik op mijn onbeholpen manier ook naar streef.

In de film zit dan ook een montagesequens die het idee illustreert dat kunst en leven elkaar voortdurend overlappen. Daarvoor gebruik je zowaar ook beelden uit je vorige films. Zie je jezelf als een duivelskunstenaar?

Von Trier: Zo lijkt het inderdaad. De hele film lijkt wel mijn testament. Maar de waarheid is dat de filmclips die we wilden te duur bleken qua copyrights. Dus dacht ik: what the fuck, ik gebruik gewoon mijn eigen films. Die zijn wel lang niet zo goed als die van Hitchcock, Kubrick, Murnau, Dreyer en noem maar op, maar ze zijn tenminste gratis. Het was een grap, maar ook een economische ingeving. Er zit nu eenmaal veel Jack in mij. Het verschil is dat ik nooit iemand vermoord heb. Voorlopig althans. Ik heb er wel al vaak over gefantaseerd. (grijnst)

Lars von Trier

Geboren op 30 april 1956 in Kopenhagen, Denemarken als Lars Trier. Voegt daar later het aristocratische ‘von’ aan toe.

Groeit op in een commune. Zijn ouders zijn antiautoritaire communisten.

Richt in 1992 de filmproductiemaatschappij Zentropa op, die uitgroeit tot de grootste van Scandinavië.

Stelt in 1995 mee het Dogme 95-manifest op, met tien kuisheidsregels waaraan regisseurs zich moeten houden. Maakt zelf maar één Dogma-film: The Idiots (1998).

Is een kind van Cannes. Haalt negen keer de officiële competitie en krijgt er de technische prijs voor The Element of Crime (1984), de Juryprijs voor Europa (1990), de Grand Prix du Jury voor Breaking the Waves (1996) en de Gouden Palm voor Dancer in the Dark (2000).

Nu je ze voor die clips toch opnieuw hebt moeten zien: hoe kijk je terug op je films tot hier toe?

Von Trier: Ik kijk er liefst niet op terug. (grijnst) Af en toe zag ik een scène waarvan ik dacht: da’s wel aardig. But that’s it. Mijn films herinneren me vooral aan het feit dat ik in mijn leven niet voldoende risico’s heb durven te nemen. Ik heb altijd gedacht: ik probeer iets, en als ik er bedreven in blijk, dan gooi ik het weg en doe ik iets helemaal anders. Maar dat heb ik nooit gedurfd. Het is ook erg moeilijk. In elke mens schuilt een burgerlijk, conformistisch gewoontedier. Ik denk graag dat ik een rebel ben, maar dat ben ik niet. Ik ben een mislukking ten opzichte van de artiest die ik vroeger meende te zijn.

Na die ontboezeming is het misschien niet het juiste moment om de vraag te stellen, maar wat zijn je plannen voor de toekomst?

Von Trier: Ik plan een reeks van kortfilms in zwart-wit met als titel Etudes. Tien minuten durende films, gedraaid in maximaal twee, drie dagen. Er is een Franse filmprofessor die een boek geschreven heeft over de 36 verschillende intriges die een film volgens hem kan hebben. Ik ga die één voor één afwerken. Ik heb er zin in omdat het fysiek niet te zwaar is, omdat het me de komende jaren bezig zal houden, en omdat ik een goede cast zal kunnen verzamelen. Er zijn veel bekende acteurs die graag met mij willen werken. Maar meestal zijn ze te duur voor een langspeler, en meestal zijn ze me na drie dagen beu. Dus dit project is perfect. (lacht)

Je legt jezelf dus andermaal een stel regels en limieten op. Waarom ben je daar zo tuk op?

Von Trier: Om je een banaal antwoord te geven: ik ben opgegroeid in een commune zonder regels. Alles kon en alles mocht toen ik klein was. Ik heb altijd mijn eigen regels moeten verzinnen om mezelf op te voeden, om mijn huiswerk te maken, om boodschappen te doen, om vroeg op te staan. Ik heb ook altijd autistische neigingen gehad, al heette dat vroeger niet zo en vond men mij gewoon een raar kind. Als mijn legoblokken niet perfect juist stonden, ging de atoombom die nacht zeker vallen. Zo panisch was ik. Regels boden me houvast, een vorm van veiligheid. Ze schiepen orde in de chaos. En dat doen ze nog steeds. Een beetje toch.

The House That Jack Built

Vanaf 17/10 in de bioscoop.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Dit is het coververhaal van Knack Focus dat woensdag 10 oktober verschijnt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content