Eat, sleep, paint, repeat: Rinus Van de Velde over zijn nieuwe kortfilm

© Tim Van Laere Gallery, Antwerp - Rome
Geert Zagers
Geert Zagers Journalist bij Knack Focus

Steeds opnieuw moet een schilder dezelfde dag beleven in A Life in a Day, de derde kortfilm van Rinus Van de Velde, te zien in zijn nieuwe expo in Tim Van Laere Gallery. Enige gelijkenis met het echte leven van de kunstenaar is niet op toeval gebaseerd.

‘Een paar dagen geleden is er brand uitgebroken in een aanpalend bedrijf’, zegt Rinus Van de Velde. ‘Toen ze klaar waren met blussen, wilde de brandweer het ook hier inspecteren. Zodra de poort openging, zag je ze kijken. Ze snapten er niets van. Ze dachten dat wij treincoupés restaureerden. Heeft toch even geduurd voor ik uitgelegd kreeg wat we hier precies aan het doen zijn.’

Het is februari en we hebben afgesproken in een hangar op het industrieterrein van Merksem. Tekenen doet Van de Velde nog altijd in Antwerpen zelf. Dit is zijn tweede atelier, de plek waar de kartonnen decors gebouwd worden die als basis voor zijn tekeningen dienen. Vandaag is hij er, met een kleine ploeg assistenten en vrienden, bezig aan de opnames van zijn nieuwe kortfilm.

De brandweer heeft een punt: het ís een bevreemdende setting. Achter de banale industrieterreinfaçade schuilt een fictief universum van haast megalomane proporties. Aan de metershoge wanden zijn zijn oude decorstukken gestockeerd, een absurde verzameling kartonnen auto’s, kartonnen palmbomen, kartonnen boten en kartonnen huizen die enkel met een vorklift naar beneden gehaald kunnen worden. De ruimte in het midden, met zwarte doeken herschapen tot filmset, is groot genoeg om er een trein te laten rijden. Iets wat ik weet omdat er daadwerkelijk een trein aan het rijden is.

‘Actie’, zegt Van de Velde, terwijl hij meevolgt op de monitor. Een assistent doet de camera, een andere is focuspuller met dienst. Een derde, verstopt in het onderstel, duwt een acht meter lange trein in papier en karton naar een levensgroot, geknutseld perron, waar een vierde assistent, de hoofdrolspeler, aan het wachten is. Hij draagt een rubberen masker met de gelaatstrekken van Rinus Van de Velde en lijkt weggelopen uit een David Lynch-film. Buiten beeld kruipt een vijfde assistent onder de trein, waar hij aan twee nauwelijks zichtbare koordjes trekt. De harmonicadeuren gaan open, de man met het masker stapt de trein op.

‘Stop maar’, zegt de cameraman. ‘De deuren zijn niet tegelijk opengegaan. We moeten opnieuw.’

‘Maakt dat iets uit?’ vraagt Van de Velde.

‘Je ziet dat op beeld.’

‘Ja, maar maakt dat iets uit?’

Het is een van de eerste scènes van A Life in a Day, Van de Veldes derde, woordeloze kortfilm, die vanaf deze week getoond wordt in zijn nieuwe show in Tim Van Laere Gallery. Het verhaal is dat van een schilder, een alter ego van Van de Velde, die steeds opnieuw dezelfde dag beleeft. Hij staat op, neemt de trein en spreekt af met een mysterieuze galerist die net iets te veel op Tim Van Laere lijkt om toeval te zijn. Daarna trekt hij de natuur in en schildert hij zijn werken en plein air, om vervolgens via een ondergrondse tunnel en een hockneyaans zwembad naar huis terug te keren en in bed te kruipen. Waarna zich identiek dezelfde dag voltrekt.

© Alle beelden Courtesy Tim Van Laere Gallery, Antwerp – Rome

Het is een wereld gemaakt uit papier en karton, maar het vraagt weinig verbeelding om erin te geloven. De trein, die eerder al in zijn expo’s bij Bozar en in Voorlinden te zien was, is tot in de kleinste details vormgegeven. Er is patina op de houten wielen geschilderd, ingebeelde slijtage van jarenlang over ingebeelde sporen te rijden, en mos op de tredes naar de treindeur. In de coupé liggen papieren sigarettenpeuken in de asbakken. (Ooit lag er een lolly in de vuilnisbak, in verschillende lagen geschilderd voor de juiste glans, maar die is ergens tijdens een expo gestolen, zegt Van de Velde. Ook museumbezoekers kunnen dieven zijn.) Het is pas als je erop begint te letten dat je de barsten in de realiteit ziet. De plastic ramen die bewegen als er een zuchtje wind is. De tegelschroeven van het perron die verdacht veel op kroonkurken lijken. De naad van het gezichtsmasker die net boven de kraag uitsteekt.

© Alle beelden Courtesy Tim Van Laere Gallery, Antwerp – Rome

Voor de duidelijkheid: de kortfilm is niet het enige dat Van de Velde toont in de Tim Van Laere Gallery. Het is het verhaal dat de rest van de show aan elkaar bindt. Nog altijd hangen er de grote houtskooltekeningen waar hij om bekendstaat, deze keer stills uit de kortfilm. Er zijn de maquettes, knap geknutselde sculpturen, die ook in de film opduiken. De meeste werken aan de muren zijn kleurtekeningen in oliepastelkrijt, nadrukkelijk geïnspireerd door pleinairisten als Vincent van Gogh, Alfred Wallis, Claude Monet en Gustave Courbet, waarin Van de Velde zich inbeeldt een tijdgenoot en vriend van hen te zijn. Het is het volgende hoofdstuk in de fictieve autobiografie van Rinus Van de Velde, een wereld die alleen maar groter en groter wordt.

© Alle beelden Courtesy Tim Van Laere Gallery, Antwerp – Rome

Hoe ben je met films begonnen?

Rinus Van de Velde: Ik speelde al langer met het idee om iets meer met de decors te doen. Mijn assistenten hebben hier volledige jungles, vliegtuigcrashes en vissersboten gebouwd, uitgewerkt tot in de kleinste details, maar niemand zag ze ooit. Ik maakte er een tekening van. Mensen zagen die tekening. Het decor ging naar het containerpark. En dat was het.

Een jaar of zes geleden zag ik een documentaire over André Breton, de godfather van de Franse surrealisten. Breton had tijdens zijn leven een enorme kunstcollectie aangelegd in zijn Parijse appartement, waar hij zeventig jaar had gewoond. Na zijn dood, net voor alles verkocht werd, zijn ze met een camera een laatste keer door het hele huis gegaan. Zijn hele collectie zag je in slow motion voorbijkomen. Toen ik dat zag, dacht ik: misschien moet ik mijn decors ook zo documenteren.

Mijn eerste kortfilm was eigenlijk niet meer dan een verzameling kleine scènes in verschillende decors, aan elkaar geplakt. Doorheen de jaren is er meer verhaal in geslopen. Er is een soundtrack bij gekomen. Ik ben zelf – of toch een man met een masker van mijn hoofd – de hoofdrol beginnen te spelen. Maar het basisidee blijft het documenteren van de decors.

Zie je jezelf dan als filmmaker?

Van de Velde: Nee. Ik heb geen ambitie om een langspeelfilm te maken. Acteurs regisseren interesseert me niet. Het stoort me niet als er een spot in beeld komt of als de focus soms flou is. Het mag die DIY-esthetiek net hebben. Ik zie mijn kortfilms als videokunst. Niet als cinema.

Zonder die context werken ze ook minder goed. Mijn vorige films heb ik eens in een cinema in Berlijn getoond, maar dat voelde vreemd als ik daar in de zaal zat. Ze hebben de setting van een tentoonstelling nodig. Je moet eerst de tekeningen en de sculpturen kunnen zien.

Op een manier lijken je films te verwijzen naar de vooroorlogse cinema, toen Duitse expressionisten de meest groteske decors bouwden en Alfred Hitchcock al eens een miniatuurtrein door een maquette van een berglandschap trok.

Van de Velde: Ik ken de filmgeschiedenis niet goed genoeg om me daarin te durven plaatsen. Dat zijn dus vooral toevallige referenties, vrees ik. Nu ja, niet helemáál toevallig wellicht: dat was ook een periode in de cinema waarin er vanuit de beperking gewerkt werd. Ik heb ook geen digitale effecten ter beschikking. Ik zit ook vast in een atelier. Dan kom je vanzelf bij gelijkaardige oplossingen terecht.

Ik vind het wel jammer dat de cinema die doe-het-zelfmentaliteit ergens onderweg verloren heeft. De filmwereld heeft een merkwaardige obsessie met realiteit en levensechtheid gekweekt die ik niet helemaal snap. Ik las dat Christopher Nolan voor de atoomtest in Oppenheimer een dertig meter hoge toren heeft laten bouwen en een echte bom heeft laten ontploffen. Voor mij had hij dat ook met een maquette mogen oplossen – en dat ook laten zíén. Een film wordt niet minder interessant als je de illusie toont. Op Netflix staat een kortfilm van David Lynch, What Did Jack Do?, met een pratende aap. De mondbewegingen zijn superslecht gedaan. Op geen enkel moment geloof je dat het echt is. Maar na een paar minuten ben je dat vergeten en word je erin getrokken. Dat mis ik soms in de hedendaagse cinema: verbeelding.

© Alle beelden Courtesy Tim Van Laere Gallery, Antwerp – Rome

Zegt de man die zes maanden aan een levensgrote, hypergedetailleerde trein bouwde.

Van de Velde: (lacht) Maar het doel van die trein was niet om realistisch te zijn. We zijn niet vertrokken van de bouwschema’s van een echte trein. We zijn begonnen door grote stukken karton te snijden, die omhoog te houden en in te schatten of dat qua grootte zo ongeveer klopte. En zo zijn we verder blijven werken, tot er een trein stond. Toen de trein in Bozar getoond werd, kwam er een man naar me toe die als conducteur bleek te werken. ‘Je weet toch dat er niks van je trein klopt?’ zei hij. Maar dat was net de bedoeling. Het gaat om het idee van een trein. Wat je je voorstelt als je je ogen sluit en aan een trein denkt.

© Alle beelden Courtesy Tim Van Laere Gallery, Antwerp – Rome

Als Monet in een bos ging zitten, was het ook niet de bedoeling om een perfecte weergave van die bomen te schilderen. Het gaat om de impressie van wat hij op die plek zag en ervoer. Die gereduceerde realiteit is net het punt. Het zou redelijk onzinnig zijn om een zo goed mogelijke nabootsing van de realiteit te willen maken. En ook gewoon minder plezant.

Na een take of vijf is de treinscène al ingeblikt. Rinus Van de Velde regisseert zoals hij tekent: snel. Het maakt de hele setting alleen maar nóg megalomaner. Acht maanden is er aan het decor gebouwd: zes maanden aan de trein, met tussenpozen, en twee maanden aan het station. Uiteindelijk zal daar nauwelijks een minuut aan film van overblijven.

Een dag later zullen ze aan de afbraak beginnen. Binnen een maand of twee moet er alweer een volledig zwembad staan, de setting van de volgende scène. (‘Ik had een beeld in mijn hoofd van een kunstenaar die zijn penselen uitwast in een zwembad’, aldus Van de Velde.) De trein zal gedemonteerd worden en in stukken in de stockage eindigen. Het kartonnen perron wordt aan het einde van de week opgehaald door een afvaldienst.

‘Die gaan ook raar opkijken.’

‘Ik denk niet dat ze daar lang stil bij staan’, zegt Van de Velde. ‘Vroeger, toen de decors nog in mijn atelier in Antwerpen gebouwd werden, reden we zelf naar het containerpark. De ene week stonden we er met een zelfgemaakte iglo. De andere week was het een stuk van een neergestort vliegtuig in karton. Ze keken dan wel eens raar bij de bareel, maar uiteindelijk zeiden ze ook gewoon: “Karton bij papier en karton. Hout bij hout. En die iglo mag op het grofvuil.”’

‘Vind je dat niet zonde?’ vraag ik.

‘Alleen al voor deze film moeten we een trein, een station, een zwembad, een tunnelcomplex, een kluis, een slaapkamer, een dorp, een jungle en een galerie bouwen. Je kúnt dat niet allemaal bijhouden. Dan zou ik drie hangars nodig hebben. Eigenlijk is het vaak net een opluchting als een decor vernietigd wordt. Het teken dat we weer aan iets nieuws kunnen beginnen.’

A Life in a Day is een tijdslusfilm in de traditie van Groundhog Day en Russian Doll, waarin een kunstenaar dezelfde dag eindeloos opnieuw beleeft. Ik vermoed dat daar een betekenis achter zit.

Van de Velde: De minder prozaïsche verklaring is dat het een loop moet zijn, zodat bezoekers in de galerie op eender welk moment kunnen inpikken. (lacht) Maar dat repetitieve is wel een thema, ja. De dagelijkse routine. Dat is de manier waarop ik kunst moet maken. Op een gemiddelde dag sta ik op, teken ik in mijn atelier, rij ik naar mijn galerist en ga ik weer slapen. Als een tekening af is, wordt die gefotografeerd en gecatalogiseerd in mijn archief en gaat het werk de deur uit. Waarna ik weer aan de volgende tekening begin.

© Alle beelden Courtesy Tim Van Laere Gallery, Antwerp – Rome

Ik ben ook geen kunstenaar die op een dagbed ligt na te denken over de volgende penseelstreek, wachtend op een eureka-moment. Voor Luc Tuymans is schilderen een chirurgische act. Hij denkt lang na. Als hij klaar is met denken, begint hij. Voor iemand als Ben Sledsens is het eerder een soort reis op een canvas: hij denkt, hij voegt iets toe, hij denkt, hij voegt iets toe. Ik kan dat niet. Voor mij is tekenen een constante flow. Door een tekening te maken krijg ik weer ideeën voor de volgende tekening.

In Groundhog Day wordt die repetitiviteit voorgesteld als een sisyphusiaanse kwelling waaraan Bill Murray wil ontsnappen. Jouw alter ego lijkt er net zijn geluk in te vinden.

Van de Velde: Toen ze Franz West vroegen wat kunst was, was zijn antwoord: ‘Something to do.’ Daar geloof ik heel sterk in. Het geeft zin aan je leven. Aan het einde van de dag heb je iets gemaakt en is de dag voorbij. Tekenen structureert mijn dag, mijn gedachten, mijn leven. Voor veel mensen is routine een kwalijk woord. Voor mij brengt het rust. Ik wéét wat ik morgen ga doen.

Ik heb kunst al vaak een obsessie genoemd. De laatste tijd heb ik de indruk dat het ook een neurose is die gevoed moet worden. En dat bedoel ik op een goede manier.

Hoe dan?

Van de Velde: Ik heb bijvoorbeeld de vreemde gewoonte om de papiertjes rond de kleurkrijtjes waar ik mee teken bij te houden. Elke keer dat een krijtje op is, leg ik het papieren omhulsel op de bak naast me. Ondertussen is dat een vrij grote stapel geworden. Het klinkt misschien raar, maar ik vind het fascinerend om daarnaar te kijken. Ooit waren dat krijtjes. Nu zijn ze getransformeerd in tekeningen. Dat geeft het gevoel dat ik iets zinvols gedaan heb.

Ik wil de wereld niet veroveren. Er is geen oorlog die ik moet winnen. Ik vind het gewoon een fascinerend idee dat het universum van mijn tekeningen groter en groter en groter wordt. Ergens in 2005, toen ik net afgestudeerd was, zat ik in Het Fonteintje in Antwerpen linzensoep te eten en dacht ik: ik moet een fictieve autobiografie maken. Twintig jaar later is die fictieve biografie er. Dat geeft toch het gevoel dat er íéts gebeurd is.

Je nieuwste alter ego, in A Life in a Day, is een pleinairist die zijn schilderijen in open lucht maakt. In je atelier zag ik een groot kleurenwerk hangen van een oude man in stoel, een schilder die zich teruggetrokken heeft in een klein atelier in zijn thuisstad en enkel nog de bomen in zijn tuin schildert.

Van de Velde: Dat is een zelfportret in de toekomst, waarin ik als oude pleinairist eindig in mijn versie van Giverny, de plek waar Monet woonde en werkte. Dat is de droom, hè. Ik heb al een stuk grond gekocht in Leuven, mijn thuisstad, waar ik een atelier wil bouwen, precies met dat doel voor ogen. Maar bon, ik weet ook dat dat nooit gaat gebeuren.

In je fictieve autobiografie was je al een schaakgenie, een professioneel tennisser, een ontdekkingsreiziger. Een schilder in open lucht worden lijkt dan vrij…

Van de Velde: Haalbaar?

Gewoon een ezel kopen, toch?

Van de Velde: (lacht) Maar dat is het dus niet. Deze zomer heb ik het nog eens geprobeerd. Ik zat een week in Normandië met mijn kinderen. Na een paar dagen dacht ik: ik ga eens een tekening maken van een boom in de tuin. Ik heb al mijn spullen verzameld, ben in het gras gaan zitten en beginnen te tekenen. Maar na vijf minuten denk ik dan: dit is té belachelijk. De kinderen komen iets vragen. Ik ben bang dat ik een zonneslag ga krijgen. Ik heb niet de juiste slijper bij. Zodra de realiteit zich ermee begint te moeien, blijkt het al snel kut. En dan besef ik weer: ik kan er beter over fantaseren.

© Alle beelden Courtesy Tim Van Laere Gallery, Antwerp – Rome

Door maanden aan een reusachtig bos in karton te bouwen, een assistent een masker van je gezicht te geven en dat te filmen?

Van de Velde: Dat klinkt raar, ja. Maar: als ik het op die manier doe, ben ik er niet alleen aan bezig, ik kan in mijn atelier blijven en moet niet bang zijn voor een zonneslag.

Nu, ik snap je punt. Ik probeer mijn werk zo licht en klein mogelijk te houden. Op zich heb ik niet meer nodig dan krijtjes, een blad en vier spijkertjes. Maar na twintig jaar tekenen zit ik met drie ateliers, een loods vol decors, vier assistenten en een vaste transportfirma. Licht en klein is dat niet.

De megalomanie neemt wel toe, ja.

Van de Velde: Dat is de paradox, hè. Heel mijn werk gaat over inbeelden. Over hoe je met fantasie alles kunt beleven zonder het ooit echt te moeten doen – en dat dat eigenlijk evenveel waard is. Maar dan merk ik toch dat alles wat ik doe precies het tegenovergestelde bewijst. Ik ben nogal snel getriggerd door dingen, waarna ik die dingen ook écht wil doen. Vorige week zag ik een foto van Edvard Munch in zijn buitenatelier. Tussen vier houten muren zit hij in de sneeuw schilderen. Meteen springt dan de gedachte in mijn hoofd: waar kan ik een buitenatelier zetten? En: zou ik daar een aannemer voor nodig hebben? Ik besef dat als dat atelier er ooit zou komen ik er waarschijnlijk niet langer dan een uur zou doorbrengen. Ik wéét het, maar ik kan de gedachte niet loslaten. Het is sterker dan mezelf.

© Alle beelden Courtesy Tim Van Laere Gallery, Antwerp – Rome

En zo is mijn leven een eindeloze reeks van idiote plannen. Word ik geïnterviewd voor een podcast, dan wil ik achteraf zelf ook podcasts maken, begin ik te googelen welke microfoon ik best koop en maak ik lijstjes van wat ik aan wie wil vragen. Lees ik te lang over Rodin, dan moet ik opletten dat ik niet opnieuw vijftig ton klei bestel. Kijk ik een documentaire over Glenn Gould, dan denk ik dat ik écht een professioneel pianist kan worden, koop ik een piano en oefen ik elke dag negen uur. Tot ik dat na een maand weer beu ben. Keer op keer trap ik in dezelfde val.

Zei je nu net opníéuw vijftig ton klei?

Van de Velde: Dat is een lang verhaal. Een beetje schaamtelijk ook.

Ik heb nog even.

Van de Velde: Een paar jaar geleden had ik het idee om mijn decors in klei te maken. Op zich hield dat steek. Ik ben ooit begonnen als beeldhouwer. Ik heb een permanente fascinatie met Rodin. En als we klaar waren met een decor, konden we met dezelfde klei een nieuwe set bouwen. Ik had uitgezocht dat ik ongeveer vijftig ton plastiline moest hebben, een kleipasta op basis van olie. In Italië had ik een leverancier gevonden die dat soort hoeveelheden kon maken. Ik zag het helemaal voor me, tot een van mijn vrienden zei: zou je dat niet beter eerst proberen met één ton?

Dat heb ik dan gedaan. Na één uur kleien wist ik: dit is verschrikkelijk. Klei is zwáár. Na één ton stond ik al nat in het zweet. Met tien of twintig ton boetseren was gewoon een belachelijk idee. Ik heb die bestelling snel geannuleerd, iets waar die leverancier niet blij mee was: ze dreigden met een proces. (lacht) Ik heb geluk gehad: het heeft niet veel gescheeld of er hadden hier drie opleggers met vijftig ton klei gestaan die ik niet eens ín mijn atelier had gekregen. Soms kan ik niet goed inschatten wat een goed idee is en wat niet.

Die ene ton klei heeft trouwens jaren in mijn atelier gestaan. Nooit meer iets mee gedaan. En zo heb ik ondertussen een kerkhof van spullen die een goed idee leken, maar die ik na een maand alweer beu was. Een zeilboot. Een pooltafel. Een elektrische gitaar. Een pingpongmachine. Nóg een pooltafel. Soms levert dat iets op en eindigt het in een of andere vorm in een tekening of sculptuur. Maar eigenlijk moet ik leren dat die dingen er niet echt toe doen. Ooit ga ik daar raken. Ooit ga ik doorhebben: stop met dingen écht te willen doen en maak gewoon die tekening. Ik ben er alleen heel, heel slecht in. (lacht)

© Alle beelden Courtesy Tim Van Laere Gallery, Antwerp – Rome

A Day in a Life

Van 31.08 tot 07.10, Tim Van Laere Gallery, Antwerpen. Alle info: timvanlaeregallery.com

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content