‘Je moet zien dat mensen nietige mieren zijn’: Denis Villeneuve over ‘Dune: Part Two’

Met Dune: Part Two komt de nieuwe adaptatie van Frank Herberts sciencefictionklassieker pas echt op toerental. Een exclusief gesprek met regisseur Denis Villeneuve.

Moesten er nog vierhonderd ­meter lange zandwormen zijn na Ville­neuves eerste Dune-film? De ­regisseur twijfelde daar niet aan – hij zat pas halfweg zijn adaptatie van de ­dystopische scienfictionklassieker van Frank Herbert – Warner Bros. wilde toch eerst even zien of het ­publiek ook zin had in dit git­zwarte verhaal over een kapot­gekoloniseerde woestijn­planeet met ernstige thema’s als ecologie, extreem ­kapitalisme, machtspolitiek of religie. Timothée Chalamet, Zendaya en een crew vol Oscarwinnaars een tweede keer de woestijn in sturen, betekende toch al snel een investering van naar ­schatting ruim 120 miljoen dollar.

Ondanks de pandemie en een wereld­wijde bioscoopdip tekende het publiek gelukkig present: Dune: Part One haalde 402 miljoen dollar op en dus kreeg Part Two groen licht.


Kunnen we alvast kwijt: deel twee is beter. Helderder plot, meer grootse actiescènes, minder saaie expositie. Christopher Nolan, regisseur van de Dark Knight-trilogie en Oppenheimer, vindt de sequel zelfs zo ‘ongelooflijk opwindend’ dat hij de vergelijking met zijn favoriete Star Wars-film The Empire Strikes Back niet schuwt.

○○○

Daags na de première in Parijs treffen we een afgepeigerde Villeneuve in het beroemde hotel Le Bristol. Niet omdat hij er te zwaar in gehangen heeft of al te veel interviews gegeven heeft. Hij is doodop omdat hij al zes jaar aan een stuk aan dit droomproject werkt.

Denis Villeneuve: We zijn wellicht iets te snel aan Part Two begonnen. Omdat het zo’n lastige periode voor de ­bioscopen was, hadden we niet veel keuze en investeerden we heel veel tijd in interviews over Part One. Die promotie­tour ging naadloos over in het prijzenseizoen. Zoals je allicht weet heeft een Oscar-campagne in de VS veel weg van een politieke ­campagne. Ik wilde wel verder sleutelen aan de voorbereiding van Part Two maar moest voortdurend opdraven.

Die campagne was in elk geval best succesvol: Part One won in de technische categorieën maar liefst zes Oscars.

Villeneuve: Ik trek het nut ervan niet in twijfel. Ik vertel alleen waarom ik in overlevingsmodus was. De ­laatste ­momenten van die Oscar­campagne in 2021 vielen samen met de opstart van Part Two, altijd ­intens zoiets. Sets werden ­gebouwd, ­kostuums ont­worpen… De ­production ­design-teams waren al volop in de weer. ­Tussen Part One en Part Two heb ik geen ­moment rust ­gekend waardoor ik doodvermoeid aan ­deze sequel ben ­begonnen. Mijn tank was leeg, niet ideaal voor zo’n ­ambitieuze film. ­Gelukkig had ik het ­grote voorrecht om met een ­geweldige cast samen te werken (naast de acteurs die al in deel één figureerden onder meer Austin Butler, Florence Pugh, Christopher Walken en Léa Seydoux, nvdr.). Timothée en co. ­waren supergemotiveerd en dat was aanstekelijk.

Timothée Chalamet was nog groen achter de oren toen je hem in je eerste Dune-film als de jonge Paul Atreides in de hoofdrol castte. Volgend jaar wordt hij dertig. Heb je hem zien evolueren?

Villeneuve: Destijds was hij amper 23 en een van de weinige jongeren op de set. Hij was omringd door ­mensen met grijs haar. Het was bovendien zijn eerste ervaring met een productie op die schaal. Je zag hem verwoed ­zoeken naar een focus en naar een ­beschermde bubbel terwijl hij eigenlijk zichzelf als acteur nog moest ontdekken. Maar op de set van Part Two kwam ­iemand toe die al heel wat ­antwoorden had ­gevonden. Zijn ­wortels staken dieper in de grond. Timothée was sterker, ­zelfverzekerder, rijper. Het was niet ­alleen een voorrecht om hem man te zien ­worden voor de camera, het ­paste vooral wonderwel bij het traject van zijn ­personage.

Deze keer moet hij zandwormen van een kleine halve kilometer lang besturen, een imposante scène?

Villeneuve: Ha! Elk shot in de film is ­technisch een ­fameuze uit­daging, elk shot vergt vooral een lange voorbereidings­tijd, maar door tijdsdruk kwamen we hier pas tijdens de op­names zelf aan de nodige ­research daarvan toe. Het is een ­plezier om ­zulke spektakelscènes te mogen ­maken, we hebben het ons alleen ­moeilijker gemaakt dan nodig. Maar goed, het is gelukt, we kunnen met trots terug­blikken op onze zandwormen.

‘Waarom ik met echte locaties werk? Ik kan niet anders.’

De release van deel één werd destijds uitgesteld door de pandemie, in de VS kwam hij tegelijk uit op streamingdienst HBO Max. Ondertussen lijkt superheldenvermoeidheid algemener te worden, maar je hoeft deze keer geen nieuw universum meer te introduceren. Kun je het klimaat vergelijken waarin Part One en Part Two uitkomen?

Villeneuve: Nauwelijks. Het verschil is daartoe te groot, om alle redenen die je opsomt. De release van Part One was een nachtmerrie. Álles was tegen ons, de pandemie in de eerste plaats. Het is een half mirakel dat de film het nog zo goed heeft gedaan. Dit keer ben ik er veel geruster in. We hebben wind mee in plaats van tegen.

Je zegt doodop te zijn, maar je hebt het jezelf natuurlijk niet makkelijk gemaakt door maximaal voor natuurlijke decors te kiezen. Voor de woestijnscènes trok je naar de Verenigde Arabische Emiraten. Het is daar snikheet en zand is een verschrikking voor filmapparatuur. Leg nog eens uit waarom dat voor jou zo belangrijk is.

Villeneuve: Frank Herberts roman gaat over uiteenlopende zaken maar zeker ook over de impact van ecosystemen op de mens. Eco­systemen dwingen volkeren tot een bepaalde manier van leven, dwingen ­personages tot bepaalde overlevingsstrategieën. Het boek gaat voor een groot deel over de verreikende ­impact van de omgeving op de mens. Dus dát wil je zo ­krachtig en groots mogelijk op het grote scherm laten zien. Schaal is van het grootste ­belang. Je moet regel­matig zien dat de mensen slechts ­nietige mieren zijn in vergelijking met de omgeving. Zoiets lukt je nooit als je van echte locaties wegblijft, van echt zand, echt licht, echte hitte, echte zons­ondergangen. En zal ik eens iets bekennen?

Graag.

Villeneuve: Ik kan niet anders. Ik heb veel bewondering voor regisseurs die met een green screen uit de ­voeten kunnen. Ik heb die technologie niet in de vingers, ik kom uit de wereld van de documentaires. Ik heb de ­realiteit, echt leven, nodig om iets te kunnen uitbeelden.

Het idee was om woestijn­planeet Arrakis er vervaarlijk vertrouwd uit te laten zien. Ik wil dat de kijker ­gelooft in de wereld die hij ziet. Daarom houd ik me ver van elke vorm van exotisme. De planeet moet juist zo dicht mogelijk bij de kijker staan. Een tastbaar landschap, echte locaties zijn daarbij onontbeerlijk.

Het wordt je soms aangewreven dat je sciencefiction heel ernstig neemt. Dat geldt voor Dune maar evengoed voor je eerdere films Arrival (2016) of Blade Runner 2049 (2017). Wat vind jij de grote troef van het genre?

Villeneuve: Sciencefiction staat je toe om over van alles na te denken ­zonder je te moeten inhouden. Ik ­geloof dat het een gezonde oefening is om onszelf en onze wereld in de toekomst te ­projecteren. Sciencefiction, ook ­dystopische sciencefiction, is een ­manier om naar onszelf te kijken in de toekomst. Dat is belangrijker dan ooit: ik moet je niet vertellen dat we in erg onzekere tijden leven en voor ­enorme uitdagingen staan. Sciencefiction staat filmmakers bovendien toe om ­moeilijke onderwerpen aan te ­snijden die je niet of veel moeilijker kunt ­behandelen in realistische films.

Zoals religie, een van de hoofdthema’s van Dune?

Villeneuve: Exact. (lacht) Dankzij science­fiction kan ik waarschuwen voor de gevaren van religie zonder gelovigen te schofferen. Héérlijk! Het gaat in Dune immers niet om een ­concrete religie maar om een ­verzonnen cultus.

Religie is een hoofdthema voor Frank Herbert. Zijn boeken zijn een waarschuwing. Wees op je hoede voor messiaanse figuren of een ont­sporende cultus. Dune verkent het gevaar van fanatisme en van een veel te grote machtsconcentratie in één persoon.

Je was als prille tiener al geobsedeerd door Dune. Wat vond je als kind zo fantastisch aan Herberts boeken?

Villeneuve: Als jongen werd ik ­vooral getroffen door het idee van een ­jongen die zijn identiteit vindt in een totaal andere cultuur dan die waarin hij is opgegroeid. De manier waarop Herbert zich door biologie liet ­inspireren, maakte ook grote indruk. Hij beschrijft heelder ecosystemen die niet echt bestaan maar wel heel rijk en overtuigend zijn. Hij wees ­zestig jaar geleden al op de ­impact van het milieu op de mens, zijn ­cultuur en gebruiken. Ik was daarnaast ook zeer gefascineerd door de Fremen, door hun rebellie, cultuur en overlevingstechnieken.

‘Dankzij sciencefiction kan ik waarschuwen voor de gevaren van religie zonder gelovigen te schofferen. Héérlijk!’

Je hebt laten uitschijnen dat je het voor bekeken houdt na een eventuele derde film, een adaptatie van Herberts tweede Dune-roman Messiah. Maar er zijn meer dan genoeg Dune-boeken voor een filmfranchise. Zou je het goedvinden als ze zonder jou die weg inslaan?

Villeneuve: Goeie vraag. Luister, ik heb net zes jaar van mijn leven aan Part One en Part Two besteed. Ik mopper daar niet over – ik voel me juist gezegend, ik zag een droom in vervulling gaan – maar zes jaar Dune? Dat is wel erg veel zand. (lacht)

Lang geleden kreeg ik advies dat ik altijd ter harte heb ­genomen: kies nooit voor een nieuw project ­wanneer je nog aan de opnames van een andere film moet ­beginnen, want je weet nooit hoe je daaruit komt. Meestal ben je na zo’n project een ­andere mens. Je hebt ­nieuwe ­ervaringen opgedaan, je hebt ­nieuwe dingen geleerd, je bent ouder ­geworden… Bijgevolg heb je ­nieuwe ­verlangens, nieuwe dromen en ­nieuwe behoeften.

Wil dat zeggen dat je nog twijfelt aan Dune Messiah? Dat heb ik dan verkeerd begrepen.

Villeneuve: Ik voel aan dat het zin heeft om nog een derde film te ­maken. Ik hou van het idee van een Paul ­Atreides-trilogie en ik hield enorm van de roman Dune ­Messiah. Maar vraag me niet om volgende maand al terug te keren naar de woestijn. Ik ben écht toe aan een pauze. Een ­collega van je vroeg me daarnet naar de titel van mijn volgende film. Ik heb met een grap geantwoord: het heet Sleeping in Canada.

Ik moet naar huis om te rusten, te mediteren en rustig uit te vissen wat de volgende stap moet worden. Ik kan wel bevestigen dat Dune ­Messiah al work in progress is. Een vriend van me werkt er al op. Maar het ­project heeft nog veel aandacht van me ­nodig. En die aandacht kan ik op dit moment niet geven.

Voel je je onder druk gezet?

Villeneuve: Ik weet één ding zeker: ik ga me niet overhaasten. Ik gruw van het idee dat je een project op de rails zet nog voor het scenario is afgerond. Dat is het ergste wat je film kan overkomen, maar het gebeurt vaak in Hollywood.

Die Dune-boeken worden ­trouwens gaandeweg almaar ­vreemder en complexer. Heel ­interessant om als fan te lezen maar nog vele malen moeilijker om te adapteren. Het is meer dan een ­beetje gek om nu al over nog verdere films te praten. We zien wel waar ik na Dune Messiah sta. Tegen dan zou ik tien jaar op Arrakis hebben doorgebracht en ik heb nog heel andere verhalen in me. Er is nog zoveel dat ik graag eens zou uitproberen.

‘Ik hou van het idee van een Paul Atreides-trilogie, maar ik ga me niet overhaasten.’

Moet je Messiah niet verfilmen als je écht wilt meegeven waar het Frank Herbert om te doen was?

Villeneuve: De tragiek van dat boek en de melancholie van Paul ­Atreides sloeg me plat. Hij wordt bejubeld om zijn daden, maar de gevolgen van zijn ­acties zijn verschrikkelijk. Frank ­Herbert heeft Messiah geschreven als een reactie op de perceptie van het ­eerste boek. Hij was verrast en diep teleurgesteld dat veel mensen in Paul Atreides een held zagen. Hij zag ­Dune helemaal niet als een ­positief boek dat een grote held viert. Hij had net het tegen­overgestelde voor ogen. Hij wilde een waarschuwing de ­wereld in ­sturen en op het gevaar van ­messiaanse ­figuren wijzen. ­Dune ­Messiah ­corrigeert dat. Het is een soort van ­epiloog die verduidelijkt hoe je het ­eerste boek moet lezen. Ik heb ­geprobeerd om daar in de films van bij het begin rekening mee te houden.

Die andere verhalen waar je het net over had, zullen dat ook spektakelstukken zijn? Werk je, zoals Christopher Nolan, het liefst voor de grootste bioscoopschermen en een breed publiek?

Villeneuve: Al mijn volgende ­projecten zijn ontworpen voor de bioscoop. Daarmee bedoel ik dat ze uitgedacht zijn voor het grote scherm en de collectieve ervaring. Zulke spektakelstukken vergen veel stamina. De opnames duren een eeuwig­heid, net als de voor­bereiding en de postproductie. Ik denk niet dat ik dat binnen 25 jaar nog zal aan­kunnen. Op dat moment schakel ik wel weer over op intiemere films maar voorlopig heb ik nog de energie voor grote producties.

Geloof je dat cinema die grootse opgezette films nodig heeft om te overleven?

Villeneuve: Dat is niet zozeer wat ­cinema nodig heeft, dat is wat ­cinema ís. Ik heb het nu niet over de ­amplitude van het project maar over de wil en de ambitie om op het ­grote scherm te bestaan, om in functie daarvan te denken. Dat kan evengoed met een minimalistische film. Het vergt gewoon een heel andere manier van denken als je (wijst naar een telefoon) voor zo’n scherm werkt dan voor Imax of een scherm dat 70 mm-film aankan. Ik ben nogal gehecht aan de notie van een film als een evenement dat je samen ervaart. Ik ben verslaafd aan dat machtige gevoel van onderdompeling dat je in bioscoop kunt krijgen. Dat is voor mij de ultieme ­manier om een film te ervaren. En daar sta ik lang niet alleen in.

Dune: Part Two

Vanaf 28.02 in de bioscoop.

Denis Villeneuve

Geboren op 3 oktober 1967 in Quebec.

Samen met Christopher Nolan een van de weinige regisseurs die nog grote spektakelstukken maakt waar je je verstand niet voor moet uitzetten.

Breekt internationaal door met Incendies (2010), met de Brusselse Lubna Azabal in de hoofdrol.

Maakt het waar in Hollywood met kleppers als de drugsthriller Sicario (2015), het ontvoeringsdrama Prisoners (2013) en de sciencefictionfilms Arrival (2016) en Blade Runner 2049 (2017).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content