Denis Villeneuves Dune is een ruimteopera die verbaast en verbluft, maar diepe sporen in het buitenaardse zand trekt hij niet.
Na Alejandro Jodorowsky’s geaborteerde en David Lynch’ campy poging om Dune tot leven te wekken is het nu filmfantast Denis Villeneuve die aan de slag gaat met insectvormige ruimtetuigen en hongerige reuzezandwormen. En het moet gezegd: de Canadese scifikampioen achter Arrival (2016) en Blade Runner 2049 (2017) borstelt Frank Herberts cultroman uit 1965 met de breedst mogelijke stroken tegen het doek. Alles aan zijn langverwachte Dune-adaptatie – waarvan het eerste van twee delen nu de bioscopen annexeert – is monumentaal. Van de speelduur van 155 minuten (de director’s cut duurde nog een half uur langer) over de onaardse woestijndecors en fabuleuze designtuigen tot alle beestjes die op het kolossale canvas de ruimterevue passeren. Alsof Villeneuve zowel Star Wars als 2001: A Space Odyssey tot miniatuurschaal wilde reduceren.
Helaas blijkt bigger niet noodzakelijk better, laat staan bevredigender, een wijsheid die gaandeweg opborrelt uit het mulle zand van de planeet Arrakis, waar een titanenstrijd woedt om ‘spice’, de verslavende grondstof die intergalactisch verkeer mogelijk maakt. Ja, er zijn duizelingwekkende vista’s, gewichtige profetieën, epische veldslagen, aristocratische schurken en visionaire heksen. En er is de archetypische jonge held – Timothée Chalamet als zoon van Duke Leto (Oscar Isaac) – die de uitverkorene blijkt, zoals elke scifisaga haar messias en apostels heeft. Alleen houdt Villeneuve er zo hard de pas in, opgejaagd door de pantsersoundtrack van epencomponist Hans Zimmer, dat het lijkt alsof je glad voorbij alle conflicten en dilemma’s schrijdt. Alsof je door de synopsis van Herberts ruimte-odyssee bladert, maar dan één op Bijbel- en Gilgamesj-formaat gecombineerd.
Helaas blijkt bigger niet noodzakelijk better, laat staan bevredigender.
Bovendien valt er geen zandkorrel ironie te bespeuren (of het zou de kolonel Kurtz-impressie van Stellan Skarsgård moeten zijn als nemesis met dienst), laat staan iets wat seksualiteit en ambiguïteit uitzweet, wat meer spektakelstukken hebben in dit tijdperk van nieuwe preutsheid. Het is een beslist fascinerende maar kurkdroge en cerebrale wereld die Villeneuve – bij vlagen met bravoure – evoceert, waardoor alles op en rond Arrakis nooit zo tot leven komt als de used future uit Blade Runner 2049, laat staan dat de tentakels emotioneel even diep reiken als bij Arrival.
Hoewel dit de superblockbuster moet zijn die de box office eindelijk opnieuw als in precoronatijden doet ontploffen, laat Dune dan ook een zanderig smaakje van ontgoocheling na, wat nog niet betekent dat de trip niet de moeite loont. Villeneuve mag dan geen David Lean zijn – en Dune geen interplanetaire Lawrence of Arabia – hij heeft tenminste de ambitie om gravitas aan boord van een Hollywoodepos te smokkelen. Bovendien blijven de nicotinekleurige XXL-cinematografie en de Enki Bilal-achtige decors lichtjaren mooier om naar te kijken dan wat je doorgaans in ruimtefranchises geserveerd krijgt, terwijl Rebecca Ferguson, Oscar Isaac en co. hun personages toch nog een polsslag weten te geven, ook al voel je Villeneuve op de monumentale achtergrond discreet roepen: ‘Voortmaken, jongens. Er komt nog een tweede deel aan.’
Dune
Denis Villeneuve met Timothée Chalamet, Rebecca Ferguson, Zendaya
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier