‘Cannes fatale’ Bérénice Bejo: ‘Ik heb met een hoofdrol de Oscar voor beste bijrol verloren. Une injustice totale!’
Bérénice Bejo heeft het in Cannes allemaal al meegemaakt: succes met de stille komedie ‘The Artist’ en de relatiestudie ‘Le passé’, boegeroep bij het oorlogsdrama ‘The Search’. Dit jaar doet de ravissante Frans-Argentijnse ster de Croisette aan met ‘L’économie du couple’ van onze landgenoot Joachim Lafosse en ‘Fai bei sogni’ van Marco Bellocchio. ‘Je weet nooit wat er in Cannes gebeurt.’
En ook: dat je het festival nooit écht kent. Zulke antwoorden geeft Bérénice Bejo op de vraag of ze nog geen been there, done that-gevoel heeft, nu ze voor de zoveelste keer afzakt naar de Franse kuststad waar de palmen van goud zijn maar de kritiek ook vaak bikkelhard is. Haar voorzichtige reactie tekent de 39-jarige actrice. Bejo is niet ondankbaar of blasé, maar ze staat wel met beide voeten op de grond. Die voeten zitten overigens vaker in een paar sneakers dan in pumps. Als Veerle Baetens’ Franse carrière toch niet van de grond zou komen, heeft dat er waarschijnlijk iets mee te maken dat onze zuiderburen met Bérénice Bejo al een ster hebben die even geloofwaardig een jarentwintigdiva als een spaghettikokende moeder speelt.
Met L’économie du couple, een echtscheidingsverhaal van onze landgenoot Joachim Lafosse en met Marco Bellocchio’s Fai bei sogni, een Italiaans drama over familiale trauma’s, rust er dit jaar iets minder druk op de frêle schouders van de actrice. Niet alleen omdat ze in 2013 in Cannes al eens de prijs voor beste actrice won, voor haar rol in Asghar Farhadi’s Le passé, maar ook omdat haar beide films geselecteerd zijn in de Quinzaine des Réalisateurs, een onafhankelijk parallelprogramma waar geen competitie aan verbonden is. ‘Dit jaar ben ik iets meer op mijn gemak’, lacht Bejo. ‘De Quinzaine is minder stresserend. Ik hou ook niet zo van de officiële competitie. Films zijn er niet om veroordeeld, maar om geapprecieerd te worden.’
Niet dat het heel veel uitmaakt, want Bejo is een sportieve verliezer. Dat heeft ze noodgedwongen geleerd toen ze met haar vooralsnog bekendste film The Artist (2011) het internationale prijzencircuit afging en alle beeldjes naar tegenspeler Jean Dujardin en naar haar echtgenoot Michel Hazanavicius, de regisseur van de film, zag gaan. Terwijl Dujardin en Hazanavicius op de Oscars, de Bafta’s, de Golden Globes en in Cannes de prijzen aaneenregen, mocht Bejo, die meestal ook genomineerd was, telkens applaudisseren voor iemand anders. Zelfs Uggie, de jackrussellterriër die in de film al de show stal, won meer awards dan Bejo. ‘Ja, maar je kunt mij niet zomaar wegdenken uit die film. Als hij goed was, komt dat doordat ik er goed in was en als ik er goed in was, komt dat doordat de film goed was. Je kunt dat niet los van elkaar zien. En Michel heeft me steeds uitvoerig bedankt, dus ik heb me nooit ondergewaardeerd gevoeld voor The Artist.’
Michel Hazanavicius had ze leren kennen op de set van OSS 117: Le Caire, nid d’espions, een spionnenkomedie uit 2006 waar Jean Dujardin ook al in meespeelde en die in Frankrijk zo’n succes werd dat producenten plots gek genoeg waren om Hazanavicius te vertrouwen met een hedendaagse stille film in zwart-wit. Zij zouden het zich niet beklagen.
Bejo en Hazanavicius zelf hebben ook niks te klagen. Tien jaar na hun eerste ontmoeting en twee kindjes later zijn ze nog steeds gelukkig getrouwd en wanneer ze samen de vechtscheidingsfilm van Lafosse zien, kunnen ze tevreden naar elkaar kijken, omdat ze zelf toch niet zoveel ruzie maken.
Zonder arrogant te willen klinken, we hebben met The Artist van een 180 prijzen gewonnen. Dat neemt nogal wat plaats in beslag, dus die dingen staan gewoon in het washok.
Ook niet wanneer jullie samen aan een film werken?
BÉRÉNICE BEJO: O nee. De eerste twee dagen van een shoot ben ik misschien een beetje gespannen, omdat ik mezelf veel druk opleg, maar daarna zit ik in mijn rol en is Michel gewoon mijn regisseur. Dat gaat heel goed. We zouden al onze films samen kunnen doen, maar dan zou ik maar om de drie jaar kunnen spelen. Ik denk dat ik me dan toch wat zou gaan vervelen.
Maar als jullie nooit ruzie maken, waar haal je dan je inspiratie voor een rol als die in L’économie du couple?
BEJO: Ruziënde koppels, dat heeft iedereen toch al eens gezien? Ik maak me in het dagelijks leven misschien nooit zo boos als mijn personage Marie maar dat is net het leukste – én het vervelendste – aan acteren: je gaat graven tot je een kant van jezelf tegenkomt waar je niet per se van houdt. Dat maakt een film als L’économie du couple best zwaar. Je kunt er zo geen twee na elkaar doen. Ik ben na deze film en Farhadi’s Le passé, die ook al over een scheiding ging, wel even helemaal klaar met films over relaties die stukgaan. Als ik er nu nog zo eentje doe, dan moet het al een komedie zijn. Anders wordt het te veel. Dat eist zijn tol. Voor de film van Joachim zat ik gelukkig in Brussel, want zo’n rol als Marie laat je ook niet meteen los en dat wil je je gezin dan toch zo veel mogelijk besparen.
Je man is regisseur, net als je vader, Miguel Bejo…
BEJO: Je bedoelt dat ik misschien wel wat therapie kan gebruiken voor mijn daddy issues?
Euh… Of ze een beetje overeenkomen die twee? En of je man niet te vaak met zijn Oscar voor beste regisseur staat te zwaaien wanneer je vader op bezoek komt?
BEJO: Nee, ze komen heel goed overeen. Michels films zijn ook altijd op de een of andere manier een ode aan de cinema, zitten steevast vol referenties en mijn vader is een echte cinefiel. Nog steeds gaat hij naar alles kijken, mijn moeder ook trouwens, dus een film als The Artist was fantastisch voor hen. Maar ook een komedie als OSS 117, waarin met de conventies van de cinema van de jaren 50 en 60 gespeeld wordt, vonden zij heerlijk. En mijn vader en Michel hadden al samengewerkt voordat wij een koppel werden, dus heel dat ongemakkelijke ‘bonjour monsieur, comment allez-vous?’-gedoe hebben we kunnen overslaan.
En die Oscar komt niet boven op etentjes en famille?
BEJO: Nee, die staat ook niet op tafel of zo. Zonder arrogant te willen klinken, we hebben met The Artist iets van een 180 prijzen gewonnen. Dat neemt nogal wat plaats in beslag, dus die dingen staan gewoon in het washok tussen de conserven en de droogkast. De enige Oscar die bij ons op tafel staat, is zo eentje met ‘best dad’ op. Zo’n kleintje. Onze dochter beseft nog niet eens dat we ook een echte in huis hebben. Hetzelfde met de prijs die ik in Cannes won als beste actrice. Mijn zoontje speelt daar graag mee. Of hij nog eens met mijn ‘gouden pluim’ mag spelen vraagt hij dan, voor hij ze meeneemt naar zijn kamer. C’est rigolo.
Ik hoef me niet te schamen dat ik niet naar Hollywood ga. Ik ben dol op Amerikaanse films, maar ik werk aan een carrière waar ik óók heel trots op kan zijn.
Maar dat je destijds voor The Artist zelf naast een Oscar, én naast een Golden Globe, én naast een Bafta gegrepen hebt, terwijl Jean Dujardin en je man voor hun prijzen haast een kruiwagen nodig hadden, dat moet toch gestoken hebben?
BEJO: Bof, ça… Het ware wel aardig geweest om ook een Oscar te winnen, maar wat me aan dat hele verhaal echt dwarszit, is dat ik voor de Oscars in de verkeerde categorie genomineerd was. Dat heb ik nog niet helemaal verteerd. Verliezen tot daaraan toe, maar met een hoofdrol verliezen in de categorie beste bijrol? Une injustice totale! Allemaal de schuld van onze Amerikaanse distributeur Harvey Weinstein. Die wilde in zo veel mogelijk categorieën vertegenwoordigd zijn en hij dacht dat ik meer kans maakte om te winnen als supporting actress. Maar hij had Tate Taylors The Help volledig onderschat. Die ging over het Amerikaanse verleden, over slavernij, over zwarten… Zo’n verhaal, daar zijn de Amerikanen dol op en actrice Octavia Spencer heeft ook alles gewonnen. Dat was best frustrerend want verliezen van Meryl Streep, die dat jaar in de categorie beste actrice won voor haar incarnatie van Thatcher in The Iron Lady, is toch nog iets heel anders. Ik heb me te veel laten doen. Weinstein zei dat voor een bijrol de nominatie zeker was en voor een hoofdrol niet. Ik had ambitieuzer moeten zijn en ik had het risico moeten durven te nemen maar dan was ik misschien niet genomineerd geweest en had ik niet naar de Oscars kunnen gaan. Nu ben ik er toch maar mooi geweest.
Oké, maar een carrière in Hollywood heeft dat niet opgeleverd. Net zoals het in 2001 niet lukte na je Amerikaanse debuut in A Knight’s Tale, met wijlen Heath Ledger in de hoofdrol.
BEJO: Ja, maar dat was ook helemaal niet de bedoeling. Ten tijde van A Knight’s Tale was ik gewoon met mijn ouders op vakantie. Ik had toen een vriendin die producente was en die me die rol aanbood. Ik heb mij daar goed mee geamuseerd, maar ik was niet per se van plan carrière te maken in Hollywood. En nu nog niet. Als je mag kiezen tussen de bijrolletjes die Jean Dujardin mocht spelen in The Wolf of Wall Street (2013) of The Monuments Men (2014) en de rollen die ik heb mogen doen voor Asghar Farhadi of Joachim Lafosse, dan kies je toch het laatste? Natuurlijk zeg je niet zomaar nee tegen Martin Scorsese of George Clooney, maar heb je Farhadi’s Le passé gezien? Dat is een echte rol, een hoofdrol, een uitdaging. Ik heb daar een prijs voor gekregen.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Die kan Jean in zijn zak steken.
BEJO: Weet je, ik ben ook Marion Cotillard niet. Zij heeft wél een Oscar gewonnen. Dat creëert bepaalde kansen. En zelfs als ik ook een Oscar had gewonnen, dan was het nog steeds voor een heel specifiek soort film geweest, met een heel speciale acteerstijl. Een stille film ook: niemand had me horen spreken. En je mag niet vergeten dat wat Marion nu aan het doen is, uitzonderlijk is. Het is niet omdat zij het kan dat iedereen het kan. Net zoals na The Artist niet ineens elke Franse film voor de Oscars in aanmerking komt. Niet omdat ze minder goed zijn, maar omdat het uitzonderlijk is dat de Amerikanen zich plots zo massaal op een Franse film storten.
(zucht) Ik denk dat die Hollywoodvraag me gesteld zal worden tot ik oud en versleten ben. En ergens begrijp ik het wel. Ik ben ook dol op Amerikaanse films, maar ik werk aan een carrière waar ik heel trots op kan zijn. Ik hoef me niet te schamen dat ik niet naar Hollywood ga. En daarbij, ik ben geen 25 meer, ik heb een gezin en een leven in Frankrijk. Ik wil dat niet helemaal overhoopgooien om naar de Verenigde Staten te gaan. Of het zou al voor iets heel speciaals moeten zijn.
‘L’économie du couple’ is vanaf 5/6 te zien in de bioscoop, ‘Fai bei sogni’ staat gepland voor december 2016.
Sam De Wilde
Dit is het coverinterview uit de Cannes-special van Knack Focus, in de winkels van 11 tot en met 17 mei. Verderop in dit nummer: interviews met Jean-Pierre en Luc Dardenne en Paul Verhoeven, een portert van Mad Max-maker en juryvoorzitter George Miller en ‘Cannes à la Carte’ met tien andere aanraders.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier