Malin-Sarah Gozin en Jonas Govaerts, makers van Tabula Rasa: ‘We zijn allebei angsthazen’
‘We hebben wel een paar mensen zot gemaakt. De componist. De postproductie. De special-effectsploeg.’ ‘Onszelf?’ Malin-Sarah Gozin en Jonas Govaerts, showrunner en coregisseur van Tabula rasa, delen niet alleen een liefde voor horror, maar ook een bijna obsessieve focus op het kleinste detail. ‘In dit genre mag je gewoon niets aan het toeval overlaten.’
Ze had champagne gekocht voor die avond dat de eerste aflevering op Eén kwam. Haar broer Isaac E. Gozin, die de begingeneriek van zowel Clan, Connie en Clyde als Welp en Tabula rasa heeft gemaakt, kwam langs met vierkante donuts. Zelf had Malin-Sarah Gozin die aflevering ondertussen al te vaak gezien om er nog met nieuwe ogen naar te kijken – in Austin met een Amerikaans publiek, in Cannes met een Frans, in Melbourne met een Australisch en in Gent met een Belgisch. Het was haar telkens gelukt ernaar te kijken als iemand die het voor het eerst zag, maar die zondagavond begonnen de foutjes door te schemeren, haken en ogen die enkel voor haar zichbaar waren. En dus richtte ze haar aandacht op het fictieve publiek dat zich op Twitter rond de hashtag #tabularasa verzamelde.
Van mijn moeder mocht ik al vroeg naar Schwarzenegger in Commando kijken, van mijn vader mocht ik zelfs geen video huren met een wapen op de cover
Jonas Govaerts
‘Eindelijk een reeks waar #arbremagique naar waarde geschat wordt.’
‘Ik snap er geen hol van…heerlijk’
‘MIDDEN IN TABULA RASA GIND DE DEURBEL EN ER STOND NIEMAND VOOR DE DEUR’
‘Ik ben vast de enige die in slaap viel.’
Naar de maatstaven van Twitter, het meest cynische van alle sociale media, waren de reacties overwegend positief.
Op maandag volgde de mail met de cijfers. Hoe veel verhalen je ook wilt vertellen, de wereld zal je altijd laten weten dat echte kennis in het getal zit. Een miljoen, stond er. Afgerond naar onder.
Govaerts viel van zijn stoel, figuurlijk. ‘Als ik vroeger met The Hickey Underworld voor achthonderd man speelde, vond ik dat al ongelooflijk veel. Een miljoen, dat behoort tot de categorie aantallen die je je niet meer kunt voorstellen.’
Maar er was die avond een andere combinatie van cijfers die hen meer fascineerde (en u ook als u de eerste aflevering hebt gezien): 22.22, het exaxte tijdstip waarop de eerste aflevering eindigde.
‘Heb je dat gezien?’ vraagt Govaerts aan Gozin wanneer we elkaar ontmoeten in hotel Elisabeth in Mechelen.
‘Twitter begon te freaken. Was dat toeval? Hebben ze dat zo gepland?’
‘Je zou bijna willen dat we het zo bedacht hadden.’
***
Het typeert de intensiteit waarmee deze serie geschreven, gedraaid en gemonteerd is. Van de eerste kiem van een idee tot de constructie van een bijna parallelle wereld waarin droom en realiteit op gruwelijk uitputtende wijze verstoppertje spelen in een spiegelpaleis.
Ondertussen is het vijf jaar geleden dat die eerste kiem op papier is gezet, in een café in Antwerpen. Aan de ene kant van de tafel: Malin-Sarah Gozin; aan de andere: Veerle Baetens. Ze hebben al veel over elkaar gehoord, maar elkaar nog nooit ontmoet. Baetens had aan An Rydant, toenmalig hoofd fictie bij VTM, laten weten dat ze haar volgende rol zelf wilde bedenken, ontwikkelen, uitpluizen. Omdat ze altijd al meer had willen doen dan acteren alleen, maar ook – we moeten daar eerlijk in zijn – omdat het aanbod boeiende, gelaagde en doorleefde vrouwenrollen volgens optimisten eerder beperkt, volgens pessimisten onbestaand en volgens realisten schandalig schaars is.
‘Spreek eens met Malin-Sarah af’, had Rydant gezegd.
Die avond in Antwerpen leggen ze elk hun voorliefdes, fascinaties en quasi onschuldige obsessies op tafel, als de eerste kaarten van een kaartenhuis. Baetens heeft een vrouw in gedachten met een donkere, getroebleerde geest, een vrouw die tegen haar eigen zijn opbotst, die verloren loopt in haar leven. Gozin kauwt al langer op een verhaal over geheugenverlies. De twee sporen haken in elkaar. Want welke mens is meer geblutst en gehavend dan de mens die zijn geheugen niet alleen kwijt is maar ook wéét dat hij vergeet? Van alle vormen van geheugenverlies komen ze uit bij die ene specifieke: anterograde amnesie.
‘Het was het ziektebeeld dat het beste aansloot bij wat we wilden vertellen.’ Fantasie is volgens Gozin geen excuus om slordig met de werkelijkheid om te springen. ‘Alles wat je ziet, moet plausibel zijn. Je mag larger dan larger than life gaan, dan nog moet het kloppen.’
***
Enter Jonas Govaerts. Die heeft een vers paar ogen nodig voor een vroege montage van zijn film Welp (2014). Hij vraagt Gozin. ‘We kenden elkaar al langer. Ik heb bij haar broer in de klas gezeten.’
‘We hebben misschien iets interessants voor jou’, zegt Gozin. Maar Govaerts hapt niet meteen toe. Niet omdat het verhaal niet interessant genoeg is, wel omdat het bijna té interessant is. Het ademt zo veel ambitie uit dat het perfect kan mislukken. ‘Dat was een van de redenen,’ verduidelijkt hij, ‘misschien wel de voornaamste. Ik vroeg me af: weten we waaraan we beginnen? Halen we het niveau dat we willen of maken we ons belachelijk? Reeksen die met het horrorgenre flirten, doen het zelden goed op tv. Tenzij je Twin Peaks bent. De spanningsboog van horror heeft die sprint van negentig minuten nodig. Als je het langer wilt rekken, moet je een zeer straffe manier vinden om het boeiend te houden. Dat was in Vlaanderen nog niet gedaan of gelukt. Dus ja, ik aarzelde. Ook omdat ik altijd bang ben als ik aan iets begin.’
‘Ook dat delen we: we zijn angsthazen’, glimlacht Gozin. ‘Ik heb Jonas een beetje gestalkt, bestookt met sms’en die hem ervan moesten overtuigen dat het wel kon, dat we ervoor zouden zorgen dat het zou lukken. Ik wilde al langer met hem samenwerken. Ik kende hem van feestjes als die mysterieuze kerel met de koptelefoon.’
‘Ik heb last van een chronische gehoorstoornis. Geluid doet soms pijn.’
‘Maar ik wist ook wat hij allemaal al gemaakt had.’
En toen vroeg Gozin Govaerts per sms: ‘Heb jij een tip voor een goede horrorfilm? Mijn lief ziet dat niet graag. Ik wil er nu een zien.’
‘Ik kende zijn visuele stijl en wilde het deurtje in zijn hoofd openen, gluren naar wat daar allemaal rondspookte.’
‘Stoffig spul. Oude video’s.’
Maar Govaerts is nog steeds bang: ‘Ik durfde het niet alleen. Dat Kaat Beels mee zou regisseren heeft me uiteindelijk overtuigd. De opnames werden min of meer zo opgesplitst dat ik het verleden draaide en Kaat het heden. Belangrijker: we hebben iedere aflevering samen vastgehad en elkaars delen gemonteerd. Ik hou niet van reeksen waarbij je duidelijk merkt dat iedere aflevering een andere regisseur heeft.’
Malin-Sarah Gozin: Toen we Tabula rasa schreven, wisten we: dit heeft iets extra’s nodig in de regie. De sfeer is allesbepalend en daar is Jonas meesterlijk in. Neem nu de container van Thomas De Geest. In het script stond dat Thomas van alles knutselde met wat hij vond. Jonas en artdirector Bart Van Loo hebben van die container een soort kapel gemaakt. Wat zij gecreëerd hebben, had ik zelf niet kunnen bedenken. Ik vergeet ook nooit hoe hij op een dag afkwam met een schoendoos waarin hij een volledige set in miniatuur had nagebouwd. Dat maniakale, daar hou ik wel van.
Jonas Govaerts: Dat vind ik het leukste. Al die cinefiele en overbodige kennis die je met je meedraagt uitpluizen en daar je eigen beelden mee stofferen. Omdat de scenario’s al zo af waren toen ik ze kreeg, was het makkelijker die extra visuele lagen toe te voegen. Kleur, bijvoorbeeld. De Britse auteur Peter Ackroyd heeft het in zijn Hitchcock-biografie over hoe Hitchcock kleur gebruikte, wat kleur symbolisch kan betekenen. Kleuren vertellen in Tabula rasa hun eigen verhaal.
Gozin: Of neem de symboliek van het labyrint. We hebben ons echt geamuseerd met overal doolhoven in te verbergen. Van de tegels in de wc tot het behangpapier en de achterkant van de Memory-kaartjes waar Rita en haar echtgenoot op een bepaald moment mee spelen.
Govaerts: We hebben wel een paar mensen gek gemaakt. Tot een week voor de uitzending waren we nog bezig met de special effects. We wilden alles testen. Niets mocht aan het toeval overgelaten worden. ‘Waarom zouden we dat testen?’ kregen we te horen. Mij leek dat logisch. We deden allerlei zaken die we nog nooit gedaan hebben. Dan wil je toch weten of dat werkt? Ook al kost dat tijd en geld?
Twee controlefreaks – minstens – die een serie maken over controleverlies: is dat een manier om jullie eigen angsten te bezweren?
Govaerts: (lacht) Ik ben ermee bezig.
Gozin: De angst om te verliezen, die hebben we volgens mij allemaal. Bovendien is het soms beangstigend wat onze kop allemaal kan doen en verzinnen. Die donkere krochten van ons brein boeien me mateloos. Deze reeks was ook een manier om diep in de eigen angsten te graven. Iedereen is volgens mij bang om de controle te verliezen, om niet meer te weten wat echt is en wat niet. Het is ook een beetje het tijdsklimaat. Misschien daarom dat er plaats is voor zo’n reeks, om die angsten te bezweren. Het is de reden waarom ik van thrillers en horror houd: dat relativeert mijn eigen gamma aan angsten. Ze worden er kleiner en minder belangrijk door.
Govaerts: Ik vind dat ontspannend. Ik had dat als kind al. Van mijn moeder mocht ik veel te vroeg dan strikt genomen goed voor mij was naar Schwarzenegger kijken in Commando (1985). Van mijn vader mocht ik zelfs geen video huren met een wapen op de cover. Maar de echte fascinatie is er gekomen als twaalfjarige in de scouts, toen ik hoorde waar mijn leiding naar keek: A Nightmare on Elm Street (1984), Friday the 13th (1980), The Terminator (1984), Poltergeist (1982)… Het bizarre is: ik ben zot op horror, maar slaag er meestal niet in een film te bekijken zonder mijn ogen stijf dicht te knijpen.
Veerle Baetens en ik hebben exact dezelfde terugkerende nachtmerrie, over een klein, verwaarloosd konijn dat in de kelder in zijn eigen stront zit
Malin-Sarah Gozin
Aantrekken en afstoten.
Gozin: Dat is net het geweldige, ja, dat dubbele. Ik herinner me dat ik als kind met Pasen een huisje van Fisher Price kreeg. Er stonden meubels in, de muren waren beschilderd en in de keuken hing een schilderij van graaf Dracula. Ik was doodsbang voor vampieren. Dat beeld moest weg. Mijn moeder kleefde er een sticker van de paashaas over. Ontelbare malen heb ik die sticker eraf gepulkt om te kijken of die vampier er nog onder zat. Ik kon het niet laten, ook al kon ik er niet van slapen en dreef ik mijn ouders zo ver dat ze een bol knoflook onder mijn kussen legden. Na een week stonk de kamer helemaal naar verzuurde knoflook. Ik was bang tot in het diepste van mijn ziel en toch krabde ik altijd die sticker weg. Totaal irrationeel. Dat was ook het fijne aan Tabula rasa: ik kon er mijn bizarre dromen en angsten in kwijt. Het was bijna therapeutisch.
Govaerts: Wes Craven, de regisseur van Nightmare on Elm Street en Scream (1996), heeft ooit gezegd: slaap met een dromendagboek onder je bed. Mijn iPad ligt nu al een tijdje onder mijn bed en als ik midden in de nacht of ’s ochtends wakker word, dwing ik mezelf te noteren wat ik gedroomd heb. Dwing, want mijn halfslaperige brein zal me er altijd van proberen te overtuigen dat ik het zo ook wel onthoud.
Gozin: Wat dus niet waar is. Je wordt wakker en met iedere seconde die verstrijkt, verwatert de herinnering aan je dromen. Eerst blijft er nog een sfeer hangen, maar al snel voel je ook die wegsijpelen. Als zand tussen je vingers.
Govaerts: Soms lijkt het alsof onze geest niet wil dat we dromen onthouden, maar het levert een schat aan materiaal op. Er is iets heel puurs aan beelden en metaforen uit je onderbewustzijn. Goede horrorfilms zoals It Follows (2014) grijpen terug naar simpele basisangsten. Verbluffend welke vormen je onderbewustzijn daar allemaal voor verzint.
Hou jullie vooral niet in.
Gozin: Tijdens een brainstorm ontdekten Veerle en ik dat we exact dezelfde wederkerende nachtmerrie hebben, over een klein, verwaarloosd konijn dat in de kelder in zijn eigen stront zit.
Govaerts: Om de maand heb ik wel zo’n droom over wegkwijnende, weerloze beestjes. Dat is een klassieker. Net als tanden die uitvallen. Het heeft met verantwoordelijkheidsgevoel te maken, met stress, met tijdgebrek. Maar los daarvan: we weten nog altijd niet waarom we dromen.
Gozin: Ik weet waarvoor ik bang ben in het echte leven en dat komt terug in mijn dromen. Herinner je je nog dat ik je vanuit het ziekenhuis gesms’t heb na mijn bevalling? Wat ik daar gedroomd heb: pure horror. Een week lang had ik de meest bloederige dromen. Volgens mij was dat de verwerking van mijn bevalling, die niet zo makkelijk verlopen is en waarvan ik me niet zo veel herinner. Dat zwarte gat hebben mijn dromen opgevuld.
Govaerts: Waarom jouw brein daar een metafoor van maakt en waarom precies die metafoor, dat weten we niet.
Gozin: Woehoe, de duistere krachten van ons brein.
Iets anders: de kracht van Tabula rasa zit niet alleen in de sfeer, maar evenzeer in de personages. Malin-Sarah, jij hebt de neiging elk van je personages met liefde op te bouwen en het dan met evenveel liefde genadeloos bloot te leggen.
Gozin: Voor mij begint een verhaal altijd met de personages, wat ze willen, wat ze zeggen en vooral niet zeggen, wat ze te verbergen hebben. Ik pruts wel graag aan die doos van Pandora. Jonas en ik hebben toen we jonger waren allebei in een videotheek gewerkt. Dat is niet alleen geweldig voor je film- maar ook voor je mensenkennis. Iedereen kwam daar over de vloer. Sommigen schoven stilzwijgend hun cassette over de toonbank, anderen vertelden uitgebreid over hun leven. Ik heb daar ontzettend veel over mensen geleerd en verhalen raken mensen pas als ze voeling hebben met de personages. Iedereen herkent bijvoorbeeld zijn eigen moeder in Rita, het personage van Hilde Van Mieghem.
Govaerts: De mijne voelde zich in ieder geval aangesproken: ‘Ik ben ook zo.’ Ze heeft dat toch een paar keer herhaald.
Gozin: Ik schrijf verhalen om betekenis te geven aan wat ik zelf niet altijd begrijp, maar het is nog fijner als het mensen raakt. Het is een goeie manier om maatschappelijk relevante onderwerpen aan te kaarten. Zo kregen we bij Tabula rasa de reactie: fijn dat jullie iets met de thematiek van alzheimer en jongdementie doen. Horror is een geweldig genre voor maatschappijkritiek, om echt iets te vertellen zonder dat het er vingerdik op ligt. Neem nu de recente film Get Out (over een zwarte jongen die in een nachtmerrie belandt wanneer hij voor het eerst zijn ogenschijnlijk tolerante blanke schoonouders ontmoet, nvdr.). Dat snijdt haast dieper over het thema van racisme dan een documentaire zou kunnen.
Govaerts: Misschien is het daarom wel spijtig dat we de naturalistische, schijnbaar realistische film zo hoog inschatten? Genres vermengen, zoals wij nu doen, is op dit moment niet zo evident. Het is nochtans een traditie waar we hier sterk in waren. Onlangs interviewde ik Harry Kümel (de Belgische regisseur van Daughters of Darkness (1971) en Malpertuis (1971), nvdr.). Hij vertelde dat we in de jaren 70 veel beter waren in magisch-realisme dan in realisme. In de strip of de schilderkunst heeft dat zich verdergezet. Als kind verslond ik de strips van Moebius en Thorgal – fantastische werelden – maar in films durven we dat niet. Voor mij is er niets fijners dan een filter op de werkelijkheid te leggen. Ik zou het niet kunnen, de zoveelste flikkenreeks maken.
Is dat wat VTM ervan wilde maken, waardoor jullie naar de VRT en de Duitse coproducent ZDF verhuisden?
Gozin: Nee, dat was een andere discussie. Je kunt een verhaal strippen tot je enkel de plot overhoudt. Maar voor ons was die sfeer net nodig om iets inhoudelijks te vertellen. We hebben er echt voor gevochten om te maken wat in ons hoofd zat. Ook toen we al bij VRT en ZDF zaten. Om net iets anders te doen moet je blijven overtuigen.
Dat zijn niet de leukste meetings.
Gozin: Uiteindelijk hebben we wel die vrijheid gekregen, maar de weg ernaartoe was soms vermoeiend: uitleggen dat Mie het verhaal draagt, dat je bij Mie moet blijven, door haar ogen kijken en dat je daar radicaal voor moet kiezen. Maar dan nog blijven er mails komen met de vraag om de verhaallijn van inspecteur Wolkers door te trekken of om in de montage meer Wolkers-scènes over te houden. Néé, want dan wek je de schijn dat je een flikkenreeks maakt en dan ben je met iets bezig dat vis noch vlees is. Het is all the way of niet.
Govaerts: Dan moet je op je strepen staan. Wat je ook gedaan hebt. Al heb ik me vaak afgevraagd… (onderbreekt zichzelf) Malin-Sarah hoort dit niet graag.
Gozin: Wat?
Govaerts: Of je je stijf moest houden omdat je een vrouw bent.
Gozin: Hoe bedoel je?
Govaerts: Dat het voor mannen makkelijker is.
Gozin: (blaast) Moeten we het daar echt over hebben?
Govaerts: Ik vind van wel.
Gozin: Ik ben daar allergisch voor. Iets is goed en ‘wow, dat is gemaakt door vrouwen, hoe uitzonderlijk!’ Daarom dat ik lang gezegd heb dat ik antifeminist ben. Dat klopt natuurlijk niet. Maar ik weiger te zeggen: we hebben dat gedaan en wij zijn vrouwen. Nee. We hebben dat gedaan. Dat is voldoende. Zo ben ik opgevoed. Zonder het verschil tussen man en vrouw.
Govaerts: Dat is de ideale situatie, daar moeten we naartoe. In jouw hoofd zijn we daar al, maar het gevecht begint pas. Daarom is het interessant wat er nu aan het gebeuren is, de dominostenen die omvallen. Er moeten nog wat varkens uit en daarom is het belangrijk om erover te spreken.
Gozin: Moet je niet altijd een creatief gevecht voeren? Ik zie dat meer vanuit mijn persoon, als mens, niet vanuit mijn geslacht. Ik denk nooit: ik heb hard moeten vechten omdat ik een vrouw ben.
Govaerts: Ik denk wel dat je hebt leren vechten omdat je een vrouw bent. Daar ben ik zelfs van overtuigd. Het zit in kleine dingen. Ik ken genoeg mannen met minder talent die zich gewoon ergens hebben binnengeluld en die er ook eerder zijn geraakt. Een vrouw heeft altijd meer koppigheid nodig.
Gozin: Ik zal dat nooit beweren.
Govaerts: Dan doe ik het voor jou.
Gozin: (lacht) Da’s goed, want ik heb geen lul om me eruit te lullen.
Tabula rasa
Elke zondagavond om 21.30 uur op Eén.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier