‘Het Scheldepeloton’ is geen succesverhaal, maar een pijnlijke vertelling over verloren levens

Tine Hens
Tine Hens Journaliste voor Knack

Om toch iedere dag een winnaar te kunnen aanduiden trokken Iljo Keisse en Wouter Weylandt ergens tussen Gent en Oudenaarde een witte streep over het jaagpad langs de Schelde. Vijf jongens vonden elkaar daar, vertelt de voice-over in Het Scheldepeloton. Ze werden vrienden met een gedeelde droom: profwielrenner worden. Naast Keisse en Weylandt maten Bert De Backer, Kurt Hovelijnck en Dimitri De Fauw zich daar met zichzelf en met elkaar. Van de vijf zijn er nog drie in leven.

In zijn boek De val reconstrueerde Matthias M.R. Declercq al het verhaal van deze vijf jongens die graag fietsten, grootse plannen koesterden, daardoor ook elkaars concurrenten werden of worstelden met net niet goed genoeg zijn. Het Scheldepeloton is losjes daarop gebaseerd. De hoofdpersonages zijn dezelfde, maar wat verteld wordt, klinkt vaak minder heroïsch. De taal is niet gepolijst, en daardoor is het bij momenten ook zoveel pijnlijker. ‘Het was een vallerke‘, vertelde Elke Bral, de moeder van Weylandt in de eerste aflevering. ‘Hij is zeer veel gevallen.’ Waarna ze fluisterde. ‘Eén keer te veel.’

Dromen die ruw in stukken vallen, daarover gaat Het Scheldepeloton, maar ook over verloren levens, en dat grijpt meer dan winst en succes naar de keel.

Op het jaagpad langs de Schelde zie je niet enkel de vervaagde witte lijn die ze er ooit schilderden, er staat nu ook een gedenkteken. Je zou het kunnen zien als een gedenkteken voor de jongens die hun onschuld kwijtspeelden. Want met de successen die ze oogstten, kwamen ook de schaduwkanten. De ijzeren discipline van een ploegsport botste bijvoorbeeld met de levenslust van een Weylandt. ‘Wil hij er wel alles voor laten?’ De ploegleiding vroeg het zich geregeld af. Cynisch, natuurlijk, in het licht van de dodelijke val die later kwam.

Ze zullen het vaak herhalen, de vaders, moeders, lieven, een enkele broer of zus die in beeld komen. Profwielrenner worden is hard, het blijven is nog harder en het is niet duidelijk of vriendschap daartegen bestand is. Maar er is een verschil tussen hard en onmenselijk. Wanneer Frederiek Nolf, op dat moment de beste vriend en ploegmaat van Wouter Weylandt in 2009 in zijn hotelbed overlijdt, is dat bikkelhard. Als ploegleider Patrick Lefevere op de vraag van Weylandt of hij naar de begrafenis mag, antwoordt dat hij moet koersen, is dat onmenselijk.

‘Het lichaam is belangrijk’, zegt Elke Bral, Weylandts moeder. ‘De psyche ook.’

In de tweede aflevering, waarin Keisse en De Fauw als gouden pistekoppel centraal staan, wordt dat nog duidelijker. Hoe een gespierd lichaam alleen niet stevig genoeg is om de druk van onverwachte drama’s en tragedies te incasseren. Nooit eerder voelde de verzorger zo veel spiermassa als in de benen van De Fauw. ‘Tarzan’ noemde hij zichzelf al lachend. Ook De Fauw leefde graag en gretig. Als kind zag hij zijn vader vaker in de gevangenis dan thuis, zijn moeder baatte een café uit om ervoor te zorgen dat de kleine Dimitri niets tekortkwam en De Fauw greep naar zijn fiets als een reddingsboei. Tot het moment waarop die begon te zwalpen.

Van pistier stapte hij over naar de weg. Niet het juiste talent, luidde het oordeel van alweer Lefevere. Terug naar de piste dan maar. Het voelde als een stap achteruit, als een afgang. En in dat kluwen van donkere gedachten waarover hij blijkbaar nooit een woord zei, sloeg het noodlot toe: de Spaanse renner Galvez stierf op de piste nadat zijn stuur in dat van De Fauw was gehaakt. De Fauw zou het zichzelf nooit vergeven. ‘Dit is de laatste zakdoek waarin hij gehuild heeft’, zei zijn moeder. Dromen die ruw in stukken vallen, daarover gaat Het Scheldepeloton, maar ook over verloren levens, en dat grijpt meer dan winst en succes naar de keel.

Canvas, maandag 6/9, 21.20 (volledige reeks op VRT Nu) ****

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content