‘Als we geen doden te betreuren hebben, kunnen we beter met het nieuwe normaal lachen’

Tine Hens
Tine Hens Journaliste voor Knack

Onze recensente kon het nieuwe Vier-programma De anderhalve meter show best smaken: ‘Graag nog vijf weken van die kul.’

Lachen. Eindelijk lachen. Om de mondmaskers die we in het beste geval over onze mond én neus sjorren. Om de choreografie met winkelkar die we uitvoeren in supermarkten om ieder menselijk contact te mijden. Om de job van winkelkarontsmetter die eerst een knelpuntberoep was en daarna zo’n kostenpost werd dat er snel werd overgegaan tot doe-het-zelf-ontsmetten, waarbij de vuilnisbakken altijd te klein zijn om alle papieren vodden te bevatten die dan maar als vleuggeloze vogels over het parkeerterrein dwarrelen. Om alle mondmaskers en plastic handschoenen die in goten, bermen, stedelijk struikgewas gestort worden, waardoor het lijkt alsof we onze gezondheid beschermen door onze omgeving te vervuilen. Om de kleurencodes die van geel naar oranje naar rood springen als een op hol geslagen verkeerslicht dat nooit meer groen wordt. Om de gemiste omhelzingen en ontmoetingen. Om de bevrijding van de verplichte handdruk.

Natuurlijk zijn sommige sketches flauw. Maar het voordeel van een sketch is dat hij zelden lang duurt.

Je kan erom huilen. Je kan erover zeuren. Dat laatste hebben we prima gedaan. Maar als we geen doden te betreuren hebben is het misschien gewoon beter ermee te lachen? Lachen met de toestand. De regels. Het zogenaamde ‘nieuwe normaal’ van anderhalve meter afstand houden, handen ontsmetten, mondkapjes over de neus trekken en verplaatsingen tot het hoogstnoodzakelijke beperken.

De anderhalve meter show is alleen daarom een geweldig tijdsdocument. Een jaar geleden hadden we deze humor niet begrepen, we hadden gemompeld dat absurdisme oké is maar dat je dat ook niet tot het uiterste moet drijven, want wat is dat gezever over die meters, en dat gedoe met die mondmaskers? En kijk, nu zijn die grappen waarbij afstand tussen personages essentieel is en waarbij twee hoofdvirologen – Steve Hermans (Jelle De Beule) en Dirk Stevesyns (Rik Verheye), de eerste adjunct-hoofd, de laatste echt hoofd -, die tussen iedere sketch door afwegen of de regels gerespecteerd werden, een niet eens zo vervormde spiegel van ons dagelijks leven. Virologen zijn op korte tijd zo’n vertrouwd verschijnsel geworden dat we allemaal de gelijkenis zien tussen de Steve van De Beule en Steven Van Gucht, die altijd netjes en beheerst de coronacijfers op een persconferentie analyseert.

Natuurlijk zijn sommige sketches flauw. Maar het voordeel van een sketch is dat hij zelden lang duurt. De poetshulp die na een beroerte plots spreekt als een Poolse en daarbij de ene dubbelzinnige uitspraak na de andere debiteert, ach, het was ongetwijfeld hilarisch om dat via Zoom of tijdens een tele-aperitief bij elkaar te verzinnen, maar zo na elkaar geserveerd voelt het wat goedkoop aan. Geniaal was dan weer de man die zelfmoord wilde plegen maar van zijn mede-appartementsbewoners de raad kreeg vanaf hun balkon te springen omdat die hoogte dodelijker was. Hilarisch waren ook de twee heren bij de dokter die een keu door hun hoofden hadden gestoten en nu door de biljartstok verbonden door het leven sjokten. Al was de ene dan hersendood.

En altijd weer zijn daar de virologen van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu om als coronavariant op de mopperende Muppets Statler en Waldorf commentaar te geven op wat ze zagen. Officieel beperken ze zich tot het controleren van de naleving van de regels, maar niets menselijks is de viroloog vreemd, en dus wordt er kwistig met meningen over de kwaliteit van de sketches en het geleverde acteerwerk gestrooid. ‘Nog vijf weken van die kul?’ roept Stevesyns na afloop uit. Ja, graag nog vijf weken van die kul.

De anderhalve meter show

Dinsdag 13/10, 20.35, Vier

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content