Tine Hens
Tine Hens Journaliste voor Knack

HINKELEN MET DE DOOD – In ‘Winterlogboek’ bundelt Paul Auster de mijmeringen en herinneringen aan valpartijen, verliefdheden en doodsangst die de dood van zijn moeder openschroefden.

Paul Auster, Arbeiderspers (originele titel: Winter Journal), 224 blz., euro 19,95.

Paul Auster is een gelukkig mens. En je weet wat ze over gelukkige mensen zeggen: fijn leven, maar een slecht verhaal. Met zijn Winterlogboek probeert Auster te bewijzen dat zelfs gelukkige momenten in het leven literaire waarde hebben. Vooral als dat geluk geen constante staat van zijn is zoals de rechte lijn op de hartslagmeter van een dode mens, maar wel het resultaat van de pieken en dalen op diezelfde meter van de zeer levendige en misschien wel enigszins opgewonden mens.

Dat Auster niet vies is van enige autobiografische bespiegelingen, bewees hij al in zijn debuut The Invention of Solitude dat hij in 1982 na de dood van zijn vader schreef. Het boek was toen urgent omdat de herinneringen aan zijn vader zo vaag waren dat ze dreigden op te lossen. De jaren in Parijs, het worstelen in New York en de verhuis naar Brooklyn komen ook in Winterlogboek aan bod. Maar nu zijn het niet de verhalen van een man die er middenin staat, een man die worstelt met de ontgoocheling die hij in de ogen van zijn dode vader is, maar wel die van een man die terugkijkt op het leven dat nu wel zeker voorbij de helft is.

Winterlogboek is een inventarisatie van de merktekens van het leven. Sommige echt en zichtbaar, zoals de jaap op zijn wang van die ene keer dat hij als driejarige plat op zijn buik op de vloer van het grootwarenhuis gleed en een uitstekende spijker zijn gezicht doormidden kliefde. Andere dieper verborgen, onder huid, spierweefsel en vetlagen. De gedachte aan de schizofrene zus, de oma/ moordenares, het vervloekte huis en de mislukte huwelijken – dat van hemzelf en dat van zijn ouders.

Want dat is het natuurlijk met de kinderen die we – jong of oud – allemaal zijn: ergens sluimert er altijd de gedachte aan het leven van onze ouders en in hoeverre we dat leven willen nabootsen of helemaal verbouwen. Hoe je het ook draait of keert, het leven van de ouder tast dat van een kind aan, precies zoals die uitstekende spijker zijn grillige spoor kan nalaten op een wang. De vader van Auster stierf volledig onverwacht aan een hartaanval tijdens de liefdesdaad. Volgens sommigen de mooist mogelijke dood, behalve voor de partij die het zware, naakte lichaam als een levenloze pop op zich krijgt natuurlijk. Omdat hij dacht dat zijn vader het bijna eeuwige had, was er nooit dat ene gesprek geweest. ‘Er was nooit enige noodzaak geweest om de mist te doen verdwijnen die altijd tussen ons in had gehangen.’ Wat achterblijft, is spijt. Spijt van – wat Auster noemt – ‘de knagende frustratie van onuitgesproken woorden’.

In zekere zin is Winterlogboek het vervolg of – beter – het sluitstuk van The Invention of Solitude. Aanleiding is opnieuw een sterfgeval, deze keer dat van zijn moeder. Ook zij stierf onverwacht, in de winter van 2002. ‘Aan de telefoon had ze gezonder dan in jaren geklonken.’ Auster was 57 en voelde zich plots oud. Er kwamen kwalen. Hij had auto-ongelukken en paniekaanvallen en voelde het lispelen van de dood in zijn oor. Maar kijk, tien jaar later lijkt Auster de angst voor de onverbiddelijke tijd van zich te hebben afgelegd. Winterlogboek druipt niet van de melancholie. Het is een vrolijk, slenterend boek. Maar het nadeel van iedere autobiografie is dat het de waarde van de anekdote zelden overstijgt. Ook Winterlogboek is meer een knipselboek, een letterkast van gedachten en belevenissen, dan een uitgebalanceerde bespiegeling over het einde dat ons allemaal te wachten staat.

TINE HENS

SLEUTELZIN Het hele leven is onzeker, afgezien van dat ene noodzakelijke feit dat er vroeg of laat een einde aan komt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content