‘Wat denk je? Moet ik eens langs de psychiater?’

© FOTO'S ATHOS BUREZ

Hij is ‘de scheldbarak van Studio Brussel’, schopte het tot een parlementaire vraag en is de reden dat de VRT een workshop over de grenzen van humor in het leven riep. Maar Gunther Desamblanx is vooral de man die je op basis van die info níét zou verwachten.

‘Hallo, ik ben Gunther.’ Hij buigt diep voorover, steekt van zo ver mogelijk zijn hand uit, zijn hoofd tussen de schouders, en met de blik helemaal opzij mijdt hij angstvallig elk oogcontact. Verlegen is een understatement om de handdruk van Gunther Desamblanx te beschrijven. Het heeft meer iets van een kluizenaar die nog eens mensen ziet.

Het is vrijdagmiddag, eind mei, en een medewerker heeft me naar de opnamecel in de gang van Studio Brussel geleid waar Desamblanx bezig is aan de vooropnames van zijn vrijdagavondshow Gunther D. Desamblanx is in geen enkel opzicht de man die je zou verwachten. ‘De scheldbarak van Studio Brussel’, zoals Het Laatste Nieuws kopte, is in persoon een extreem schuchter man met een ietwat ongemakkelijke motoriek. Vriendelijk wel, een tikje behaagziek zelfs: hij zal een keer of vijf vragen of we echt niets willen drinken en excuseert zich om de haverklap dat er niets te beleven is in de studio – wat gelogen is. Enkel zijn deugnietenblik doet vermoeden tot wat hij in staat is. ‘Dat is de magie van de radio. Mensen verwachten een stoere, farce kerel’, zegt Desamblanx, niet vies van enige zelfspot. ‘En dan komt deze Quasimodo binnengestapt.

‘Meestal zit ik hier ’s avonds, als de gang van Studio Brussel volledig verlaten is’, zegt hij, als om het beeld kracht bij te zetten. ‘Ik wil niemand om me heen als ik aan het voorbereiden ben. Het is zo al moeilijk genoeg.’ Ik vraag waarom hij voor mij een uitzondering maakte. ‘Geen idee’, zegt hij. ‘Misschien was het niet mijn beste plan.’

Desamblanx zit achter een computerscherm, met daarop twee databanken met telefoonnummers – eentje van de VRT, eentje zijn persoonlijke, bijeengegaard als redacteur voor Man bijt hond, zijn andere bijverdienste. Hij is bezig aan een rondje bekende Vlamingen bellen. Dat is waar hij zijn reputatie aan te danken heeft. Jacky Lafon en Johan Verminnen tegelijk opbellen, zodat ze beiden denken dat de ander hen heeft opgebeld, en het afgeluisterde gesprek in de ether gooien. Op de voicemail van Brigitta Callens vragen wat de status van haar wispelturige relatie met ene Pol Cambien is. Jean-Marie Dedecker om vijf uur ’s ochtends wakker bellen als Danny Domingo om te informeren naar zijn favoriete ontbijt. Of met Bjorn De Wilde aan de lijn hangen voor een ‘Roddelcheck’. ‘Klopt het dat u kan denken?’ ‘Denken? Hoe bedoel je?’

Hij is op zijn best als hij zich verliest in een soort absurde realityradio die we nog niet kenden. Als hij in Leuven Centraal informeert of Kaye Styles er verblijft (‘Hoe spelt u dat? Ka, aa, ypsilon? Neen. Misschien moet u eens bij de kleine gevangenis proberen, als hij nog maar net gearresteerd is.’). Als hij een West-Vlaamse vrouw opbelt en haar 1000 euro belooft als ze het antwoord weet op de vraag welke letter er op de ‘f’ volgt (‘De hee? Sorry mevrouw, dat kan ik niet goedkeuren.’). Of als hij de heer Van Boven en de heer Van Onder met elkaar doorverbindt zonder dat ze het doorhebben. (‘Met Van Boven.’ ‘Van Onder hier.’ ‘Nee, ’t is Van Boven.’ ‘Nee, Van Onder.’)

Controversieel of niet: het is de radio waar we dit jaar het hardst mee hebben gelachen. Ongein van een durfal met een telefoonboek en een geheim nummer, die toont dat Desamblanx veel in zijn mars heeft. Alleen: als hij zo voor ons zit, weggedoken achter zijn schermen, vraagt een mens zich af of hij überhaupt de telefoon wel durft op te nemen.

‘ZEG EENS EEN BEKENDE VLAMING. LIEFST van het niet al te snuggere type.’

‘Wilfried Nelissen?’

‘De wielrenner? Wacht.’

Hij geeft de achternaam in in de databank voor hem; het telefoonnummer van ‘Nelissen, Wilfried’ verschijnt op het scherm. De rode lamp van de opname gaat aan, net als de pretlichtjes in zijn ogen. Het voorzichtige stemmetje waarmee hij tot dan sprak, schakelt over op dat van een iets te zelfverzekerde televerkoper die u een stofzuiger wil verpatsen. Ik had een complete transformatie verwacht, niet zo verschillend van die van Dr. Jekyll in Mr. Hyde in Victor Flemings filmklassieker – met het opnamelicht in de rol van gifbeker. De werkelijkheid is subtieler, maar even verrassend.

‘Goeiemiddag, Wilfried.’t Is Gunther hier van de radio. Heeft u zin in een spelletje? Het heet ‘Hou de BV aan de lijn’. Ik verbind u zo meteen door met Bert Anciaux en u moet proberen hem twee minuten aan de lijn te houden zonder te vermelden wat het opzet is. Veel succes, Wilfried. Hier komt ie!’

Het heeft iets van belletje trek spelen op je twaalfde. Je stoerste vriendje neemt het voortouw, zelf zou je liever weglopen, maar de anticipatie om te zien wat er gaat gebeuren is te groot. Je weet dat het eigenlijk niet hoort, maar de spanning haalt het van normbesef. Het rode licht gaat ondertussen weer uit. Gunther D verandert weer in Gunther Desamblanx.

‘Ik kan er zelf ook niet goed tegen’, zegt Desamblanx. ‘Soms kan ik het niet aan om te blijven luisteren als ik twee mensen met elkaar heb doorverbonden en moet ik de studio uitvluchten. Dan hoor ik achteraf wel op de opnames wat het geworden is.’

ALS HIJ EVEN PAUZE NEEMT, GAAN WE AAN EEN tafeltje zitten in een vacant redactielokaal. ‘Hij gaat ónder tafel willen kruipen’, had Jan Van Biesen, zijn ontdekker bij Studio Brussel, al gewaarschuwd. Hij lijkt vooral in zichzelf te willen verdwijnen. Het hoofd tussen de schouders getrokken, de ellebogen naar binnen. Hij frummelt aan het etiket van een flesje water, omklemt het met beide handen, de polsen tegen elkaar in een verkrampte houding. Hij mijdt nog altijd oogcontact, houdt zijn hoofd van ons afgewend.

‘Als ik mensen beter ken, bloei ik wel open. Ik kán een sfeermaker zijn. Maar interviews liggen me niet zo. Ik praat niet zo graag over mezelf’, waarschuwt hij. De openingsvraag komt, verrassend genoeg, wel van hem.

GUNTHER DESAMBLANX: Wat denk je? Moet ik eens langs een psychiater passeren of kan het ermee door?

Wat denk je zelf?

DESAMBLANX: Er zijn kosten aan mij, dat weet ik wel. Niet alleen om mijn verlegenheid. Ik mijd liften. Ik heb nog nooit gevlogen. Ik open de deur van een trein met mijn mouwen rond mijn handen. Ik heb een rijbewijs, maar ik durf niet te rijden. Ik heb een insectenfobie. Dat is wel wat. (lacht) Maar foert, dat gaat toch nooit veranderen. Het lijkt me absurd om daarover te gaan praten met iemand anders, die dan gaat zeggen wat ik moet doen. Ik heb daar geen zin in.

Toen ik aan het RITS studeerde, hadden we ook een vak ‘Persoonlijk parcours’, waarin we elke week met onze hoofddocent moesten praten over onszelf. Dat was – en ik druk het op zijn zachtst uit – niets voor mij. Hij vond dat ik een bokscursus moest volgen, om mijn zelfbeeld op te krikken en socialer te worden. Ik heb het nooit gedaan. Ik wil mijn goesting doen en voor de rest gerust gelaten worden.

Ik ben graag op mezelf. Ik voel vaak die behoefte om van alles en iedereen weg te zijn. Om de zoveel weken ga ik er in mijn eentje een weekend op uit, zonder dat iemand er iets van weet. Meestal naar Amsterdam. Ik spreek er met niemand, loop doelloos door de stad voor me uit te staren. Ik heb dat altijd gehad. Ik kom uit Sint-Martens-Bodegem, een deelgemeente van Dilbeek. Een echt dorp. Ik denk dat er twee cafés zijn, verder is alles doods. Mijn volledige jeugd heb ik op mijn kamertje doorgebracht. Radio luisteren, plaatjes draaien, tv kijken: meer deed ik niet. Dat met rust gelaten willen worden, dat heeft er altijd in gezeten.

Op voorhand had ik me jou in je jeugdjaren eerder als pestkop voorgesteld. Als ik je zo bezig hoor, lijk je eerder de gepeste.

DESAMBLANX:(lacht) Ik was geen van beiden. Ik was vooral een brave. Wat wel was: ik kon niet tegen mensen die vol van zichzelf zijn. Dan werd er iets in mij wakker dat hen van hun sokkel wil stoten. Ik was nogal gevat: met een paar woorden kon ik iemand neerhalen. Het vreemde was: ik kwam daarmee weg. Als je mensen aan het lachen kunt brengen, keert dat zich niet tegen je. Ik heb dat nog altijd: het verbaast me nog altijd waar ik allemaal mee wegkom op Studio Brussel.

Als je denkt dat ik nu al verlegen ben, had je me toen moeten zien. Dat heeft zo geduurd tot mijn negentiende, tot ik aan het RITS zat. Mijn beste vriend (Pieter Vanassche, met wie hij draait als Only the Lonelies, nvdr.) heeft me toen mijn kamer uit gesjot. Door hem ben ik wel wat socialer geworden. Iets waar ik hem trouwens eeuwig dankbaar om ben.

Hoe kwam een mensenschuwe twijfelaar eigenlijk op het RITS terecht?

DESAMBLANX: Ik had geen flauw idee waar ik met mijn leven naartoe wilde, maar op de dienst studiebegeleiding in mijn middelbare school lag er een groot boek met beroepen. ‘Radiopresentator’ stond daar bij. Ik heb me meteen ingeschreven.

Ik ga iets heel klefs zeggen: radio is de liefde van mijn leven. Dit is wat ik al sinds mijn achtste wil doen. Ik ben een volbloed radiofreak. Zolang ik me kan herinneren, zat ik thuis plaatjes te mixen en af te kondigen. En altijd zat ik naar de radio te luisteren. Eerst was het Radio 2 – mijn moeder luisterde naar dingen als De zoete inval. Later werd dat Studio Brussel en de Nederlandse zenders. Ik weet nog goed: er was maar één plek, in de hoek van mijn kamer, waar ik Veronica kon ontvangen. Als ik mijn hand op de antenne legde, terwijl ik die omhoogstak, ging het zelfs nog beter. Ik heb uren en uren zo gestaan. Als ik ooit kanker krijg, weet ik waarvan. (lacht)

Naar wie luisterde je dan?

DESAMBLANX: Robert Jensen. Dat is mijn grote radioheld. Ik heb veel van hem geleerd. Twee mensen met elkaar doorverbinden, dat deed hij al. Hij had ook een assistent, Jan Paparazzi, die bekende Nederlanders belde voor de rubriek ‘Telefoonterreur’. Jensen was een echte openbaring.

Wat ik vooral straf vond, was dat je bij hem het gevoel had dat er elk moment iets kon gebeuren. Ik herinner me dat Mylene de la Haye, een Nederlandse presentatrice, ooit ongevraagd zijn studio binnenkwam met een paard – op zich al absurd – en er een gigantische ruzie ontstond. Ik geloof dat het geëindigd is met Jensen die stond te roepen: ‘Ga buiten dat paard pijpen! Opgerot!’ Geef toe: dat is van een andere orde dan Wilfried Nelissen met Bert Anciaux doorverbinden. In Nederland gaan ze duizend keer verder.

Dat soort dingen mis ik wel op de radio. Alles is zo voorspelbaar geworden. Er is iets gebeurd, dus wordt er een professor gebeld om duiding te geven. Alles moet ook zo vrolijk en ongevaarlijk zijn. Ik hoop dat ik radio maak waarin iets gebeurt. Radio waarvoor je in de auto op de parking blijft staan, gewoon om te weten hoe het afloopt.

‘WACHT, IK MOET NOG EVEN DE HEILIGE GRAAL proberen.’ Desamblanx probeert al een heel jaar Ilse De Meulemeester met Phaedra Hoste te verbinden – lezers van Dag Allemaal en Story herkennen hen als de hoofdrolspelers van de ultieme BV-ruzie – maar tot hiertoe hebben ze nog nooit tegelijk opgenomen. ‘Het zou schoon zijn als dat voor de laatste uitzending lukt.’ Ik volg hem opnieuw naar de studio. Met een bibberende vinger geeft hij de twee nummers in. De telefoons rinkelen, maar gaan naar voicemail. ‘Weer niks.’ Het is een constante. Tijdens de namiddag waarin we in de studio zitten, zal er geen enkel fragment opgenomen worden dat de uitzending van zeven uur haalt. Pieter De Crem, Garry Hagger, Bart Kaëll, Bert Anciaux, Bjorn De Wilde en Mariette Wally nemen niet op. Wilfried Nelissen houdt te vlot Bert Anciaux aan de praat om grappig te zijn. Brigitta Callens is niet thuis voor haar wekelijkse relatiestatusupdate.

‘Het is tijd dat het seizoen gedaan is. Het aantal BV’s dat hun telefoon nog opneemt als ze op vrijdagmiddag een onbekend nummer zien verschijnen, is dramatisch gedaald in het voorbije jaar’, zegt hij. ‘Ik vrees dat ze hoogte hebben gekregen van mijn bestaan.’

Dat proces is aardig versneld door de heisa over Jelle Cleymans. Die apprecieerde het niet dat Desamblanx hem ongevraagd opbelde om te informeren naar welk pretpark hij met zijn vriendjes op vakantie ging deze zomer. Het akkefietje leidde tot een parlementaire vraag van Johan Verstreken – ‘ook al zo’n non-figuur’, aldus Desamblanx. ‘Dat doet me eraan denken: ik moet Verstreken nog eens bellen. Ik dacht hem wat opgenomen quotes van de befaamde Zatte Rita-scène uit Familie voor te leggen.’

Vind je zelf dat je er al over bent gegaan?

DESAMBLANX: Eén keer. Toen Johny Voners en Janine Bischops uit elkaar waren, had ik haar gebeld voor een Roddelcheck. Of het waar was dat Johny nu op vrouwen valt. Dat sloeg nergens op. Het was niet grappig. En Janine is een lieve vrouw, die zoiets niet verdiende. Ik was echt kwaad op mezelf achteraf.

De lachband die je tijdens het radionieuws speelde, na een item over een verpleger die vier bejaarden had vermoord in een rusthuis: dat moet kunnen?

DESAMBLANX: Oké, dat was er ook over. Maar daar kon ik niets aan doen. Ik wist niet dat het over dat proces ging gaan. Het waren gewoon zeer ongelukkige omstandigheden. Nu goed: daar heb ik ook spijt van, ja.

En de Sukkellijn, een nummer dat je op sekssites liet circuleren? Al wie ernaar belde, zwierde je in de ether?

DESAMBLANX: De bedoeling was wel iets nobeler: het was een nummer dat meisjes die lastiggevallen werden, konden opgeven. Maar om dat in gang te steken, heb ik het op een aantal sekssites gezet en het is uit de hand gelopen. Was dat er ook over? Waarschijnlijk wel, ja. Het is erger dan ik denk, als ik je zo hoor opsommen. (lacht)

Ik wil radio maken die op het randje is. Dan ga je er af en toe eens over, dat is onvermijdelijk. Over het algemeen vind ik mezelf net te braaf. Ik durf niet genoeg. Het probleem is dat ik de enige ben in Vlaanderen die zoiets doet: dan val je meteen op. Want laat ons eerlijk zijn: het enige wat ik met Jelle Cleymans heb gedaan, is hem gebeld om te vragen of hij naar een pretpark op vakantie ging – en oké, ik heb dat uitgezonden tegen zijn wil. Het was niet mijn beste stukje radio, maar het is toch niks om een parlementaire vraag over te stellen?

Ook nu hou je je mond niet over Cleymans. Mocht ik je communicatieadviseur zijn, zou ik zeggen: zwijgen.

DESAMBLANX: Er wordt al zo veel voorzichtig gedaan. Ik zwijg niet omdat ik hem een hatelijk figuur vind. Los van alles wat er gebeurd is. Hij is het soort mannetje dat op zijn dertiende al in De kotmadam speelde. Een showbizzfiguur. Ik wist dat er miserie van zou komen: ik had een paar jaar geleden hetzelfde al eens voorgehad met hem. Hij is het soort man dat zichzelf nogal serieus neemt: dan heb ik al meer de neiging om hem onderuit te halen. BV’s hebben ervoor gekozen om bekend te zijn: dan moet je er maar tegen kunnen dat dat zich af en toe tegen je keert.

Dat is precies het argument waar bladen als Dag Allemaal en Story zich van bedienen.

DESAMBLANX: Dat vind ik toch iets anders. Dag Allemaal gebruikt truken die meer iets van chantage hebben: ‘Als jij geen interview geeft, bellen we de buren.’ Dat vind ik er zelfs over. Je ziet: ik heb wél morele grenzen. (lacht)

Bij mij is het doel niet een karaktermoord. Dat is mijn ding niet. Ik wil gewoon een beetje plagen. Het is meer lachen met jezelf – met mij in de rol van aanstoker. Als mensen niet onnozel reageren, komen ze er nooit slecht uit. Misschien is dat wel de essentie: ik vind dat iedereen met zichzelf moet kunnen lachen. Ik doe het zelf ook voortdurend.

Heel eerlijk: ik denk eigenlijk niet zo na over de morele kant van de zaak. Ik vind het grappig, dus doe ik het. Het is gewoon wat spelen. Meer moet je er niet achter zoeken.

Nooit schuldgevoelens?

DESAMBLANX: Ik heb altijd schuldgevoelens. Bij alles wat ik zeg of doe, denk ik achteraf: had ik dat wel moeten doen? Maar het vreemde is dat ik dat niet heb als ik mensen voor de radio bel.

Je tikt de nummers die je gaat bellen in met trillende vinger, je loopt voortdurend de studio uit als je het niet meer aankunt. Het heeft iets van zelfpijniging, jou radio zien maken.

DESAMBLANX: Dat trillen is iets dat ik van mijn oma heb. Mijn handen trillen voortdurend. Als ik koffie in een kop giet, gaat de helft ernaast. (lacht) Maar verder heb je wel een punt. Het telefoneren doe ik niet bijzonder graag. Voor ik bij Woestijnvis werkte, nam ik mijn eigen telefoon meestal niet eens op.

Weet je wat het ook is? Ik kan niks anders. Ik ben niet helemaal normaal, zoals je wellicht gemerkt hebt, maar door wat ik op de radio kan doen, functioneer ik wel. Het is triestig om te zeggen, maar radio is mijn hele leven. Voor zo lang als het duurt.

Hoe bedoel je?

DESAMBLANX: Iedereen die op de radio komt, heeft een houdbaarheidsdatum, maar door de aard van wat ik doe, vermoed ik dat die van mij een stuk korter zal zijn. Mensen gaan me snel beu zijn. Niet dat het me zoveel uitmaakt: als het stopt, zal ik vooral blij zijn dat ik de radio gemaakt heb die ik wilde maken.

Wat zie je je op je zestigste doen?

DESAMBLANX: Ik denk niet dat ik ooit zestig word. Ik wil niet oud worden. Vijfenveertig lijkt me al meer dan genoeg.

ZEVEN UUR. TIJD VOOR DE UITZENDING. HIJ WIL liever alleen in de studio zijn, maar ik mag nog even blijven om hem vanuit de technische ruimte gade te slaan. Hij doet het licht uit in de studio, trekt zijn kap over het hoofd – de webcam is niet zijn beste vriend – en schreeuwt het weekend op gang. Tijdens Marshall Masters’ I Like It Loud komt hij de studio uit om dag te zeggen – en zich een allerlaatste keer te verontschuldigen. ‘Sorry dat er niets te zien was.’

Twee weken later, na de laatste uitzending van Gunther D, lees ik dat Johan Verstreken in de commissie Media getuigd heeft over zijn ervaringen van de desbetreffende uitzending. ‘Ik werd opgebeld met een geheim nummer. Er volgde een scheldtirade door stemmen van bekende Vlamingen, van wie ik er een aantal uit Thuis herkende.’ Het ontlokt Ingrid Lieten de quote dat Gunther D ‘er volledig over is’, waarop ze prompt een workshop over de grenzen van humor op de VRT in het leven roept.

Zijn beste grap heeft Gunther Desamblanx voor het laatste bewaard.

VOLGENDE KEER

Illustrator Brecht Vandenbroucke

DOOR GEERT ZAGERS

‘SOMS VLUCHT IK DE STUDIO UIT ALS IK TWEE MENSEN MET ELKAAR HEB DOORVERBONDEN. DAN HOOR IK ACHTERAF WEL WAT HET GEWORDEN IS.’

‘RADIO IS DE LIEFDE VAN MIJN LEVEN. DIT IS WAT IK AL SINDS MIJN ACHTSTE WIL DOEN.’

‘EÉN KEER BEN IK EROVER GEGAAN: TOEN ZIJ UIT ELKAAR WAREN,HEB IK JANINE BISCHOPS GEVRAAGD OF HET WAAR IS DAT JOHNY VONERS NU OP VROUWEN VALT.’

‘MENSEN GAAN ME SNEL BEU ZIJN, MAAR DAN ZAL IK VOORAL BLIJ ZIJN DAT IK DE RADIO GEMAAKT HEB DIE IK WILDE MAKEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content