Noem Chantal Akerman geen feministe en zeker geen vaandeldraagster van de kunstfilm. ‘Ik háát het kunstwereldje. Allemaal poseurs.’ Onder die strenge voorwaarden wilde ze ons wel even te woord staan over haar Tel Avivdagboek ‘Là-bas’ en haar eerste dvd-box. Door Dave Mestdach *

Met minimalistische meesterwerken als Jean-ne Dielman, 23 Quai du Commerce, 1080 Bruxelles en Les Rendez-vous d’Anna kroonde Chantal Akerman (°1950) zich tot de patrones van de Belgische kunstfilm. Maar in New York en Parijs – waar ze al jaren woont – geniet de in Brussel geboren en getogen cineaste veel meer aanzien dan in eigen land. Ze staat er al sinds de jaren 70 te boek als een van de invloedrijkste kunstfilmers van haar generatie, getuige de bijna buitenproportionele bewondering van gezaghebbende bladen als The Village Voice ( ’the single most important and coherent body of work since Godard and Fassbinder’) en Le Monde (‘de grootste cineaste ooit’).

Haar films herken je aan de uitgepuurde, zeg maar ascetische stijl die zowel herinnert aan Robert Bresson en Andy Warhol als aan de minimalistische school, alsook aan een feministische en autobiografische onderstroom en een voorkeur voor man-vrouwthema’s. Toen we de kans kregen om haar te interviewen over Là-bas – een dagboekfilm waarin Akerman naar Tel Aviv trekt om te onderzoeken wat haar Joodse identiteit voor haar betekent – vreesden we dan ook een eigenzinnige cultura te ontmoeten: een dame die je maar beter met de nodige egards behandelt en die zelfs bij wijze van reclame voor haar nieuwste film elk woord nodeloos lang zou wikken en wegen. Niks daarvan: Akerman neemt in stoere kleermakerszit tegenover ons plaats, de blouse bijna onfatsoenlijk ver opengeknoopt, steekt haar zoveelste Richmond Light op en port ons met hese stem aan tot actie: ‘ Allons y. Dat we er snel vanaf zijn.’

De dvd die ik ontving van ‘Là-bas’ bleek een blanco schijfje te zijn. Mag ik u dan vragen zelf die zoektocht naar uw Joodse identiteit wat toe te lichten?

Chantal Akerman:Tu plaisante ou quoi? Dat thema is veel te delicaat. Da’s net de pointe van de hele film. Sorry, in dit soort interview heb ik geen zin. En bovendien heb ik last van jetlag. Ik ben ermee weg.

Wat algemene vragen dan? U draaide uw eerste kortfilm op uw achttiende. Hoe komt het dat u zo vroeg bent begonnen?

Akerman: Gewoon uit enthousiasme. Ik had net de films ontdekt van mijn grote voorbeelden Robert Bresson en Jean-Luc Godard en ik wist meteen: ‘Dat wil ik ook doen.’ Op mijn 14e had ik al mijn eerste camera gekocht en ben ik spontaan beginnen filmen. Eigenlijk wilde ik schrijfster worden – ik las zeer veel en was gek op Proust – maar het is er nooit van gekomen. Ik heb gewoon nooit de tijd gehad.

Komt u uit een cinefiel milieu?

Akerman: Helemaal niet. Mijn ouders hadden een kledingzaak in Brussel en gingen maar af en toe naar de cinema. Misschien was film wel mijn middel om aan dat milieu te ontsnappen. In elk geval heb ik er altijd veel voldoening uit gehaald en heeft het mijn nood tot zelfexpressie altijd bevredigd.

Ook later, toen u met videokunst en installaties begon te experimenteren?

Akerman:(fel) Vooral dan! Ik heb die installaties alleen gemaakt omdat galerijen en musea mij daar om vroegen, maar het is nooit mijn ding geweest. Ik haat dat kunstwereldje. Het stikt er van de poseurs. De Britse kunstenaar Steve McQueen zei me ooit: ‘Straks ga ik hier alles onderkotsen en mijn kots tot kunst verheffen, gewoon omdat ik daar als kunstenaar het recht toe heb.’ Wat mij betreft doet iedereen wat hij wil, maar dat vind ik écht je reinste flauwekul. Het is gewoon geld rapen op de kap van de collectioneurs. Nog een geluk dat die in de regel zo degoutant rijk zijn dat ze zelfs kots zouden kopen om met hun geld en status te kunnen pronken. Ik weet wel: in de filmwereld lopen ook onnozelaars en opportunisten rond, maar daar moet je tenminste nog iets kúnnen. Om een film te monteren of een project te financieren heb je knowhow nodig, terwijl die hedendaagse kunstenaars vaak níks meer kunnen. Geen portretje tekenen, geen concept bedenken, niks. Al negentig jaar teren ze op dezelfde grap van Marcel Duchamp, die een urinoir tot kunstwerk verhief. Alleen zijn ze over de jaren heen vergeten wat de pointe was en zijn ze de grap ernstig beginnen te nemen.

Velen vinden uw werk ook elitair. Een minimalistisch drama zoals ‘Jeanne Dielman’ waarin u de kijker dwingt om drie uur en twintig minuten lang naar een huisvrouw te kijken die aardappelen schilt, is toch ook geen toonbeeld van toegankelijkheid?

Akerman: Ik dwing dus niemand. De kijker beslist zelf waar hij zijn tijd in investeert. Ik heb ook niet de pretentie te beweren dat mijn film boven de kijker verheven is. Maar tienduizenden mensen hebben Jeanne Dielman inmiddels gezien. Hij wordt al bijna dertig jaar her en der vertoond, critici hebben de film een meesterwerk genoemd en dus een tijdloos cachet gegeven en nu hij uit is op dvd begint hij aan een tweede leven en kan hij ook een nieuw, jong publiek aanspreken. Bijna al mijn films zijn op termijn rendabel gebleken. Ik maak winst met films over huisvrouwen die drie uur lang aardappelen staan te schillen. Wie kan dat zeggen? Ik maak dus wel degelijk films voor een groot publiek, alleen heeft het publiek meestal wat tijd nodig om mijn films te ontdekken (lacht).

Spielberg is gewaarschuwd. In hun traagheid zijn uw films natuurlijk wel de antipode van de hedendaagse MTV-cultuur. Kan een hedendaagse Hollywoodfilm u boeien?

Akerman: Weinig, maar af en toe pik ik wel zo’n filmpje mee. Ik heb onlangs Miami Vice gezien. Oppervlakkige flauwekul, maar visueel vrij aardig en lekker ontspannend. Vraag me alsjeblieft niet om elke week in zo’n multiplex te kruipen – waar popcorn verkopen belangrijker lijkt dan films spelen en waar alles ook onvoorstelbaar veel lawaai maakt – maar een portie pulp kan best smaken. Zo stap ik ook wel eens bij McDonald’s binnen, hoewel ik liever op restaurant eet.

In 1996 heeft u zich één keer op mainstreamterrein gewaagd, met de romantische komedie ‘A Coach in New York’, met William Hurt en Juliette Binoche. Was dat uw persoonlijke hamburgerfilm?

Akerman:(lacht) Het was een hommage aan die oude screwballkomedies waar ik een moderne en reflexieve draai aan wilde geven. En ik wilde ook uittesten in hoeverre ik de Hollywoodconventies naar mijn hand kon zetten.

Waarom kiest u doorgaans voor een minimalistische stijl?

Akerman: Wie zegt dat ik een minimaliste ben? Ik voel me gewoon het comfortabelst bij een uitgepuurde cameravoering. Ik hou er niet van als de camera te vaak of te snel beweegt en je geen tijd krijgt om het beeld in je op te nemen. Ik vind het ook belangrijk dat kleur, diepte en kader een organisch geheel vormen, wat het logisch maakt dat ik vaak voor lange takes en long shots kies. Jij noemt dat minimalistisch. Ik noem dat maximalistisch. Het is méér zeggen met minder middelen. Kijk naar Jeanne Dielman. Door te spelen met realtime, stati-sche shots en precies bemeten cuts krijgen banale handelingen als aardappelen schillen iets sacraals en zwelt het beeld aan tot symbool.

Uw films worden nu heruitgebracht op dvd. Is dat wel een geschikt medium voor films die vooral op ritme en cadrage drijven?

Akerman: Daar ben ik nooit puriteins in geweest. De cinema blijft een magische plek, maar als een film écht goed is, blijft hij ook op dvd overeind. Veel mensen hebben tegenwoordig ook een home theatre en een high-definition-tv en de beeldkwaliteit van dvd is sowieso uitstekend, dus maakt het niet veel meer uit of je Jeanne Dielman nu in de bioscoop bekijkt of thuis. Ik vind trouwens dat mijn films zich goed lenen voor dvd. Jeanne Dielman heeft in zijn formele strengheid en repetitieve montage zelfs iets van een geritualiseerde soap. Je kunt gerust tussendoor even naar het toilet gaan. Of je kunt zelf ook aardappelen schillen. (lacht)

En dat voor een feministe.

Akerman: Oh, maar ik ben géén feministe. Ik ben een vrouw die toevallig ook films maakt. Da’s niet hetzelfde. Het is waar dat ik vaak vrouwelijke personages opvoer en uiteraard ben ik voor gelijke rechten, maar ik heb ook mannelijke personages en met theorie of politiek hou ik me niet bezig. Enfin, toch niet rechtstreeks. De term ‘feministe’ reduceert mij tot niet meer dan dat. Dat ik een vrouw ben, is een gegeven. Geen probleem. En dat daar specifieke eigenheden aan vasthangen, is een logisch gevolg. Geen pathologie. Noem me maar een basisfeministe, in de zin dat ik geen compromissen sluit in mijn vrouw-zijn en liever iets doe dan erover te kwekken.

U woont al jaren in Frankrijk, waar Ségolène Royal straks misschien wel de eerste vrouwelijke president wordt.

Akerman: Ik zit er niet op te wachten. Sterker nog: Ik haat dat mens. Alles is fake aan haar. Haar glimlach, haar bewering dat ze de jongeren en de gewone mensen begrijpt, zelfs haar haar. Het mens heeft het ook over niks anders dan respect voor familie en vaderland. Is dat een socia-liste? En de anderen zijn al niet veel beter. De centrist Bayrou heeft geen ideeën en Sarkozy is een rechts opdondertje dat graag stoer doet en zich voor de spiegel waarschijnlijk Napoleon waant. Heb je zijn uitspraak over homofilie gehoord? Dat het genetisch zou zijn! Quel idiot!

Ging dat niet over pedofilie?

Akerman: Maakt niet uit. Het is alsof die dingen besmettelijk zijn. Alsof je mensen eerst op hun DNA zou moeten screenen. Wie zo denkt, is een verdoken fascist.

U bent zelf een immigrante in Frankrijk. Hebt u ooit aanpassingsproblemen gehad?

Akerman: Toch wel. Ik voel me nog altijd meer Belgisch dan Frans. En er zijn wel degelijk verschillen. Belgen zijn minder arrogant en socialer. Maar goed: structurele problemen heb ik natuurlijk nooit gekend. Mijn moedertaal is Frans en ik ben blank. Ik woon zelf in een buurt met nogal wat migranten – geen banlieue weliswaar – maar ik heb vorig jaar óók een paar auto’s in de fik zien staan. Ik begrijp de woede van die jongeren. Ze zitten opgesloten in hun wijk, hun afkomst en hun klasse. Velen hebben bij wijze van spreken nog nooit de Eifeltoren gezien en van hun twaalfde beginnen ze vaak te ritselen omdat hun familie geld nodig heeft om te overleven, omdat er toch geen werk voor hen is en omdat ze niet meer geloven in een betere toekomst. Het is een vicieuze cirkel die me erg somber maakt. Ik zou graag zeggen dat het straks beter wordt, maar ik vrees dat het ergste nog moet komen.

Hoe kijkt men in Frankrijk eigenlijk naar ‘de Belgische film’?

Akerman: Niet. Le cinéma belge is gewoon een synoniem voor de Dardennes. En Benoît Poelvoorde, als je het aan jongeren vraagt. Van Akerman of Delvaux hebben de Fransen nog nooit gehoord. Daar zijn ze te chau-vinistisch voor.

In Amerika kent men uw werk wel. Toonaangevende critici zetten het zelfs op dezelfde hoogte van Fassbinder en Godard.

Akerman:C’est bizarre, hein? Het verschil in appre-ciatie is enorm. Als ik aan Amerikaanse universiteiten kom, zijn écht alle studenten met mijn werk vertrouwd. En ook in de meeste videotheken in New York of LA kun je mijn films vinden. En hier in België? Rien du tout. Zelfs aan het RITS hebben ze vaak nog nooit van mij gehoord. Niet dat dat per se hoeft, maar het zegt wel iets over onze filmcultuur. Zorg jij maar eens dat daar eindelijk verandering in komt (lacht).

Ik doe mijn best. Hoe zit het eigenlijk met uw kennis van de Vlaamse film?

Akerman: Ik zie bijna nooit Vlaamse films en kan alleen maar vaststellen dat ze in het buitenland niet veel betekenen. Maar ik kan moeilijk oordelen over iets wat ik niet ken.

Heeft u nog contact met Jan Decorte, die meespeelde in ‘Jeanne Dielman’? Hij heeft zelf nog een film gemaakt die sterk door u beïnvloed is: ‘Pierrot’.

Akerman: Nooit van gehoord. Ik heb Jan ook al een hele tijd niet meer gezien of gehoord. Twee jaar geleden had ik hem voor het laatst aan de lijn en toen was hij net uit de psychiatrie. Hij was weer met een toneelstuk bezig en zei me dat het beter met hem ging. Maar ik moet hem dringend opbellen. Ik wil hem een exemplaar van mijn dvd-box cadeau doen.

Mogen we toch nog iets vragen over uw nieuwste film ‘Là-bas’ en uw Joodse roots?

Akerman:(lacht) Nee. Vermeld gewoon waar en wanneer ze hem draaien. De mensen moeten hem zelf maar gaan ontdekken. Ik ben ervandoor. Die klote jetlag!

Door Dave Mestdach – Foto Piet Goethals

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content