Tine Hens
Tine Hens Journaliste voor Knack

Nog voor Carll Cneut (42) één lijn van zijn nieuwe boek – een bewerking van De Blauwe Vogel door Do Van Ranst – op papier had gezet, kreeg zijn uitgever mails van buitenlandse collega’s. Het zegt alles over de wereldwijde indruk die hij maakt als tekenaar. ‘Tegen Amerika kan ik al eens nee zeggen, ja.’

‘Weet jij wat een cosplayer is?’ We staan in het atelier van Cneut met uitzicht over de Gentse binnenwateren. Hij heeft snel wat schetsen en voorstudies aan de kant geschoven en schenkt koffie in. Op de tafel ligt een prent met een berg van klaprozen, viooltjes en andere bloemen in roze, rood en wit uit De Blauwe Vogel, daarnaast: een stapel van zijn andere nieuwe boek – Tien bolle biggetjes keken naar de maan -, een doos met olieverf en een pot met ragfijne penselen. Het is het rauwe materiaal waarmee Cneut werkt.

‘Een cosplayer? Nee.’

‘Dat zijn mensen die zich verkleden in hun favoriete stripfiguur of fantasypersonage. Twee weken geleden was ik in Italië. Als eregast op een festival voor fantasy, strip en cosplayers. Ik wist niet eens wat cosplayers waren. Maar wat een hallucinante ervaring.’ Cneut maakt wel vaker zulke dingen mee. Zo bevond hij zich een paar jaar geleden plots voor een volle Londense Royal Festival Hall. Negenhonderd man in de zaal en iemand die vanuit de coulissen fluisterde: ‘Doe maar iets. Ze zijn dol op jou!’ En nu we toch straffe verhalen vertellen, met een kop warme koffie in de hand en zicht op het olieachtige water onder ons: op een dag kreeg hij een mail. Van Hollywood. Of hij zijn telefoonnummer kon doorgeven? Even later kreeg hij inderdaad telefoon. Van Hollywood. De setdesigners van Charlotte’s Web. Ze wilden tekeningen van Cneut als basis voor de decors van de film en voor de merchandising. ‘Enfin, de rest heb ik niet meer begrepen. Ik was zo onder de indruk. Een film! Met Julia Roberts en Oprah Winfrey! Toen kwam de praktische kant van de zaak en ben ik afgehaakt: een contract zo dik als een telefoonboek. Ik wil dat soort rompslomp niet.’

Als hij alle uitnodigingen zou aanvaarden, kan hij twee jaar lang de wereld rondreizen. Het geheim van de keel van de nachtegaal, het boek dat hij in 2008 met Peter Verhelst maakte, ligt intussen in Georgië, Armenië en binnenkort in Rusland in de winkel. Vanuit datzelfde Rusland én vanuit Japan is er dan weer erg veel interesse voor De Blauwe Vogel, dat na vijf dagen in België al aan een tweede druk toe was. Dat hij het al gewoon is, is veel gezegd. Maar een boek van Cneut wordt algauw in vijftien tot twintig landen vertaald. En dat is voor een Belg behoorlijk uitzonderlijk. Europa en Brazilië waren al fan, Rusland en het verre oosten zijn dat nu ook. Het mooiste aan al die aandacht is waarschijnlijk dat Cneut geen aaibare tekeningen maakt. Zijn beelden waaieren breed uit over de bladzijden en zijn soms zo overladen dat je erin dreigt weg te zinken. Zijn personages zijn gewrongen, gebocheld en geblutst. Ze zijn niet licht verteerbaar, proeven veeleer wrang dan zoet en vallen toch universeel in de smaak.

‘En nu wil jij van mij een verklaring?’, lacht Cneut. Hij vist een penseel uit de pot en begint aan de haren te pulken. ‘Ik denk dat het succes voor een deel zo groot is omdat mijn werk niet te benoemen valt. Ik heb het al vaker gezegd: ja, ik maak prentenboeken, maar voor mij zijn dat daarom nog geen kinderboeken. Als het aan mij lag, stond er op al mijn boeken: van 4 tot 104 jaar – zoals op gezelschapsspellen. Ik heb een stijl ontwikkeld, of beter: ik heb een stijl gevonden, die zowel kinderen als volwassenen kan beroeren. Dat is niet mijn verdienste. Dat is een geluk. Daarnaast geloof ik graag dat het een gevolg is van al het harde, bijna obsessieve werken. (Hij strijkt de flinterdunne haren van het penseel recht) Dit is waarmee ik het doe. Ik werk met minuscule lijnen en kleuraccenten, laag op laag. Ik word er helemaal ingetrokken, soms tot mijn rug kromtrekt van de pijn. Ik vind het belangrijk dat het niet vrijblijvend is. Ik weet dat de nieuwe generatie steeds vaker tekeningen bewerkt op de computer, en soms twijfel ik ook: combineer ik de traditionele technieken niet beter met computerwerk? Ik zou er alleszins tijd mee winnen. Maar ik vrees dat ik gedoemd ben om te blijven schilderen, als bescherming tegen mijn eigen luiheid. Wat je op papier zet, is definitief. Alles wat op een scherm staat, kun je nog wissen of manipuleren. En dus zou ik me er sneller vanaf maken. Ik moet opgeslorpt worden door wat ik doe.’

Jouw grote geheim is dat je niet eens zo’n goede tekenaar bent.

CARLL CNEUT: Vraag me een portret te tekenen en ik bak er niets van. Als er in een verhaal een langharige kat opduikt, zal ik altijd suggereren daar een kortharige versie van te maken. Gewoon omdat ik geen langharige wezens kan tekenen. Het was een bevrijding om te beseffen dat niet de perfectie, maar het gebrek interessant is. Mijn stijl is gebaseerd op mijn tekortkomingen. Ik ben niet geboren als tekenaar. Als kind zat ik wel vaak in grote boeken met de meest waanzinnige beelden te bladeren. Ik herinner me een boek over het Monster van Loch Ness met van die gravureachtige tekeningen en een boek over ufo’s. Ik had ook heel wat prachtig geïllustreerde sprookjesboeken. Ik bladerde daar wel in, maar begon dat niet over of na te tekenen.

De enige met wie ik als kind getekend heb, is mijn vader. Voor het slapengaan, tekenden we samen een Mickey Mouse. Hij was de beste Mickey Mousetekenaar van de wereld. Hij stierf toen ik zeven was. Daarna heb ik nooit meer een Mickey Mouse getekend. Ook later op school – ik zat op internaat en deed Latijn-Griekse – raakte dat tekenen ondergesneeuwd. Het was niet belangrijk, plus: er was geen tijd voor. Op internaat functioneer je in groep. Je afzonderen wordt niet aangemoedigd. Je doet wat de anderen doen. In mijn geval was dat niet zozeer voetballen dan wel televisie kijken. Heel veel televisie kijken. En: interieurmagazines lezen.

Een typische bezigheid op een jongensinternaat?

CNEUT: Niet echt, nee. Maar ik had veeleer een voorliefde voor mooie vormen dan voor tekenen. Als klein kind wilde ik bakker worden. Niet om broden of koffiekoeken te bakken, maar wel om die taarten te versieren. Of als ik een mooi huis zag, dan liet ik mijn moeder een paar keer langsrijden om het helemaal in me op te nemen. Iedere boog en iedere krul. Ik heb een arsenaal aan beelden in mijn hoofd opgeslagen. Ik ben een mens van het beeld. Als ik blind word, dan heb ik nog genoeg om naar te kijken in mijn hoofd.

Je hebt als reclameman gewerkt en ontwierp ooit een verpakking voor diepvriesgroenten in Rusland. ‘Alleen maar tekenen zou snel beginnen te vervelen’, zei je toen. Ondertussen ben je al vijftien jaar tekenaar. Met die verveling valt het dus wel mee?

CNEUT: Oh ja, al moet ik toegeven dat het hier de eerste jaren beklemmend stil kon zijn. Van een drukke job waarin altijd wel iets te vergaderen of te regelen viel, zat ik plots alleen in mijn werkkamer zonder iemand die me dringend nodig had. Alsof ik er niet meer toe deed. Plus: ik moest wennen aan het idee dat ik officieel tekenaar was. Het moest dus wel iets worden, met dat tekenen. Het was niet langer iets dat ik er maar bij deed.

Mijn eerste tekeningen had ik voor Flair gemaakt, zonder dat ik hoopte of verwachtte dat het meer werd.

Ik herinner me nog een vergadering met de zus van mijn huidige uitgever. Het zou over mijn reclamewerk gaan, maar zij had een schets in mijn portfolio gezien en vond dat ik die aan haar broer moest tonen. De hele tijd ging het over die schets. Ik was lichtjes beledigd. ‘Ik ben een reclameman’, dacht ik, ‘die schets is mijn werk niet.’ Soit, ik kreeg een fax met een gedicht en moest daar een tekening bij maken. Ik noch de uitgever was tevreden over het resultaat. Vooral omdat ik me in het begin echt fixeerde op het idee dat ‘het voor kinderen moest zijn’. Pas toen ik dat van me afschudde en een tekening maakte waar ik zelf achterstond, was de uitgever enthousiast.

In het begin ging het verrassend eenvoudig. Ik illustreerde een boek, dat boek kwam in de winkel – het hoogtepunt van het jaar – en dan werkte ik aan het volgende boek. Ik heb het vak al doende geleerd. Stommelings, bijna. Ik tekende al mijn figuren in profiel omdat ik niet anders kon. Ondertussen ben ik een betere tekenaar geworden. Het nadeel is dat ik meer beslissingen moet nemen omdat ik meer variatie aankan. Soms verlang ik wel terug naar die eenvoud, plus: het gevoel dat je alles te ontdekken en niets te bewijzen hebt.

Is het leven nu dan zo ingewikkeld ?

CNEUT: De – of moet ik zeggen: mijn – verwachtingen zijn altijd weer hooggespannen. Elk nieuw boek dat ik maak, is de som van wat ik in mijn vorige boeken geleerd heb. Dat is logisch, maar het verraderlijke is dat als de dingen goed gaan je je daar ook door laat leiden. Als ik nu een bocht van negentig graden maak, weet ik niet of de waardering even groot zal zijn. Nu worstel ik soms met de vraag of ik geen product aan het worden ben? Stel dat ik een boek maak en het wordt niet in twintig landen vertaald, zal ik dan ontgoocheld zijn? Zal ik dan aan mezelf beginnen te twijfelen? Ergens sluimert de angst om te verliezen wat ik bereikt heb. Het is zoals de topsporter die zich afvraagt of zijn hoogtepunt nog moet komen of al voorbij is en of het niet beter is om te stoppen voor het hoogtepunt voorbij is? Ik stel me die vraag wel. Wat als ik nu stop? Zal ik dan een contente mens zijn?

En?

CNEUT: Ik denk het wel, ja. Ik moet nog veel bewijzen, zeker tegenover anderen, maar misschien iets minder aan mezelf. Hiermee kan ik tevreden zijn. Al denk ik ook dat ik dan gewoon opnieuw begin onder een andere naam. Ik speel trouwens zeer ernstig met dat idee. Ik weet al wat mijn pseudoniem zal zijn. Misschien doe ik het volgend jaar, misschien over vijf jaar. Misschien is het plat commercieel werk, misschien totaal ongrijpbaar. Het gaat erom nog eens die onbevangen reacties te peilen. Alsof ik terug sta waar ik begonnen ben.

Heeft dat verlangen te maken met het feit dat je als leraar steeds met nieuw, ruw talent geconfronteerd wordt?

CNEUT: Ook, maar die confrontatie houdt me vooral scherp. Ik wil niet onderdoen of afgaan. Alain Verster, Nils Pieters, Tim Van den Abeele en Korneel Detailleur, dat zijn jongens die net debuteerden en nu al verder staan dan ik toen ik begon. ‘Gelukkig heb ik vijftien jaar voorsprong’, zeg ik altijd. Het is soms akelig om te zien, hoe straf en verrassend ze zijn. Maar ze hebben me met de hand op het hart beloofd: als het slecht met me gaat, helpen ze mee aan mijn comeback.

Je hebt voor ‘The New York Times’ gewerkt. Een droom die uitkomt of meer een droom die mooier is als droom?

CNEUT: Ik ben ermee gestopt omdat ik er te gestrest van werd. Ik heb een aantal boeken gemaakt in Amerika – onlangs nog Tien bolle biggetjes keken naar de maan – en je doet dat toch vooral omdat het Amerika is. Dat klinkt goed en groots en geweldig. Maar het is zo’n andere manier van werken. Ze verwachten er dat je als een bullebak van je afbijt. Dat laatste boek was daar nog eens de bevestiging van. Ik was er vier maanden aan bezig – we zaten aan de aanpassingen van de aanpassingen van de aanpassingen van de tekeningen. Toen dacht ik: ‘Hier houdt het op. Het is mijn boek niet meer.’ Ik heb een mail gestuurd – vriendelijk doch kordaat – ‘U krijgt uw geld terug, maar ik denk dat u het best iemand anders zoekt.’ Ineens kon alles. Dat is Amerika: ze zoeken altijd tot hoe ver ze je in de hoek kunnen drummen. Het is niet echt een plezier om zo te werken.

En daar draait het om: het plezier?

CNEUT: Het is zowel een vloek als een genot. Uren ben je met dat borsteltje bezig, als in trance. De hele wereld verdwijnt in die tekening. Ook ikzelf. Want dat is het: in iedere tekening zit een stuk van de mens die ik ben.

Is een tekenaar ook een cosplayer?

CNEUT: Misschien wel, ja. Misschien wel.

DE BLAUWE VOGEL

Uit bij De Eenhoorn, 96 blz., E15,95.

EXPO L’OISEAU BLEU. OP ZOEK NAAR GELUK

Nog tot 22/4/2012, Sint-Pietersabdij, Gent.

Info: loiseaubleu.be.

TINE HENS

CARLL CNEUT : ‘ALS HET AAN MIJ LAG, STOND ER OP AL MIJN BOEKEN: VAN 4 TOT 104 JAAR.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content