In ‘Titaantjes’ was hij de diepgravende interviewer, in ‘Bromberen’ is hij de welbespraakte zeurpiet. Maar Pat Donnez heeft nog meer alter ego’s in zijn lichaam zitten; binnenkort laat hij zelfs de dichter in zich los. ‘Ik heb echt het gevoel dat ik maar tien procent van wat ik kan aan de wereld laat zien.’

‘Wat een groepje oude verzuurde zagen: dit is niet meer dan caféklap.’ ‘Eindelijk horen we de stemmen van de wijzen die in de kudde hopelijk enkele nog niet helemaal verdwaasde koppen wakker kunnen maken!’ ‘Ik denk dat we de volgende weken programma’s kunnen vullen met alle luisteraars die gaan zagen over hoe slecht dit programma wel is.’ ‘Dit is radio op zijn best, moge Bromberen een lang leven beschoren zijn.’ ‘Voer dit alsjeblieft onmiddellijk af!’ ‘Eindelijk nog eens een kritisch programma de zondagnamiddag op Radio1.’ ‘Proficiat VRT, u hebt alvast één luisteraar verloren.’ Dat de vernieuwing van Radio1 niet op algemeen gejuich werd onthaald, is een understatement à la ‘de regeringsonderhandelingen schieten niet echt op’. Maar Bromberen, de zondagmiddagshow waarin gepatenteerde klagers als Yves Desmet, Michiel Hendryckx of Julien Vrebos hun ergernis over de wereld de vrije loop laten, zorgde al helemaal voor gemengde reacties in de lezersrubrieken van kranten of op de website van de zender. En dan hebben we het ergste nog niet eens onder ogen gekregen, zegt Pat Donnez, de Radio1-grootheid die Bromberen bedacht en presenteert.

Pat Donnez: Tijdens het tweede weekend is de server platgevallen. Het gevolg was dat vele luisteraars niet op de website van Bromberen konden reageren. Je kunt je voorstellen hoe zeer díe mensen zich hebben geërgerd. (lacht) Ik heb zelfs mailtjes gekregen waarin ik allerhande complotten in de schoenen kreeg geschoven.

Er is in de media een echte klaagrage de afgelopen jaren, met ‘Grumpy Old Men’ of ‘Room 101’ op de BBC en boeken als ‘Is It Just Me, Or is Everything Shit’? Heeft dat jou aangezet tot ‘Bromberen’?

Donnez: Ik wou gewoon weten wat je zou krijgen als je al die verzuring en verzeuring die we de laatste tijd over ons heen krijgen, bij elkaar brengt. Het jeukte al een hele tijd om die vermaledijde zagen en chagrijnige azijnpissers in ons land eens te kakken te zetten. Daarom is het programma ook zo over the top. Maar we lachen natuurlijk tegelijk met onszelf, met wat voor klagers we zelf zijn.

Iemand als Michiel Hendryckx leeft zich wel heel erg in. Hij balanceert soms op het randje van haat.

Donnez: Ik begin me stilaan zorgen te maken over hem. Er zijn bepaalde mensen die ik niet te vaak mag uitnodigen, al is het maar uit cardiovasculaire overwegingen. (lacht) Maar we amuseren ons ontzettend. Vanaf het moment dat we binnengaan tot we weer buitenkomen, staat het schuim ons op de bek.

Yves Desmet schrijft in zijn krant ‘De Morgen’ af en toe scherpe columns over hoe Vlamingen een volk van verwende klagers geworden is, maar in ‘Bromberen’…

Donnez:… doet hij lustig mee (lacht). Eigenlijk is Bromberen een programma over diepe bekommernis. Mensen als Yves Desmet of Michiel Hendryckx zijn in essentie idealisten. Ze maken zich echt zorgen om de samenleving, en daarom ergeren ze zich zo. Tegelijk haal je dat geklaag, door zo in overdrive te gaan, ook een beetje over de hekel. Maar dat is alleen voor wie het wil zien. We krijgen reacties van mensen die gegierd hebben van het lachen, maar er zijn ook luisteraars die zeggen: ‘Eindelijk eens iemand die ons een spiegel voorhoudt.’

Wat vind je van de kritiek dat jullie snobs zijn die neerkijken op het ‘klootjesvolk’? Zoals Desmet die claimt dat ‘barbecuen bewijst dat Darwin gelijk had en we inderdaad afstammen van de apen’.

Donnez: Die kritiek is terecht. In de eerste aflevering hing er te veel een arrogante, zelfverzekerde sfeer, genre ‘kijk eens hoe goed wij zijn en hoe dom het gewone volk’. En dat wil ik absoluut niet. Ik heb toen meteen aan de noodrem getrokken. De gasten moeten zich ook kwetsbaar opstellen. Julien Vrebos is daar een perfect voorbeeld van: die kan de baas van De Post fileren, maar dan op zo’n charmante manier dat je bijna medelijden gaat krijgen. Wat natuurlijk ook weer niet de bedoeling is.

Nog een andere kritiek: waar zijn de vrouwen?

Donnez: ‘Zijn er geen brompoezen?’, zoals een vrouwelijke luisteraar vroeg. Wees gerust, ze komen eraan. Het is ook mijn ambitie om via Bromberen een paar mensen, en dus ook vrouwen, te lanceren, mensen die je leert kennen via het programma.

Je eigen rol is beperkt tot aangever. Ben je zelf ook een brombeer à la Michiel Hendryckx?

Donnez:(lacht) Ik mag hopen van niet, want dan heb ik niet lang meer te leven. Maar dat klagen zit wel in me. Ik was verrast dat een deel van de Titaantjes-luisteraars mee is gekomen, maar iemand schreef mij: ‘Als je in Titaantjes gewoon je vragen overhield, dan bleek dat je toch ook een stukje kon zeuren. Het leek wel alsof iemand niet gelukkig mócht zijn, en als hij het dan was, dan begon je hem meteen verdacht te vinden.’

Ik kijk toch met een zekere verontwaardiging naar de wereld. Ik vind het bijvoorbeeld een schande dat je bij de VRT je gasten niet eens een behoorlijke kop koffie kan serveren. In een voornaam instituut als het onze zou de koffie uitgeschonken moeten worden in porseleinen kopjes, door een lieve, rondborstige juffrouw, zoals Madame Arabelle dat doet in De Collega’s. En wat hebben wij: plastic bekertjes uit een automaat! Ik kan me daar vreselijk over opwinden. Maar net op het moment dat ik dreig te ontsporen, moet ik beginnen lachen. Sukkel, waar zit je je nu weer druk over te maken, denk ik dan. Bij mij is de vrolijke wanhoop nooit ver weg.

Patrick De Witte, nog zo’n archetypische brombeer, vertelde me ooit dat hij met moeite nog een krant kon lezen zonder zich te ergeren. Herken je dat?

Donnez: Absoluut, het is vandaag onbegonnen werk om complexloos een krant te lezen. Of een titel loopt kreupel, of er staan dt-fouten in… Maar die weerzin heb ik ook als ik tv kijk of naar de radio luister. Vijf jaar geleden reed ik vrijdagavond laat van kantoor naar huis, de Reyerslaan op richting Mechelen, waar ik woon. Ik was naar Radio1 aan het luisteren en ik was me zozeer aan het opwinden over wat daar te horen was dat ik tegen de auto voor mij botste. Een collega die samen met mij was vertrokken, stapte uit en zei: ‘Het stond je zeker niet aan op de radio?’ (lacht) Sindsdien rijd ik niet meer met de auto. Dan hoef ik ook geen autoradio meer te verduren.

De vernieuwing van Radio1, het feit dat een nieuwszender per se sneller en hipper moet worden, lijkt mij anders ook wel een goed onderwerp voor ‘Bromberen’. Heb je je daaraan geërgerd?

Donnez: Ik denk dat het een noodzakelijk kwaad was. En dat zeg ik niet om mijn bazen te plezieren: ik was de eerste om in de voorhoede te gaan lopen en te zeggen dat er een nieuwe dynamiek moest komen. En alle ergernissen ten spijt vind ik dat het station nu veel opwindender klinkt. Ik heb me in ieder geval sinds mijn beginperiode op de radio nooit zo geamuseerd. Het is niet omdat ik Bromberen maak dat ik niet voor verandering zou zijn, hé? Ik had tot de rest van mijn dagen aangename, diepgravende gesprekken kunnen voeren en dan weltevreden op pensioen kunnen gaan met de gedachte: ik ben erin geslaagd af en toe een niet onaardige vraag te stellen. Maar dat is mijn ambitie niet. Ik wil niet samenvallen met de mediamens Pat Donnez. Ik ben er zovele. Ik heb het idee dat ik nog maar tien procent van wat ik doe en ambieer, heb laten zien.

Binnenkort komen er nog een paar procentjes bij, want begin oktober verschijnt je eerste dichtbundel ‘Het is een mooi leven (zolang je niet bestaat)’. ‘Eindelijk out hij zich als schrijver’, liet je vriend Dirk Verbruggen ergens optekenen.

Donnez: Ik ben heel toevallig bij de radio terechtgekomen, omdat mijn toenmalige lief mij begin jaren 80 achter mijn rug had ingeschreven voor een examen. Als ze dat niet zou hebben gedaan, dan was ik misschien gaan schrijven. Ik schrijf al zolang ik radio maak, maar ik heb er nooit iets mee gedaan. Tot een Nederlandse uitgever er door weer een of ander stom toeval lucht van kreeg en me vroeg of ik eigenlijk nog veel langer verstoppertje wou spelen. Of ik misschien ging wachten tot ik dood was om mijn werk uit te geven en er effectief niemand meer op zat te wachten?

Je hebt elf jaar aan deze bundel gewerkt. Dat is enorm lang.

Donnez: Dat kan twee dingen betekenen: ofwel ben ik maniakaal en perfectionistisch, ofwel heb ik geen enkel talent (lacht). Natuurlijk speelde er ook een gigantische faalangst mee.

In die elf jaar heb ik drie vriendinnen tot wanhoop gedreven. Zij werden echt gek van mijn gepruts, mijn gepriegel in de marge, en een voor een heb ik ze zien vertrekken. De laatste zei: ‘Jij doet alsof je leven ervan afhangt.’ En toen werd ik heel kwaad: ‘Alsof? Mijn hele leven hángt daar van af!’

Het is eigenlijk deerniswekkend om zo maniakaal te zijn. Op dat vlak ben ik een typische man. In de maanden die voorafgaan aan zoiets als Bromberen, een, laten we eerlijk zijn, onnozel programmaatje dat zo weer in de ether oplost, ben ik daar zo monomaan mee bezig dat letterlijk alles en iedereen om mij heen verdwijnt. Normale, gezonde mensen doen dat niet. Ik weet niet wat mij dan bezielt; wellicht is het mijn vorm van verzet tegen de sinistere grap die het leven is.

Leonard Nolens sloot zich vroeger op in een hutje in het bos om aan zijn gedichten te werken. Is dat jouw ideaal?

Donnez: Nee, ik moet toch af en toe onder de mensen komen, hoe zeer ik me ook aan ze erger. De poëzie is mijn tegengif voor de waanvoorstelling van de media, waarin we elke dag opnieuw doen alsof we de wereld gaan veranderen. Maar dat moet ook, want stel dat je dat niet zou doen, dan zouden we nog veel grotere troep op ons bord krijgen. Je moet jezelf voorliegen dat wat je op dat ogenblik doet echt het allerbelangrijkste is ter wereld, maar op hetzelfde moment beseffen dat er niets zo onnozel is.

Iemand die gedreven wordt door ‘de drang om mensen te doorgronden’, zoals je zegt in een interview, die moet toch ook gewoon van mensen houden?

Donnez: Dat is een heel interessante vraag. Ik kan het niet ontkennen: ik leef met vele fouten, en een daarvan is inderdaad dat ik soms mensen binnenstebuiten wil keren. Ik denk dat ik een misantroop ben die af en toe mensen tegen zich aandrukt, en zegt: ‘Samen overleven we het wel.’ Maar dat mag wel niet te lang duren (lacht). Eigenlijk ben ik een wandelende paradox, zoals ook blijkt uit de titel van mijn bundel.

Nog eentje dan: je geeft weinig interviews omdat je niet ‘met mijn ziel onder de arm’ wil lopen. Een dichtbundel uitbrengen lijkt me toch net dat: met je ziel onder je arm lopen.

Donnez: Ik ben geen exhibitionist. Ik heb ook niet de ambitie om naakt in een lange regenjas rond te lopen en die voor het eerste het beste meisje open te gooien zodat ze de gedichten op de binnenvoering kan lezen. Dat is ook een van de redenen waarom ik zo lang gewacht heb. Sommige vrienden zijn echt geschrokken van de bundel. Mensen die ik al 25 jaar ken en met wie ik – op de vrouwen na – alles heb gedeeld, zeggen: ‘Eigenlijk heb ik jou nu pas leren kennen.’ Je legt jezelf bloot op tafel hé? Er is één troost natuurlijk: dat niemand nog poëzie leest.

Je bereik zal inderdaad minder groot zijn dan bij ‘Titaantjes’.

Donnez: Ik heb tegen mijn uitgever gezegd dat ik blij zal zijn als er 50 exemplaren van verkocht worden. Waarop hij zei: ‘Heb jij zo’n grote familie?’ (lacht uitbundig)

Je vader is ongeveer twee jaar geleden gestorven. Heeft dat een rol gespeeld in je beslissing om met je gedichten naar buiten te komen? Dat je nu zelf bewuster omgaat met de tijd die je nog rest?

Donnez: Misschien. Laten we eerlijk zijn: als ik zo oud word als mijn vader, dan heb ik nog een kwarteeuwtje voor de boeg. Dat is niet zo gek veel om alle dingen te realiseren die ik nog zou willen doen: een paar boeken schrijven, wat programma’s maken, misschien een album opnemen, een paar vriendinnen het leven bemoeilijken… (lacht) Eigenlijk heb ik nog een paar eeuwen nodig.

Ik las dat je vader vroeger in de kantlijn van kranten of magazines zijn ergernissen neerkrabbelde. Dat lijkt een beetje op wat ‘Bromberen’ nu brengt.

Donnez: Daar heb ik nog niet over nagedacht, maar dat klopt wel. Ik doe eigenlijk niet meer dan wat hij deed. Als mijn vader de krant had gelezen, dan kon je hem eigenlijk opnieuw lezen voor het commentaar dat hij erbij had geschreven. Er mocht bijvoorbeeld geen foto van Bush verschijnen, of hij tekende er grote oren aan, altijd. Hij had ook een bijzonder mooie vorm van humor. Ik herinner mij dat hij op een foto van een VTM-omroepster die zich had laten portretteren in een bibliotheek, tussen veel boeken dus, een tekstballonnetje had getekend met daarin het woord ‘Verdwaald’ (lacht). Het is dus misschien wel een familietrekje. Ik kan het ook niet laten om af en toe een prikje te geven. Maar ik kan even goed met mezelf de spot drijven, hoor.

Zoals in het gedicht ‘Koopje’, waarin je jezelf te koop aanbiedt en dat eindigt met de regel: ‘Smoel mag naar een goed doel.’

Donnez: Ik wantrouw mensen die niet met zichzelf kunnen lachen. Echt waar: er is niets zo verdacht als een ernstig iemand. En ironie is een manier om jezelf voor de voeten te gaan lopen. Maar ironie is natuurlijk ook een ziekte van deze tijd. Het is vandaag vooral een wapen geworden om niet te zeggen waar je voor staat. Ik wil dus niet grossieren in alleen maar ironie of binnensmonds gemonkel. Er zit wel wat vermakelijkheid in mijn gedichten, maar als je de bundel in zijn geheel leest, krijg je een soort röntgenfoto van wie ik ben. Eigenlijk is Bromberen in dat opzicht een soort uitvergroting van mijn poëzie: de toon is ironisch, maar je leert heel wat over de mensen die het maken. Alleen moet je voor mijn bundel betalen en krijg je Bromberen gratis en voor niks. Hoewel, de eerste reactie die we binnenkregen op de Bromlijn (telefoonlijn waar luisteraars hun ergernissen kwijt kunnen; nvdr.) was: ‘Zulke zageventen. Moet ik daar belastingen voor betalen?’

Door Stefaan Werbrouck l Foto’s Charlie De Keersmaecker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content