‘I’m just a guy who makes westerns’, zegt Walter Hill met een knipoog naar John Ford. Hij is te bescheiden: ‘The Warriors’, ‘The Long Riders’, ‘Geronimo’ en zijn epische tv-reeks ‘Broken Trail’ zijn niét zomaar westerns. Oordeel zelf op het Filmfestival van Gent, waar Hill deze week de Lifetime Achievement Award ontvangt. Focus gaf zijn paard de sporen voor een showdown met een Hollywoodoutlaw.

Echte cinefielen weten Walter Hill – 65 inmiddels – al decennia te waarderen als chronisch miskende én laatste grote westernregisseur. Maar wie de bonkige Californiër alleen kent van stereotiepe genrefilms als 48 Hours (1982), Red Heat (1988) of – erger nog – Undisputed (2002) zou daarbij wel eens de wenkbrauwen Sierra Nevada-hoog kunnen optrekken. Hoog tijd voor een herwaardering dus, en die krijgt Hill deze week als eregast op het Filmfestival van Gent. Daar vindt niet alleen een retrospectieve plaats waarin zijn vergeten meesterwerken als The Warriors, Southern Comfort, The Long Riders en Geronimo opnieuw worden vertoond. Ook zijn epische tv-western Broken Trail (2006), met Robert Duvall in de hoofdrol, zal er in volle grandeur op een bioscoopscherm worden geprojecteerd – daar waar Hills viriele regie, rustieke machomijmeringen en gestileerde actiesequensen nog altijd het best tot hun recht komen. En als kers op de taart zal Hill er uit handen van juryvoorzitster Kathleen Turner ook nog eens de Lifetime Achievement Award ontvangen. In afwachting van de stampede richting Decascoop stofte Focus zijn Stetson en Winchester af om enige vragen af te vuren op de man die zijn carrière begon als scenarist van ‘Bloody’ Sam Peckinpahs The Getaway, die de scifiklassieker Alien bedacht en produceerde én die recent nog met zijn vlammende pilootaflevering van de tv-serie Deadwood (2004) de zoveelste comeback van het westerngenre op gang schoot. Howdy, mister Hill.

Uw laatste wapenfeit, ‘Broken Trail’, is een tv-western van dik drie uur. Daarvoor had u ook al de pilot van de hitserie ‘Deadwood’ geregisseerd. Is het anders werken voor tv dan voor film?

Walter Hill: Niet voor mij. Ik kies alleen tv-projecten die heel filmisch zijn. Broken Trail bijvoorbeeld is opgevat als een klassieke western in breedbeeld die perfect in de bioscoop kan worden vertoond. Daarom heb ik zoveel aandacht voor de fotografie en de landschappen. De kijker moest vooral de kracht van de paarden en het majestueuze van de prairie voelen, twee dingen die onontbeerlijk zijn in een western. Het enige verschil zit hem in de lengte. Een film kun je monteren zoals je zelf wil. Een tv-serie moet x aantal minuten duren. Ik zeg niet dat Broken Trail daarom zo rustiek oogt – een stuk minder energiek dan mijn andere films in elk geval – maar het heeft er toch wel mee te maken. Als het een film was geweest, had ik er zeker tien minuten uit geknipt.

Het is dus geen stijlkeuze om het wat rustiger aan te doen? Vroeger werden uw films nochtans geroemd om hun energieke actiescènes.

Hill: Suggereer je nu op een beleefde manier dat ik een ouwe vent ben die niet meer meekan met zijn tijd? (lacht) De stijl vloeit gewoon voort uit het verhaal. Broken Trail gaat over twee cowboys – Robert Duvall en Thomas Haden Church – die al het een en ander hebben meegemaakt en op hun trektocht van staat naar staat gedwongen worden om hun lot en hun leven te overschouwen. Er zitten maar een paar actiescènes en één echte shoot-out in, helemaal op het einde dan nog. Het zou absurd zijn om zoiets even snel te monteren als Deadwood of Last Man Standing, aangezien het gaat over settelen en nadenken.

Op tv is de jongste jaren meer kwaliteit te zien dan in de bioscoop. Hebt u daar een verklaring voor?

Hill: Kabeltelevisie. In Amerika zijn betaalzenders als HBO tien jaar geleden dik beginnen investeren in hun series en dat heeft topacteurs, -scenaristen en -regisseurs aangetrokken. Kijk maar hoeveel bekende Hollywoodsterren tegenwoordig meespelen in tv-series. Tv is ook een medium dat zich beter leent tot experimenten omdat het redelijk goedkoop is, snel en fabrieksmatig gemaakt wordt en in grote dosissen dagelijks over ons heen gekieperd wordt. Een film daarentegen staat er als product alleen voor, kost vaak handenvol geld, moet twee uur duren en onmiddellijk geld opbrengen. Geen filmproducent die het dus nog in zijn hoofd haalt om gekke dingen te doen en van de platgetreden paden af te wijken.

U hebt dus uw hart aan televisie verpand?

Hill: Helemaal niet. Niks mooier dan pelliculebeelden die op een groot doek in een donkere zaal worden geprojecteerd. En niks zo machtig als een goed verhaal. Tv-series draaien vooral rond scherpe dialogen en kleurrijke personages, terwijl de klassieke narratieve film gaat om het vertellen van een boeiend verhaal, met een begin, een midden en een einde. Dat klinkt banaal maar elke scenarist weet dat het duizend keer makkelijker is plotlijntjes te bedenken rond bepaalde personages dan een dramatisch afgerond geheel neer te pennen. Vandaar dat een goeie film nog altijd veel meer impact heeft dan de beste tv-serie, zeker als je een regisseur hebt die dat sterke verhaal in een originele vorm weet te verpakken. Ga maar na: zijn The Sopranos écht even goed als The Godfather? Is Deadwood van hetzelfde niveau als The Searchers? I don’t think so. Bovendien zorgt tv ook voor de devaluatie van de regisseur als auteur. Het blijft in eerste instantie een producentenmedium waarin de regisseur maar een beperkte invloed heeft. Kijk naar Deadwood. Ik ben trots op de pilot die ik heb gemaakt, maar alle andere afleveringen zijn door anderen geregisseerd en halen krék dezelfde kijk- en waarderingscijfers.

‘Al mijn films zijn westerns’, heeft u ooit gezegd. Waar komt die liefde precies vandaan?

Hill: Ik was er als kind al dol op. High Noon, The Magnificent Seven, Rio Bravo… allemaal heb ik ze als uk in de cinema gezien. Het is niet alleen hét Amerikaanse genre bij uitstek, het is ook altijd een morele graadmeter geweest, een reflectie van de Amerikaanse psyche. In de jaren 20 en 30 kolkte het van de heroiëk, tijdens de Koude Oorlog kreeg je een psychologisering en nog later – vanaf de sixties en de opkomst van de tegenculturen – kwam de revisionistische western, met zijn kritische kijk op de pionierstijd en de christelijk-conservatieve waarden van de traditionele western. Met een paar eenvoudige codes kan je dus blijkbaar de meest verschillende richtingen uit, al zijn die codes niet altijd strak afgebakend. Moet een western per se over cowboys gaan? Moet hij zich afspelen in de periode 1850-1900? Moet er tumbleweed in voorkomen? Het is allemaal niet zo duidelijk.

Er lijkt in elk geval sprake van een heuse revival. Hill: Ik krijg al mijn hele carrière de vraag te horen of de western aan een comeback bezig is. Nu weer, met het succes van Deadwood en die paar grote studiowesterns, zoals The Assassination of Jesse James en 3:10 to Yuma met Russell Crowe. Is The Wild Bunch van Sam Peckinpah nu echt de laatste grote western? Is het Unforgiven van Eastwood? Ik weet niet eens wat men daar precies mee bedoelt. Westerns zijn ook gewoon spannend en opwindend. Ze houden het kind en de avonturier in je wakker. Wat is er nu leuker dan cowboy en indiaantje spelen? Zeker op mijn leeftijd (lacht).

Bijna al uw films gaan over de strijd van de outsider tegen de maatschappelijke orde en over machowaarden, terwijl de vrouwen opvallend vaak hoeren zijn. Met permissie: dat klinkt niet zo progressief.

Hill: Dat heb ik vaker gehoord. Toen er die rellen waren rond The Warriors(de film werd her en der zelfs verboden omdat er in bioscopen gevechten uitbraken tussen rivaliserende gangs; nvdr.) kreeg ik het verwijt een agitator te zijn die straatgeweld verheerlijkte. Maar het is gewoon een mannenwereld die ik schets. Mijn films gaan over revolverhelden die elke dag riskeren in de rug te worden geschoten. Dat zijn niet de meest fijnzinnige types met de meest politiek correcte ideeën. Maar dat ik daarom hun wereldbeelden deel of rechtse, vrouwonvriendelijke films maak, is bullshit. Er zitten altijd sterke, zelfstandige vrouwen in mijn films. En als het hoeren zijn, dan komt dat omdat ik ervan hou om met de codes van het genre en alle bijbehorende clichés te spelen. Mijn helden zijn meestal stoerder en virieler dan jij en ik. Mijn heldinnen seksueel agressiever. Ik maak nu eenmaal geen documentaires maar films.

U bent dus geen ‘zen-fascist’, zoals uw vriend en collega John Milius (scenarist van ‘Apocalypse Now’ en de Hillwesterns ‘Geronimo’ en ‘Extreme Prejudice’; nvdr.) zichzelf graag noemt?

Hill:What the hell does that mean? Ik ken John al lang en ik weet dat je zijn uitspraken vaak met een korrel zout moet nemen. Hij is ook meer een brombeer dan een revolutionair, kan ik je verzekeren (lacht). Zelf ben ik in elk geval nooit in partijpolitiek geïnteresseerd geweest. Ik ben gewoon een arbeidersjongen die met een gezonde werkmansmentaliteit in het leven staat. Vandaar misschien die terugkerende thema’s als gekwetste mannelijkheid, individu versus maatschappij en die ironische underdogkijk op instituten en mythes. En nog een constante: mijn films duren meestal maar 100 minuten. Dat heb ik van mijn vriend Jacques Demy (Franse cineast overleden in 1990, bekend van o.m. de musicals ‘Les Parapluies de Cherbourg’ en ‘Les Demoiselles de Rochefort’; nvdr.) geleerd. Hij zei me ooit dat de belangrijkste bijdrage van de Amerikaanse cinema het besef is dat 100 minuten de perfecte lengte is om een goed verhaal te vertellen. Maar verder heb ik mijn films nooit geanalyseerd. Ik ben ook geen criticus. Dat is jouw werk. Ik vertel verhalen die ik interessant vind en eens de film af bekijk ik hem nooit nog opnieuw.

Niet tevreden dan over uw films?

Hill: Over sommige wel, over andere iets minder. Maar ik ben John Ford, Howard Hawks of Sam Peckinpah niet – respectievelijk de katholiek, de protestant en de atheïst van het grote westerntriumviraat. I’m just a guy who makes westerns. Ik heb indertijd wél een gehandtekende foto van Akira Kurosawa gekregen omdat hij Last Man Standing – mijn remake van zijn Yojimbo – zo goed vond. Daar ben ik erg trots op.

Klopt het dat u John Wayne ooit heeft afgewezen, uw grote held nochtans?

Hill: Yup. Hij had mijn debuutfilm The Streetfighter(of ‘Hard Times’ uit 1975, met Charles Bronson en James Coburn; nvdr.) gezien en vond dat ik een prima regisseur zou zijn voor zijn laatste film The Shootist. Maar ik heb bedankt omdat ik mijn held niet wilde laten sterven in een film. En ook wel omdat ik bang was hem te ontgoochelen en eigenlijk al aan een paar andere projecten bezig was. Het eerste excuus klonk alleen iets leuker (lacht).

Door Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content