Charlotte Van den Broeck: ‘Ik zal niet tot mijn dood schrijven omdat ik nu eenmaal schrijver ben’
Dichter Charlotte Van den Broeck schreef haar eerste non-fictieboek, over architecten die zelfmoord pleegden omdat ze vonden dat ze een mislukt bouwsel hadden neergezet. Maar ook over haarzelf, ontdekte ze al schrijvend. ‘Over mijn verlangen naar perfectie, ‘ zegt ze, ‘en over het onvermijdelijke falen dat daaruit volgt.’
Het begon allemaal met Zwembad Stadspark in Turnhout, de geboortestad van Charlotte Van den Broeck. Sinds de opening in 2005 is dat zwembad nog geen drie maanden na elkaar open geweest. Altijd scheelt er wel iets aan. Is er geen elektriciteitspanne, dan lekt het water wel weg in de kelder of verandert het plots in melk. Het zwembad is ‘voorlopig definitief gesloten’, zo leest een briefje aan de inkomdeur dan, waarna iemand na een tijdje die ‘voorlopig’ doorstreept. ‘Er wordt beweerd dat het zwembad wegzinkt in de moerassige parkgrond’, legt Van den Broeck uit. ‘Toen ik in 2015 in Wenen was, hoorde ik daar hetzelfde over de opera. Die lijkt ook weggezonken in de grond, een van de redenen waarom de architect ervan het jarenlang zwaar te verduren heeft gekregen, en waarom hij zich uiteindelijk heeft opgehangen. Ik zag de parallellen tussen beide gevallen en wilde er iets mee doen, dus ging ik op zoek naar nog meer architecten die zelfmoord hebben gepleegd.’
Over die zoektocht schreef Van den Broeck Waagstukken, een boek waarin ze dertien mislukte gebouwen presenteert die de architecten ervan tot een wanhoopsdaad hebben gedreven. Een kromme torenspits waar de architect naar verluidt zou afgesprongen zijn. Het postgebouw in Oostende waaraan Gaston Eysselinck ten onder ging. De Kinetic Sculpture Garden die tot de zelfmoord van de excentrieke Amerikaan Starr Gideon Kempf leidde. Van den Broeck bezocht alle gebouwen, sprak er met de juiste mensen en merkte al schrijvend dat ze ongemerkt een personage in haar eigen boek aan het worden was. Stilaan groeide immers het besef dat er tussen haar en de architecten verontrustend veel gelijkenissen waren.
‘Dat is wat me aantrok in die architectenlevens, dat ze een schaalvergroting van mijn eigen mislukkingen vormden. Je zou kunnen opmerken dat een gedicht schrijven toch iets heel anders is dan een opera bouwen, maar voor mij is een gedicht ook een soort architecturaal werk. Het heeft eveneens een ruimtelijkheid die zich ontvouwt tussen de pagina en de lezer.
Ja, maar een gebouw zie je wel staan, het kan instorten zoals het theater waarover je schrijft, waarbij 95 doden vielen.
Charlotte Van den Broeck: Als debutant zat ik er heel erg mee dat wanneer ik een gedicht zou schrijven dat mensen slecht vonden, ikzelf ook slecht zou zijn. Natuurlijk weet ik wel dat ik die poëzie alleen maar produceer en dat zij niet helemaal is wie ik ben, maar ik kan die twee nog steeds niet van elkaar loskoppelen. Hetzelfde zag ik terugkomen bij die architecten, maar dan op grotere schaal, omdat gebouwen inderdaad zichtbaarder zijn. Een groot gebouw opleveren duurt jaren.
‘Als ik merk dat ik niets meer te zeggen heb, stop ik ermee. Met schrijven, niet met leven.’
Bij de Weense opera kwam de kritiek al tijdens de constructie ervan. Het gebouw zou te eclectisch worden, zeiden sommigen. Die kritiek was natuurlijk op niets meer dan een smaakmode gestoeld, maar heeft er wel voor gezorgd dat men uiteindelijk voor een goedkopere steen heeft gekozen en soms gewoon voor plaaster. Dat moet toch een zware impact hebben op een architect, denk ik dan. Stel je voor dat ik tijdens het schrijven van mijn boek constant kritiek had gekregen: ‘Dit is gort en dat is bagger.’ Ik denk niet dat er dan een boek zou voorliggen. Voor sommige van de architecten in mijn boek was de publieke ruimte een schavot.
Weet u nu beter waarom architecten zelfmoord plegen?
Van den Broeck: Nee. Wat zelfmoorden betreft staan architecten op de vijfde plaats. Schrijvers staan hoger. Ik merkte dat ik vooral in de eerste hoofdstukken op zoek ging naar een causaal verband tussen werk en dood. Maar zelfmoord is meer dan het optellen van een paar redenen, merkte ik al gauw. Het is voor een groot stuk ook onverklaarbaar. Onlangs las ik een artikel over een Nederlandse man die ooit een zelfmoordpoging had ondernomen. Daarna had hij zijn hele leven in het teken gesteld van zelfmoordpreventie, om op zijn vijftigste alsnog zelfmoord te plegen. Dat wijst op de complexiteit van zelfmoord, denk ik, en op hoe moeilijk het is die terug te voeren tot een paar drijfveren.
U hebt dus zelf gefaald. Is het niet wegens een soortgelijk gevoel van mislukking dat de architecten in uw boek zelfmoord hebben gepleegd?
Van den Broeck: Aanvankelijk had ik er moeite mee dat ik een boek over zelfmoord ging schrijven. Er zijn namelijk nogal wat schrijvers die dat thema verkend hebben en met wie het slecht afgelopen is. Dat idee van falen trok me echter aan. Ik denk dat we wat mislukken betreft allemaal een andere maatstaf hebben en dat we er ook allemaal anders mee omgaan. Zelf kan ik er heel slecht mee om. Het is nooit goed genoeg. Als kind maakte ik kleibeeldjes waar ik niet tevreden over was, en ik heb een heel fysieke herinnering aan een tekening die ik ooit moest maken voor school en waar ik uren en uren aan bezig bleef en waar ik uiteindelijk toch niet tevreden over was. Het boek is dus ook de uitdrukking van mijn eigen extreme faalangst.
En van een overdreven perfectionisme dat steeds tot teleurstelling moet leiden?
Van den Broeck: Misschien is zelfmoord dan wel het benaderen van die perfectie, een voltooiing van het levenslange streven naar het volmaakte. Ergens is het dus niet raar dat perfectionisten zo eindigen.
Karen, de vrouw die u in Glasgow rondgidst in de Kelvingrove Art Gallery & Museum, heeft het in dat verband ook over het streven naar de stilte die alle geluid overbodig maakt. ‘Je bent nog jong’ zegt ze tegen u. ‘Ik kan me voorstellen dat jij over een paar decennia ook niet langer van die overlopende regels zal schrijven.’ Is de zelfgekozen dood een keuze voor die ultieme stilte?
Van den Broeck: Je ziet het ook echt, dat dichters steeds minder woorden gaan gebruiken naarmate ze ouder worden. In gesprekken die ik heb met collega-dichters komt dit verdwijnen trouwens regelmatig voor. ‘Ik wil verdwijnen uit mijn werk’, zeggen ze dan. Dat is natuurlijk onmogelijk, maar ook ik koester die wens.
Nadat mijn debuutbundel was verschenen, was ik natuurlijk heel dankbaar dat er iets mee gebeurde, maar anderzijds vond ik het ook jammer dat ik er zelf in aanwezig moest zijn om de poëzie over te brengen. Dus vatte ik het plan op om in mijn tweede bundel geen enkele keer het woord ‘ik’ te gebruiken, wat vanzelfsprekend helemaal mislukte. Hetzelfde is bij dit boek gebeurd.
‘Aanvankelijk had ik er moeite mee dat ik een boek over zelfmoord ging schrijven. Er zijn namelijk nogal wat schrijvers die dat thema verkend hebben en met wie het slecht afgelopen is.’
Tot een jaar geleden had ik het idee dat ik alleen beschouwende stukken wilde brengen. Tijdens het schrijven merkte ik echter dat er iets ontbrak. Ik vond het laf dat ik mezelf uit het boek aan het schrijven was, omdat het uiteindelijk toch een spiegel van mijn eigen mislukking was. Waarom durfde ik het daar dan niet over te hebben? Daarom vond ik dat ik het verplicht was aan die architecten om ook zelf kritisch te reflecteren op hun zelfmoord. En dus zit ik ook in dit boek. Verdwijnen lukt me nog steeds niet.
Tijdens uw research hebt u meermaals de opmerking gekregen dat een jonge vrouw als u zich niet met zelfmoord moet bezighouden, dat het niet gezond is. Kreeg u dat gevoel soms ook zelf?
Van den Broeck: Pas op het einde. Ik had alle reizen gemaakt en moest beginnen te schrijven. De research was leuk en spannend en veilig geweest, maar vervolgens moest er een boek komen, en dat moest goed zijn, want ik hou niet van half werk. Ofwel zou dit een boek worden waar ik helemaal achter kon staan, ofwel kwam er geen boek. Ik heb dat ook wanneer ik een dichtbundel samenstel. Gedichten die de bundel niet halen bewaar ik niet. Die gaan onverbiddelijk de prullenmand in omdat ze duidelijk niet goed genoeg zijn. Ik heb dus lang met twijfels gezeten en wist niet goed hoe ik verder moest, tot ik van een vriendin het aanbod kreeg om aan de kust in haar appartement te gaan schrijven, op de dijk, op de negende verdieping. Ik werkte er vijftien uur per dag, zag alleen nu en dan een meeuw voorbijvliegen, sliep heel licht en werd soms om drie uur ’s nachts wakker, waarna ik nog wat voortwerkte. Het was heel intensief.
Maar u had nooit de neiging van die negende verdieping naar beneden te springen?
Van den Broeck: Nee, maar ik hoorde van architect Willem Jan Neutelings, van architectenbureau Neutelings Riedijk, die onder meer het MAS hebben getekend, dat architecten altijd de neiging hebben om op de bovenste verdieping te gaan wonen. Dat deed me aan High-Rise van J.G. Ballard denken, waarin de bewoners van een flatgebouw degenereren tot geweldenaars en uiteindelijk naar de bovenste verdieping trekken om hun gram te verhalen op de architect die daar woont. Maar nee, ik heb er mij het leven niet benomen, ik heb er integendeel een leven gered, dat van een zeehond die op het strand was aangespoeld. Maar ik zat niet veraf van de gedachte, moet ik bekennen. Wanneer je hele dagen met één thema bezig bent, kan dat bijna niet anders.
Vandaar die laatste zin van uw boek, ‘Een kunstenaar die in zijn slaap sterft, wordt door niemand herinnerd’?
Van den Broeck: De zin die je aanhaalt, staat op het einde van het hoofdstuk over Kempf. Ik denk dat zelfmoord voor hem echt wel een laatste wanhoopspoging was om de geschiedenis te halen. ‘Als ik niet meer kan werken, maak ik er een einde aan’, had hij zijn eigen dood in feite al aangekondigd. En ik begrijp dat. Ik zal ook niet tot mijn dood boeken schrijven omdat ik nu eenmaal schrijver ben. Nee, als ik merk dat ik niets meer te zeggen heb, stop ik ermee. Met schrijven welteverstaan, niet met leven.
Charlotte Van den Broeck
- 1991 geboren in Turnhout
- Behaalt een master taal- en letterkunde Duits-Engels aan de UGent en volgt woordkunst aan het Conservatorium van Antwerpen.
- Schrijft in 2012 haar eerste gedicht.
- Debuteert in 2015 met Kameleon en wint er de Herman de Coninck Debuutprijs mee.
- Opent in 2016 samen met Arnon Grunberg de Frankfurter Buchmesse. Internationale erkenning volgt.
- Publiceert in 2017 Nachtroer, bekroond met de Paul Snoekprijs.
Charlotte Van den Broeck signeert op 7/11 op de Boekenbeurs
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier