Opera ‘Shell Shock’: Adem drinken, bloed likken en pijn zien

Guro Nagelhus Schia (dance), Gabriel Kuti (Trinity Boys choir) © Filip Van Roe
Els Van Steenberghe
Els Van Steenberghe Els Van Steenberghe is theaterrecensent.

They did it. Het ongewone trio bestaande uit componist Nicholas Lens, librettist Nick Cave en choreograaf Sidi Larbi Cherkaoui levert met Shell Shock in De Munt een muzikaal machtige en visueel soms te overladen krachttoer af die geen seconde verveelt en elke seconde om vrede tiert.

The Play = Shell Shock

Gezelschap = De Munt

In een zin = Het ongewone trio bestaande uit componist Nicholas Lens, librettist Nick Cave en choreograaf Sidi Larbi Cherkaoui levert met Shell Shock in De Munt een muzikaal machtige en visueel soms overladen krachttoer af die geen seconde verveelt en elke seconde om vrede tiert.

Hoogtepunt = Het moment waarop witte lakens transformeren tot lijkzakken waar de doodgrimas nog van de gezichten valt af te lezen. Maar ook: de allerlaatste scène van deze opera waarin Cave, Lens en Cherkaoui tekst, muziek en beeld tot hartverscheurende soberheid strippen.

Score = * * *

Quote = ‘I am the Angel of Death / I catch breath / I catch breath / I drink breath’

‘fuck fuck fuck fuck

fuck fuck fuck fuck

So many men have fallen

So many more to fall

Some scream till heaven tremble

Some make noise not at all

Some tremble at the screaming heavens

(…)

So many stricken mothers with blood in their eyes’

Deze zinnen waar de oorlogsgruwel rauw maar ontstellend schoon van af druipt, ramde Nick Cave uit zijn schrijfmachine. Jawel, de Australische singer-songwriter met post-punkliefde vervelde geruisloos tot een uitmuntende librettist.

Nick Cave en opera: a match made in heaven?

Voor Shell Shock van De Munt perste Cave – op verzoek van componist Nicholas Lens – twaalf canto’s (lange gedichten) uit de vingers. Het zijn twaalf songs waarin hij oorlogsslachtoffers een stem geeft. Die stem klinkt soms klagend zoals in The Canto of the Colonial Soldier, soms vol ingehouden lust zoals in The Canto of The Nurse, soms onthutsend zoals in The Canto of the Mother en soms simpelweg pakkend zoals in The Canto of the Orphan, het slotstuk van de opera. De ‘verhaallijn’ is hun geworstel met oorlog en daardoor met het leven. ‘Sometimes I think my wife wished I’d died‘, laat Cave ’the Survivor’ zingen. Cave schreef de opera zoals hij een album zou schrijven. De songs zijn geschreven in een stuwende cadans en ademen gruwel, angst, twijfel maar evengoed seks, lust en liefde uit. Ze dienen eenzelfde thema, lenen af en toe een zin van elkaar en knallen recht je hart in.

Muziek waarin je de oorlog hoort

Nicholas Lens moest de songs maar lezen en hij hoorde de muziek erin, zo vertelde hij tijdens de persconferentie in september. Hoewel dat een beetje te bescheiden is, klopt het wél dat je Cave’s canto’s niet kan lezen zonder een melodie te voelen. Die melodieën weet Lens verdomd goed te vatten. Lens – die vooral bekendheid verwierf met de flamboyante, kleurrijke muziek van Flamma Flamma – The Fire Requiem (1994) en in 2012 de opera Slow Man creëerde, met een libretto van John M. Coetzee – haalt alles uit zijn atonale kast en gebruikt die atonaliteit om de onthutsing, de ontheemding en de complete consternatie van de oorlogsslachtoffers te verklanken. Het resultaat is een haast driftige compositie – mét melancholische trompet die af en toe weerklinkt – die het gemarcheer en het opgejaagde gevoel vertolkt, eigen aan oorlogstijden. Die door strijkers en slagwerk aangezwengelde jachtigheid doorbreekt Lens geregeld met aria’s die niet vloeiend maar pulserend van emotie klinken. Zoals de aria’s van de moeder (virtuoos vertolkt door sopraan Claron McFadden) of van het weeskind.

Soms geeft Lens zich helemaal over aan het ritme dat Cave in zijn libretto suggereert. Op die momenten verwacht je haast dat Cave de scène op komt gewandeld om mee te zingen, net omdat de melancholische melodielijn dan de kleur van zijn rustiger solowerk uitademt.

Regie te bomvol zinderende scènebeelden

Die rustiger momenten zijn niet toevallig de momenten die regisseur Sidi Larbi Cherkaoui tot een rustig, harmonisch en treffend scènebeeld dwingen. Dat is geen sinecure met twaalf dansers en zes zangers op de scène. Cherkaoui haalt evengoed alles uit de kast. Op de door een driedelige videomuur gedomineerde scène (denk aan een immense, podiumbrede witte trap) stuwt hij zijn dansers – zich voortbewegend in die kronkelende, elegante bewegingstaal van hem, weliswaar ‘schokkeriger’, (oorlogs)jachtiger dan ooit – van de ene inventieve scène naar de andere zonder de zangers te veel voor de voeten te lopen. Cherkaoui bouwt rond die zangers – waar vooral McFadden en Ed Lyon opvallen door hun zang- en speltalent – prachtige, rakende beelden, die door de pastelkleurige kostuums een haast dromerige toets krijgen. Zoals een muur van zandzakken waar handen uit priemen, een toren van deserteurs, lakens die tot lijkenzakken transformeren, draagberries die deuren worden, kartonnen soldaten die naar een schommelend kind kijken, …. Hij verpakt de oorlogsgruwel in dansante schoonheid. Al levert dat een soms te overweldigend scènebeeld op waardoor de dans net niet versmelt met zang en muziek.

Gelukkig is het eindbeeld sober en stil. Het is van een eenvoud en kracht die – denken we – zelfs de grootste oorlogsmisdadiger pakt en aan het denken zet. Het maakt Shell Shock tot een meesterlijk uitgevoerd requiem voor élke oorlog, dat met een rustiger scènebeeld een nog verbluffender statement tegen oorlog en voor wereldvrede was geworden. Nu is er zo veel moois te zien dat er geen tijd is om de pracht van elk beeld tot je door te laten dringen. Fuck. Fuck. Fuck. Fuck.

Els Van Steenberghe

Meer info: www.demunt.be en www.east-man.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content