Nederlandse cultuursector kreunt onder zware besparingen
Staatssecretaris van cultuur Halbe Zijlstra (VVD) veroorzaakt paniek in de cultuursector met draconische besparingsplannen.
Vrijdag 10 juni 2011 presenteerde de Nederlandse staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Halbe Zijlstra (VVD) zijn beleidsbrief. Daarin kondigt hij ingrijpende saneringen aan voor het cultuurbeleid 2013-2016. Zijlstra baseerde zich hiervoor deels op het advies ‘Cultuurbeleid 2013-2016’ dat de Raad voor cultuur, op Zijlstra’s vraag, had uitgewerkt. Zijlstra wil echter drastischer te werk gaan dan de Raad voor cultuur adviseerde.
Verwachte saneringen
Eind april 2011 presenteerde die Raad zijn advies. De introductie bij het advies, spreekt boekdelen:
In dit advies doet de Raad voor Cultuur voorstellen voor een nieuwe infrastructuur van culturele instellingen, waarvoor het budget € 125 miljoen lager ligt dan bij de huidige basisinfrastructuur. De adviesvraag van de staatssecretaris stelde de Raad voor de uitzonderlijke opdracht meer dan een kwart te bezuinigen op het bestaande budget. De voorstellen die de Raad doet zijn ingrijpend. Wanneer deze worden uitgevoerd, zal het culturele aanbod aanzienlijk verschralen. Toegangsprijzen gaan fors omhoog met als gevolg dat minder mensen naar voorstellingen en tentoonstellingen gaan. De werkgelegenheid van enkele duizenden werknemers en minstens zo veel zzp’ers in de culturele sector en aanpalende sectoren komt op de tocht te staan. De kansen voor toptalent zullen sterk verminderen en de mogelijkheden voor innovatie en experiment lopen terug…
Dit nauwkeurig uitgewerkte advies was het resultaat van een weloverwogen evenwichtsoefening. Zo wilde de Raad het mogelijk maken om grondig te saneren en zo weinig mogelijke schade aan het bestaande culturele landschap (de zogeheten ‘culturele infrastructuur’) te berokkenen. De Raad bepleitte tevens een gefaseerd doorvoeren van die saneringen.
Daar had Zijlstra geen oren naar:
De nieuwe basisinfrastructuur [BIS] gaat op 1 januari 2013 in. De Raad voor Cultuur wil een fasering en daarbij de bezuiniging van jaar tot jaar bezien. Hij stelt dat als de marktwerking niet of onvoldoende is gelukt, een heroverweging plaats moet vinden. Maar zo’n aanpak past niet in de vierjarige systematiek en leidt tot een verhoging van administratieve lasten. Met de Tweede Kamer is afgesproken dat de nieuwe basisinfrastructuur van het rijk op 1 januari 2013 ingaat, om eerder duidelijkheid te bieden aan instellingen en aansluiting te houden bij de financiering van gemeenten en provincies.
Zijlstra zet expliciet in op de ‘markwaarde’ van de cultuursector en benadrukt dat cultuur ook een economische kracht is. Economische krachten moeten gedegen ondernemerschap aan de dag leggen en minder afhankelijk worden van overheidssubsidies, aldus Zijlstra’s redenering. De staatssecretaris wil 200 miljoen € bezuinigen, ‘waarvan ca.€ 125 miljoen op de culturele basisinfrastructuur: de culturele instellingen en de fondsen die een directe subsidie van het rijk ontvangen.’
Verbolgen podiumkunstensector
Zijlstra ontziet zoveel mogelijk instellingen die op internationaal topniveau presteren, erfgoed en bibliotheken. Vooral de podiumkunsten (van 236 miljoen naar 156 miljoen €) en beeldende kunst (van 53,5 miljoen naar 31 miljoen €) moeten fors inboeten. Zo worden enkele omkaderende organisaties – de zogeheten sector- of kennisinstituten (vergelijkbaar met onze steunpunten) – met sluiting bedreigd of samengevoegd. Het Theaterinstituut Nederland (TIN), bijvoorbeeld, moet wellicht de deuren sluiten. Zijlstra is van mening dat de taken die dergelijke instituten uitvoeren door de sector zelf kunnen worden overgenomen.
Die ‘zelfregulerende’ functie past Zijlstra ook toe op de opleidingen. Zijlstra wil het kunstvakonderwijs opwaarderen maar wil de postacademische opleidingen afschaffen. Hij is van mening dat de cultuursector zelf verantwoordelijk is ‘voor nascholing of praktijkverdieping later in de loopbaan’.
Specifiek voor de theatersector wil Zijlstra de ondersteuning ervan reduceren tot ‘acht theaterinstellingen in acht kernpunten’ (dit zijn steden of stadsregio’s). Aan de ondersteuning is de eis gekoppeld om grootse voorstellingen op te zetten.
De kerntaak van de 8 theaterinstellingen in de basisinfrastructuur is het op de planken brengen van grootschalige theaterproducties. Daar zijn deze instellingen voor bedoeld. Toneel met een groot aantal acteurs op het podium wordt slechts mondjesmaat door vrije producenten gemaakt. Het produceren van bijvoorbeeld een Shakespeare-voorstelling met een groot aantal personages gebeurt nauwelijks in de markt.
Jeugdtheatergezelschappen krijgen de raad om het onderwijs als een afnemer en zelfs als een opdrachtgever te beschouwen waarmee intensief dient samengewerkt te worden.
Zijlstra verlangt, tot slot, samenwerking tussen alle spelers binnen een sector en eist aandacht voor participatie en educatie. Aandachtspunten die ook in het Vlaamse cultuurbeleid tot prioriteiten zijn uitgegroeid.
De Tweede Kamer (het parlement) organiseert op 20 juni 2011 een hoorzitting, op 27 juni wordt er definitief beslist over het lot van de Nederlandse cultuursector.
Schauvlieges beurt
In juni 2012 maakt Vlaams Minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur Joke Schauvliege (CD&V) haar saneringsplannen voor de Vlaamse cultuursector bekend. Hopelijk zijn Schauvlieges beslissingen even doortastend maar gaat de minister verstandiger om met het ingenieuze organogram van een kunstenlandschap.
Els Van Steenberghe
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier