Guido Lauwaert
Kunstenfestivaldesarts: Hard To Be A God
‘Hard To Be A God’ maakt van de sciencefictionroman van Boris en Arkady Strugatsky te clichématig toneel.
Op het KUNSTENFESTIVALDESARTS van vorig jaar stond Frankenstein-project van de Hongaarse acteur, regisseur en scenarioschrijver Kornél Mundruczó. Deze productie werd verfilmd en staat op het programma van het filmfestival Cannes 2010. De productie moet zulke lovende reacties hebben uitgelokt dat onze Hongaar opnieuw werd uitgenodigd. Hij greep die kans met beide handen aan en Brussel kreeg daardoor het voorrecht de première mee te maken van zijn nieuwste productie Hard to be a God ( * * ).
De toneeltekst is gebaseerd op de gelijknamige sciencefictionroman van de Russische gebroeders Boris en Arkady Strugatsky. Een paar van hun romans zijn verfilmd, Roadside Picnic in 1977 door Andrei Tarkovsky onder de titel Stalker. Geen onaardige referenties en toch, toch slaat iedereen de bal al eens mis. Hard tob e a God is een vervelende voorstelling, door het eindeloos herhalen van zinnen (Heb je kokend water op haar gekiept? – Nee – Je hebt kokend water op haar gekiept! – Nee! – Toch wel. Beken het maar! – Je hebt het gedaan. Kokend water! – Ze heeft het zelf gedaan. – Je liegt! Als je eerlijk bent zou je bekennen dat jij het gedaan hebt! Kokend water op haar gekiept!), de zwakke verhaallijn en een acteren waar alleen blinde volgelingen voor blijven zitten. En recensenten.
Mundruczó heeft het romangegeven geactualiseerd, maar die actualiteit is achterhaald door de actualiteit van de televisie, die met hun duidings- en undercoverprogramma’s het thema al zo sterk hebben uitgemolken dat zelfs sociaal overgeëngageerde mensen naar de zapper grijpen nog voor de inleider is uitgesproken.
Twee camions op een parking, in de Brusselse enscenering een leegstaand depot van Tour en Taxis. In de vrachtruimte zitten Hongaren, op weg naar de vleespotten van het Wilde Westen van Europa. Voornamelijk jonge vrouwen als werktuig voor bordelen. Ze worden verkracht, gemarteld, er is een abortus met een paraplubalein. Eentje wordt voor de lol en ter verdrijving van de verveling levend begraven, maar dat sadistisch spelletje loopt verkeerd af. Ze stikt. Na ruim twee uur, die een nacht moet veronderstellen, besluiten de truckers terug te keren naar Hongarije. Met lijk en halflijken, zichzelf inclusief, want de marteling heeft zelfs de beulen geestelijk aangetast. Al beseffen ze dat niet. Het is enkel uit simpelheid van geest dat ze niet weten hoe het verder moet.
Tussen de migranten zit een verrader. Een infiltrant. Hij symboliseert God die naar de aarde is weergekeerd om te zien wat er van zijn schepping geworden is en of de mensen wat hebben bijgeleerd, sinds ze de appelcompote hebben uitgevonden. Wie die God in mensengedaante is, is niet helemaal duidelijk, maar wat wel duidelijk is, is dat de truc ontleend is aan hoofdstuk V van De gebroeders Karamazov van Fjodor Dostojewski. In De Groot-Inquisiteur wordt Jezus, op bevel van God, die het gezaag van Maria om de mensen de zondeval te vergeven, niet langer kan verdragen. Hun zoon moet eens gaan piepen of de mensen zich gedragen naar de basis van het geloof, de Tien Geboden, door Mozes in zijn vrije tijd zo kunstig op twee stenen tabletten gebeiteld.
En God zag dat het niet goed is. Maar ook de toeschouwer. Om hem in de rol van God te duwen wordt een oude truc gebruikt. Een speler begeeft zich tussen het publiek en vraagt een vrijwilliger, een vrouwelijke, want alle beschikbare prostituees zijn uitgemolken. Verwacht wordt dat het publiek, of althans toch een paar mensen, in opstand komen. Wat niet gebeurt. Het weigert te interveniëren. Net als God. Hij ziet de verloedering van zijn schepping aan en haalt zijn schouders op. Besluit: God is een lafaard, en zijn meesterwerk, de mens, is dat ook. Niet God, maar de auteurs van de roman en de regisseur van de producties wijten de lafheid aan het feit dat een ingreep een interferentie zou betekenen in de natuurlijke vooruitgang van de geschiedenis.
Krommer heb ik het niet geweten. Dat zulk theater aanslaat in voormalige Oostbloklanden kan ik begrijpen. Maar met zulke lulkoek moet je in deze contreien niet meer uitpakken. In een poging dit misbaksel toch smaak en temperatuur te geven werd gekozen voor een sterk realisme. De geestelijke wreedheid tegenover de jonge vrouwen én de beulen zelf ligt er echter zo dik op dat ze dun wordt.
De roman dateert van 1964. Werd dus geschreven toen de Sovjets de macht nog stevig in handen hadden. Dat de roman de censuurcommissie passeerde, zonder kommaneuken, is logisch. God wordt veroordeeld. In een regime waar God werd afgeschaft is dat niet verwonderlijk. Toch valt het op, niet alleen in deze roman, maar bij vele uit het Sovjettijdperk, hoe vaak God een belangrijke nevenrol te vervullen krijgt. De reden hiervoor is simpel. Als er geen kritiek op de goden van het communistisch pandemonium mogelijk was, moest een andere god, uit de meest gehate religie, het ontgelden. Maar, welbeschouwd blijft de Christelijke God, in Russisch-Orthodoxe gedaante, een rechter van wie verwacht wordt dat hij de schepping redt, desnoods door haar te vernietigen. Hij blijft dus, hoe Luther en Lenin ook preekten, de allerhoogste rechter en beul.
Het is allemaal duidelijk. Wat al te duidelijk. Het grote mankement is de overdrijving, cliché op cliché, en het ontbreken van een vermomming waardoor de toeschouwer andere aspecten van zichzelf ontdekt die hij nog niet kende. Met deze productie heeft het KUNSTENFESTIVALDESARTS aangetoond hoe gevaarlijk het is zelfs gerenommeerde theatermakers carte blanche te geven. De productie wordt in het programmaboekje aangekondigd als ‘Niet voor gevoelige kijkers’. Dat klopt. Ze vallen er van in slaap.
Guido Lauwaert
HARD TO BE A GOD – Kornél Mundruczó – nog tot 25 mei in Tour & Taxis – Brussel – www.kfda.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier