Hoe zou het nog zijn met de Arabische Lente? Deel 1

© Reuters

In deel 1 van de 5-delige reeks ‘Hoe zou het nog zijn met de Arabische Lente?’: Hoe is het in Tunesië, Egypte, Libië, Syrië en Jemen?

Tunesië

Hoe was het voor de Arabische Lente?

Tunesië was dan wel vooral bekend als populair vakantieland en door het Westen geprezen als bondgenoot in de ‘war on terror’: president Zine El Abidine Ben Ali was een dictator van het zuiverste water: geen persvrijheid, een schijnparlement, verkiezingen waarbij hij stalinistische scores tot 99 procent behaalde.

De Tunesische economie (vooral gesteund op toerisme, land- en mijnbouw en sterk afhankelijk van export naar de EU) deed het goed onder Ben Ali, in 2010 groeide ze nog met meer dan 3 procent volgens het IMF. In Tunesië was met 3,5 % mensen onder de armoedegrens (schattingen uit 2005 door de CIA) weinig schijnende armoede, onder meer door subsidies van de staat die onder andere olijfolie en brood kunstmatig goedkoop hielden. Maar meer dan wat tomatensaus, brood en een keer vlees per week kregen veel Tunesiërs niet op hun bord.

De economische uitzichtloosheid en de torenhoge werkloosheid (in sommige delen van het land tot 30% onder jongeren, aldus de Wereldbank) die de Tunesiërs een doorn in het oog waren. De familie en vooral de schoonfamilie van de president roomden immers zo goed als alles af. Waardoor de jonge en goedgeschoolde Tunesische bevolking alles van waarde aan de neus zag voorbijgaan.

Tel daarbij een indrukwekkend politieapparaat van 135.000 politieagenten voor 9 miljoen inwoners, aldus expert Arabische wereld Vincent Geisser, dat alles te danken had aan het regime en dus genadeloos elk verzet onderdrukte.

Hoe is het sinds de Arabische Lente?

Brood en werk waren de drijfveren van de revolutie, aangestoken door de zelfmoord van de werkloze Mohammed Bouazzizi. In opiniepeilingen voor de verkiezingen bleken werk en corruptiebestrijding de belangrijkste zorgen. Religie kwam amper op de zevende plaats. En toch won de islamistische partij Ennahda de verkiezingen, en slaagt die erin, geholpen door op chaos beluste salafisten, van de plaats van religie het meest besproken onderwerp te maken.

Ennahda-leden van het tijdelijke parlement zorgden voor ophef door de Koran te citeren in het parlement, salafisten lokten grote tegenbetogingen uit met agressieve acties en de Ennahda-premier Hamadi Jebali en zijn partijvoorzitter Rachid Ghannouchi blinken uit in het innemen van radicale standpunten, om die dan bij te vijlen bij protest. Zo wilde Ennahda het artikel uit de Grondwet aanpassen dat de gelijkheid tussen man en vrouw garandeert. Man en vrouw zouden ‘complementair’ zijn, en niet langer ‘gelijk’, zoals in de ter zake erg vooruitstrevende Grondwet uit 1959 stond. De Ennahda-militanten tonen zich een stuk radicaler dan de retoriek van hun leiders. En ook: gevaarlijker. Een leider van een grote seculiere partij bezweek aan de verwondingen opgelopen bij een afranseling door Ennahda-leden.

Na de revolutie groeide de algemene werkloosheid met 6 procentpunten tot 19% in 2011. In 2012 daalde die weer tot 17,6%. Positief, maar meer dan onvoldoende om de grote groep jonge, hoogopgeleide werklozen aan een baan te helpen. Schattingen van de Wereldbank gaan dan ook uit van een stabilisering van de werkloosheidscijfers rond 18% in 2012-2013.

Ben Ali en leden van zijn familie zijn ondertussen al ettelijke malen veroordeeld, maar steeds bij verstek, aangezien hij nog steeds in Saoedi-Arabië verblijft.

Egypte Hoe was het voor de Arabische Lente?

Egypte kende net als Tunesië een seculiere dictatuur. In het dichtstbevolkte Arabische land en politiek het belangrijkste uit de regio dankzij onder meer het Suezkanaal, lag het zwaartepunt van het regime bij het leger. Dictator Hosni Mubarrak, van 1981 tot 2011 president, had zelf zijn pluimen verdiend in de luchtmacht en als hervormer van de veiligheidsdiensten. Dat het Egyptische militaire apparaat zo machtig was, was ook te danken aan de anderhalf miljard dollar die de VS jaarlijks doorsluisde.

Net als zijn collega Ben Ali in Tunesië genoot Mubarak steun in het Westen voor het onderdrukken van islamisten en het beschermen van religieuze minderheden. De Moslimbroeders, opgericht in Egypte, kregen erg weinig ademruimte. De Kopten of Egyptische christenen genoten bescherming. Maar net als bij Ben Ali, die de ooit talrijke Tunesische Joden ‘onder zijn hoede’ nam, was dat vooral voor de galerij en om de steun van die bevolkingsgroep af te kopen en het Westen te paaien.

Hoe is het sinds de Arabische Lente?

Op 25 januari 2011 kondigde de bevolking een Dag van Woede af met stakingen, vreedzame demonstraties en marsen. Het epicentrum van de Egyptische revolutie werd het Tahrirplein of Vrijheidsplein in Caïro.

Hosni Mubarrak probeerde met harde hand en halfzachte beloftes om te hervormen de protesten te counteren, maar faalde en trad af op 11 februari. Hij werd opgevolgd door de Hoge Militaire Raad (SCAF), wat tot hernieuwde volkswoede leidde. De SCAF ontbond het parlement, en moest de weg naar verkiezingen voorbereiden. Na vertragingen en manouevers om de macht te behouden werden die tussen november 2011 en januari 2012 gehouden.

Er waren meer dan 800 kandidaten om Mubarrak op te volgen, waarvan volgende plejade meest in het oog sprong.

Er was de Nobelprijswinnaar en voormalige hoofd van het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA) Mohamed ElBaradei, die zich terugtrok uit de race: “Mijn geweten laat me niet toe me kandidaat te stellen voor het presidentschap of elke andere officiële post als er geen echte democratie is.”

Ayman Nour, hoofd van de partij Ghad al-Thawra en tweede bij de presidentsverkiezingen in 2005, mocht niet deelnemen wegens een eerdere veroordeling voor verkiezingsfraude. Het islamistische kamp was verdeeld over drie grote kandidaten. De bekendste onder hen: Abdel Moneim Aboul-Fotouh, een voormalige leider van de Moslimbroederschap.

Bij de veeleer seculiere kandidaten liep Amr Moussa, de gewezen secretaris-generaal van de Arabische Liga (2001-2011) en minister van Buitenlandse Zaken onder Mubarak tussen 1991 en 2001, voorop.

Er waren ook nog twee kandidaten die de steun genoten van de regerende Militaire Raad. De eerste, Hossam Khairallah, stond van 2000 tot 2005 aan het hoofd van de Egyptische inlichtingendienst maar wou niet geweten hebben dat hij de kandidaat was van het leger. “Ik ben gewoon een burger met een plan voor de wederopstanding van Egypte.”

De tweede, Mansour Hasan, ontkende lang dat hij zou opkomen bij de verkiezingen en stelde zich pas op de valreep kandidaat. Hij bekleedde tal van sleutelposities onder wijlen president Anwar Sadat. Hasan zou de favoriete kandidaat geweest zijn voor zowel de Moslimbroederschap als de regerende Militaire Raad.

Uiteindelijk zou Mohammed Morsi van de Moslimbroederschap tijdens de tweede ronde van de presidentsverkiezing, die op 16 en 17 juni 2012 werd gehouden, Ahmed Shafik verslaan, de laatste premier van het regime-Mubarak. Voor diens kandidatuur verklaarde de Egyptische justitie een, door het door de islamisten gedomineerde parlement gestemde, wet ongeldig die aan voormalige steunpilaren van het regime van Hosni Mubarak verbood om deel te nemen aan de verkiezingen.

Morsi kreeg meer dan 13 miljoen stemmen, Shafik meer dan 12 miljoen. De kiesopkomst in die tweede ronde bedroeg 51 procent.

De aanloop naar de verkiezingen verliep allesbehalve rimpelloos. Het Tahrirplein bleef het centrum van verzet. Zo in november 2011, toen Egyptenaren opnieuw massaal toestroomden omdat ze vreesden dat ze met het militaire regime dat in de plaats kwam van Mubarak zeker even slecht af zouden zijn. Koert Debeuf noemde die ’tweede revolutie’ toen “terechte”, want “hun revolutie staat op het spel“.

Egypte haalde ook de wereldwijde media door geweld en seksuele intimidatie, waar niet allen de Egyptenaren het slachtoffer van werden, maar ook buitenlandse journalisten. De brutale aanranding van Lara Logan van de Amerikaanse nieuwszender CBS op het Tahrirplein was een van de meest spraakmakende zaken.

Ook de zogenaamde maagdelijkheidstests – waarbij het maagdenvlies van vrouwen wordt gepenetreerd om na te gaan of de vrouw daarbij bloedt – die de politie uitvoerde op gearresteerde vrouwen, wezen op de zere plekken in de Egyptische samenleving. Salwa El-Husseini, Samira Ibrahim en Rasha Abdel Rahman werden de gezichten van het verzet tegen die praktijken toen ze, tegen de sociale code in, beslisten hun verhaal naar buiten te brengen.

Husseini stemde toe gefilmd te worden toen ze getuigde op een persconferentie, Rahman gaf beeld en uitleg bij het misbruik in de rechtbank. Ook al sprak een rechter de dokter vrij die de maagdelijkheidstest uitvoerde, toch kon Ibrahim een slag thuishalen door erin te slagen maagdelijkheidstests te laten verbieden.

Libië Hoe was het voor de Arabische Lente?

Libië was 42 jaar lang de speelbal van Muammar Khaddafi, een van de ’s werelds meest opvallende dictators. Dankzij een geslepen verdeel-en-heerstactiek onder de verschillende stammen in Libië en een schier eindeloze stroom oliedollars kon Khaddafi zijn machtsbasis uitbouwen. Khaddafi’s Libië stond als hoogste Afrikaanse land genoteerd op de index van de menselijke ontwikkeling en kende een hoog BNP, maar weinig van de welvaart ging naar de bevolking.

De gebrekkige mensenrechtensituatie, het dictatoriale regime en de ‘brood en werk’-factor maakte dat ook de Libische bevolking openstond voor de Arabische Lente, die vanuit Tunesië en Egypte overwaaide. Het agressieve antwoord van Khaddafi deed het conflict ontaarden in een lange burgeroorlog.

Muammar Khaddafi stierf op 20 oktober 2011, na 9 maanden brutaal geweld te hebben gebruikt tegen zijn bevolking. Zijn zwangere dochter Aisha (advocate van Saddam Hoessein), zoon Hannibal en vrouw vluchtten naar Algerije. Zijn als opvolger genoemde zoon Saïf Al-Islam werd eveneens gearresteerd, en moet verschijnen voor het Internationaal Strafhof. Mutassim Khaddafi vond de dood samen met zijn vader.

Hoe is het sinds de Arabische Lente?

De verkiezingen in Libië leverden veruit de meest verrassende resultaten op. Vele waarnemers dachten dat in Tunesië (“Als het daar niet lukt, nergens”) vooral de seculiere krachten zouden winnen en dat het tribale Libië een vogel voor de kat was.

De Libische liberalen waren echter de grote winnaars met 39 parlementszetels van de 80 die voor partijen bestemd waren. De Moslimbroeders hinkten achterop met 17 zetels. De kopman van de liberalen Mahmoud Jibril haalde het net niet in de tweede ronde van de verkiezingen voor de overgangsregering. Moustapha Abou Chagour werd verkozen tot premier. Chagour , een dissident onder Muammar Khaddafi, staat volgens waarnemers dicht bij de islamisten. Bij de tweede ronde kreeg hij de steun van de Moslimbroeders. Hij moest een overgangsregering op de been brengen.

Het post-Khaddafi-tijdperk kent enkele uitdagingen. Khaddafi speelde de verschillende stammen tegen elkaar uit om zijn eigen machtsbasis te verzekeren. Eenheid in die tribale chaos zou een stabiliserende factor kunnen zijn.

Daarnaast heeft Libië nog steeds geen werkend leger of politieapparaat. Reken daarbij dat door de burgeroorlog nog veel wapens circuleren in Libië en nog openstaande rekeningen soms met bloedvergieten worden beslecht. Mensenrechtenorganisaties uitten al hun bezorgdheid over de behandeling van Khaddafigetrouwen.

Wat het religieuze debat betreft, sprong de moord op de Amerikaanse ambassadeur Christopher Stevens en drie andere Amerikanen in het oog. Hoewel, religieus? Dat drama lijkt een schoolvoorbeeld te zijn van het feit dat vaak niets is wat het lijkt tijdens de Arabische Lente. Aanvankelijk gezien als vergelding voor het anti-moslimfilmpje ‘Innocence of Muslims’ dat op You Tube te zien was, bleek het eigenlijk om uitgestelde wraak te zijn voor de moord op Osama Bin Laden en later de nummer twee van Al Qaida: Aboe Jahja al-Libi. Washington zei enkele dagen na de aanval dat door Al-Qaeda geïnspireerde extremisten achter de aanslag zitten.

Syrië

Hoe was het voor de Arabische Lente?

Syrië had net als Tunesië met Ben Ali en Egypte met Mubarrak een ‘seculiere’ dictator: Bashar al-Assad, zoon van Hafiz al-Assad. Vader Assad installeerden een van de meest repressieve politiestaten in de nochtans niet slecht bedeelde regio. Zoon Bashar volgde hem op in 2000 en had een hervormingsgezind imago. Dat bleek allemaal wel mee te vallen. Mensenrechten werden geschonden en politieke tegenstanders moesten het vooral kalm aandoen.

Legendarisch in Syrië zijn de veiligheidsdiensten. De verschillende diensten voerden in het verleden vaak bitsige machtsstrijden. Zij delen op het hoogste niveau van de staat de macht. Opstanden en volksprotest waren dus afwezig in Syrië.

Syrië geldt geopolitiek als belangrijk. Het heeft goede banden met het eveneens sjiitische Iran, en is voor Rusland een dam tegen islamitisch fundamentalisme in de buik van de republiek. Ook China heeft sterke banden met het Assad-regime. Dat uit zich in steun van beide landen in de VN Veiligheidsraad. Ook met buurland Turkije waren de verhoudingen hartelijk: de families van Bashar Al-Assad en Turks premier Recip Erdogan gingen samen op reis. De escalatie van het conflict heeft de relatie tussen Erdogan en Assad echter danig verzuurd. Beide naties staan vandaag lijnrecht tegenover elkaar.

Hoe is het sinds de Arabische Lente?

De opstanden in Syrië begonnen met hongerstakingen en marsen. De vraag van het Syrische volk: politieke hervormingen die de hegemonie van de Baath-partij van Assad doorbreken, meer burgerrechten en het einde van de noodtoestand die al sinds 1963 van kracht was, toen de Baath-partij aan de macht kwam.

Wat de Syrische protesten deed omslaan in rauwe volkswoede was de barbaarse reactie van het regime van Assad op een actie van enkele jongentjes. Zij kalkten antiregeringsslogans op muren in Deraa, werden opgepakt, gefolterd en met uitgetrokken nagels weer vrijgelaten. Het protest barstte los en verzandde in een nu al maandenlang gewelddadig conflict tussen het Vrije Syrische Leger en de regimetroepen.

Noch de Arabische Liga, noch de VN krijgt grip op de burgeroorlog. De VN-Veiligheidsraad is verdeeld door de steun die Rusland en China blijven verlenen aan Bashar al-Assad. Voormalig secretaris-generaal van de VN Kofi Annan gaf de brui aan zijn Syrië-missie omdat die “niet alle steun kreeg die de zaak verdiende. Er is verdeeldheid binnen de internationale gemeenschap. Dat alles heeft mijn plichten ingewikkelder gemaakt.” Zijn plan voor de vrede werd door Assad aangenomen, maar bijna meteen aan flarden geschoten. Annan werd opgevolgd door de Algerijnse crisisdiplomaat Lakhdar Brahimi.

Ondertussen zijn de rebellen geïnfiltreerd geraakt door salafistische elementen, die vaak met beter wapens kunnen ten strijd trekken tegen de zwaarbewapende regimetroepen. De vrees om aan Al Qaida gelinkte fundamentalisten te bewapenen, houdt het Westen tegen de rebellen te bewapenen. Waarnemers maken echter de kritische bedenking dat net het getreuzel van het Westen de ruimte liet voor radicale islamisten. De grondstroom van de revolutie is immers politiek en economisch, ‘brood en werk’, en niet religieus.

Wat Syrië extra gevoelig maakt is het precaire sektarische evenwicht in het land. Zo behoort de clan van Assad tot de alawieten, een geloofsgemeenschap binnen de sjiitische tak van de islam. Zij vormen de minderheid van de bevolking met een aandeel van 6 tot 12 procent. Toch hebben ze heel wat macht, en bijvoorbeeld de Syrische veiligheidsdiensten in hun greep.

Daarbovenop komen de religieuze minderheden in Syrië in nauwe schoentjes door de burgeroorlog. De christenen, Koerden en Druzen werden relatief goed beschermd onder Assad. Onder hen leeft de vrees voor een radicaal islamitisch regime.

Het Syrische conflict levert tragische cijfers op. Volgens mensenrechtenorganisaties zijn in Syrië ruim 28.000 mensen vermist na kidnapping. Volgens schattingen zouden 350.000 Syriërs op de vlucht zijn. Zij gaan vooral naar buurlanden Turkije , Jordanië en Libanon. Volgens de Britse krant The Guardian kwamen van maart 2011 tot augustus 2012 zo’n 22.805 mensen om, waaronder net geen 1.800 kinderen.

Jemen

Hoe was het voor de Arabische Lente?

Op het moment dat de Jemenieten in opstand komen tegen potentaat Ali Abdullah Saleh, kampt Jemen met de klassiek problemen uit de regio: torenhoge werkloosheid, corruptie, armoede en stijgende (voedsel)prijzen.

Daarenboven krijgt Saleh af te rekenen met felle gevechten met een afscheidingsbeweging in het zuiden van het land. En er is meer: in het noorden is er opstand en Al Qaida-strijders zijn actief.

Hoe is het sinds de Arabische Lente?

Ook Jemen proeft in navolging van Tunesië en Egypte de Arabische Lente. Half januari 2011 komen de Jemenieten op straat tegen de werkloosheid, stijgende prijzen, armoede en corruptie. Het protest richt zich tegen de al 32 jaar heersende dictator. “Oh Ali, vergezel je vriend Ben Ali“, scanderen de Jemenieten.

Dat ziet Saleh niet zitten, maar hij beseft dat hij iets moet doen. Geheel volgens receptuur van Ben Ali en Mubarrak doet hij halfzachte beloftes over halfslachtige hervormingen. De Jemenieten blijven op straat komen en verhevigen de protesten, ook al verklaart Saleh zich niet oneindig verkiesbaar te stellen en ook zijn zoon niet voor te dragen als opvolger. In 2013 komt hij niet meer op, klinkt het.

Half februari begint het mis te lopen en worden demonstranten doodgeschoten. Vanaf dan escaleert de zaak snel. Nadat het dodental snel begint te stijgen, er zouden er zo’n 860 vallen, stellen Saoedi-Arabië, Bahrein, de Verenigde Arabische Emiraten, Oman, Qatar en Koeweit een bemiddelingsplan op. Saleh zegt eerst zijn medewerking toe, maar trekt die weer in. Hij herhaalt zijn welles-niets-spel nogmaals, wat de gemoederen bij de protestanten doet verhitten.

Als ook een derde onderhandelingspoging faalt, wordt een aanslag op Saleh gepleegd. Hij overleeft echter en komt terug na een medisch verblijf in het buitenland. Wat volgt is opnieuw bemiddeling van de Golfstaten. Uiteindelijk treedt hij af op 23 november.

Sindsdien houdt hij de facto nog steeds de touwtjes in handen, volgens NRC Handelsblad, ook al is het vicepresident Abd Rabbuh Mansur Al-Hadi die (vanaf februari 2012) het land twee jaar lang moet leiden. Daaronder valt: een nieuwe Grondwet laten schrijven, waarna parlements- en presidentsverkiezingen gehouden moeten worden in 2014.

Simon Demeulemeester

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content