Tv-serie ‘Grond’ zorgt voor representatie: ‘Marokkanen eten ook spaghetti bolognaise’
Wanneer de schrijvers van Bevergem en de regisseurs van Patser samenwerken, moet dat wel vuurwerk opleveren. En een handvol straffe nieuwe acteurs. ‘Grond is echt een reeks van ons, en dat is een nieuw gevoel.’
‘Doe altijd je best. Ga niet uit van veronderstellingen. Vat niets persoonlijk op. En… Shit, o fuck, wat was de laatste ook alweer, Ahlaam?’
‘Wees onberispelijk in je woorden.’
‘O. Juist.’
‘Dat zijn de vier inzichten van Don Miguel Ruiz’, legt Yassine Ouaich uit. Terwijl de rest van Brussel één park verderop de klimaatopwarming de wacht aanzegt, banjeren wij met beduidend minder urgentie door het Schaarbeekse Josaphatpark. ‘Ik probeer daar – meestal – naar te leven. En op de set van Grond bleek dat Ahlaam ook bezeten was van Ruiz’ boek. Ze had écht mijn zus kunnen zijn: we denken hetzelfde, onze ouders komen uit dezelfde Marokkaanse stad – Tétouan – en ze lijkt meer op mij dan mijn eigen familie.’
In Grond (naar een scenario van Bevergem-trio Zouzou Ben Chikha, Dries Heyneman en Wannes Cappelle en in een regie van Adil El Arbi, Bilall Fallah en Mathieu Mortelmans) zijn Teghadouini en Ouaich broer en zus Nadia en Smile, die samen het Molenbeekse repatriëringsbedrijfje van hun vader overnemen. Veel traditievaste moslims willen namelijk in de heilige grond van hun land van herkomst begraven worden. Al bedenkt ‘disruptiedrerrie’ Smile zich al snel dat geen enkele regel echt voorschrijft waar die heilige grond dan precies moet liggen. ‘De reeks gaat over veel meer’, zegt Teghadouini. ‘Maar alleen al de discussie over repatriëren of niet, maakt ze interessant. Verschillende generaties hebben daar verschillende ideeën over, en dat leidt al eens tot pijnlijke gesprekken.’
Ik voel me meestal het buitenbeentje op een set. Je bent er ook vaak de enige met een kleur. Tot nu. In Grond heb ik echt emmers zelfvertrouwen getankt.’ Yassine Ouaich
Ook bij jullie thuis?
Ahlaam Teghadouini: Ik weet dat mijn vader dat wil. Maar met mijn moeder heb ik het erover gehad tijdens de opnames van Grond. Ik zei haar dat ik haar graf in Marokko dan minder vaak zou kunnen bezoeken en dat ik haar liever dichterbij zou hebben. Ze leek dat te begrijpen. ‘Begrafenissen zijn voor de levenden. Als ik jou daarmee vrede kan geven, is dat oké voor mij.’ Het is ook maar een traditie: de Koran vermeldt dat gebruik niet eens.
Yassine Ouaich: Het vreemde is dat ik het daar nog nooit over heb gehad met mijn ouders, maar ik wéét perfect dat zij dat allebei willen. (denkt na) Ik moet daar straks misschien toch eens over praten met mijn moeder.
***
‘Ik herinner me nog hoe Ahlaam en ik samen auditie deden’, grinnikt Ouaich. ‘Ik ging kapot van de zenuwen, omdat ik het zo graag wilde. Hoe zij zich voelde, wilde ik weten. “Confident”, grijnsde ze gewoon. Heerlijk.’
‘De truc is om het niet als een auditie te behandelen, maar als een repetitie’, zegt ze. ‘Alsof het gewoon de eerste werkdag is. Dan sta je daar meteen helemaal anders. Vroeger deed ik dat ook niet, maar Grond voelde meteen zo juist. Ik had de reeks eigenlijk al omarmd voordat ik zeker was dat ze me geselecteerd hadden.’
Teghadouini tankte eerder al ervaring en zelfvertrouwen bij Hoodie, de Ketnetreeks over een Brusselse parkoersende held, waarvan ze afgelopen zomer net het derde en laatste seizoen draaide. En in Crossing, het langspeeldebuut van documentairemaakster Jacqueline van Vugt. Ouaich speelde eerder in De regel van 3S, ook een Ketnetreeks, en het nog te verschijnen Lost Luggage, een Eén-minireeks van Kaat Beels en Nathalie Basteyns met Intergalactic Lover Lara Chedraoui. ‘Een zeer fijne productie, maar die volgde net na Grond en ik merkte dat ik met mijn hoofd daar nog zat. Grond heeft iets vreemds met mij gedaan. Die reeks is ook echt van ons, en dat is een nieuw gevoel voor mij. Ik werd zelfs vervelend als ik geen vijf draaidagen in de week had: ik wilde er geen moment van missen.’
Waaraan lag dat precies?
Teghadouini: We kregen zeer veel vrijheid om onze personages in- en aan te vullen. Tot een bootcamp toe waarin we samen met Zouzou, Wannes en Dries nog eens door elke scène mochten gaan om te zien of alles wel klopte. Die aanpak ben ik niet gewend. Bij Ketnet was het vooral zaak om veel scènes aan een snel tempo te draaien, laat staan dat er tijd of ruimte voor input was. Ik werd er die eerste week op de set zelfs nerveus van. ‘We gaan zo traag? Wat loopt er mis? Ligt het aan ons?’ (lacht)
Ouaich: Ik voel me meestal het buitenbeentje op een set. Dat praat je jezelf deels aan – door je faalangst en minderwaardigheidscomplex – maar je bent ook vaak gewoon de enige met een kleur op de set. Tot nu. In Grond heb ik echt emmers zelfvertrouwen getankt. Ik voelde me écht erkend.
Teghadouini:(knikt) We waren zo’n deel van die productie dat we ons allemaal beter gingen voelen en meer in ons eigen kunnen gingen geloven.
Ouaich: De hemel op aarde, echt. Alleen werd ik daar zo vreselijk enthousiast van dat ik mezelf regelmatig heb moeten temperen. (lacht)
Nadia is zorgzaam en serieus, Smile lijkt eerder die ene Patser die last minute nog uit de film werd gesneden. In hoeverre lijken jullie op jullie personages?
Ouaich: Een zoekende twintiger die struikelend toch iets van zijn leven probeert te maken, met een moedercomplex, een moeilijke band met zijn vader en een jongere zus die volwassener is dan hij? Nee, erg diep moest ik niet graven voor Smile. (lachje)
Teghadouini: Nadia moest na de dood van haar moeder snel volwassen worden. Dat herken ik wel. Op mijn veertiende moest ik op veel vlakken plots mijn plan leren trekken. Mijn ouders scheidden en mijn moeder was voor haar werk vaak van huis. Ik heb mijn twee jongere zusjes dus praktisch zelf opgevoed en hen altijd voor alle problemen proberen af te schermen. Nadia probeert dat ook, zelfs al lijdt ze er op die manier zelf onder. Ze is niet per se ongelukkig, maar ze wil toch vooral dat de mensen rondom haar nog gelukkiger zijn. Ik snap dat.
Ben Chikha baseerde de stuurse vader van Nadia en Smile min of meer op zijn eigen vader. Een man die Zouzous broer Chokri ooit heeft omschreven als een man die vond dat de vaderlijke verantwoordelijkheid ophield bij een dak boven het hoofd en eten in de ijskast. De rest – lees: gevoelens – was ruis.
Teghadouini: Dat ís mijn vader.
Ouaich: En die van mij. Door alle klappen die ik in Grond kreeg en alle scheldwoorden die er naar mijn hoofd werden geslingerd, voelde ik me toch meteen een beetje thuis. (lachje) ‘Papa, jij hier?’ En ik ben zeker dat heel veel jongeren van de tweede generatie dat zullen herkennen. (denkt na) Mijn vader noemt ons de generatie van plastic. Omdat we zo fragiel zijn. ‘O, meneer heeft gevoelens? Meneer is depressief? App er anders nog wat over.’ Maar dan in het Arabisch. (schatert) ‘Jij, Yassine, hartje van ei’, zei hij me op mijn zestiende al. ‘Meisje komen, jij direct – krak – kapot. Je moet sterk zijn.’
Nadia moest snel volwassen worden. Dat herken ik wel. Ik heb mijn twee jongere zusjes praktisch zelf opgevoed en hen altijd voor alle problemen proberen af te schermen.’ Ahlaam Teghadouini
Teghadouini: Zo hebben zij het geleerd. En het was waarschijnlijk de enige manier destijds om hier te overleven en iets op te bouwen. Wie elders helemaal opnieuw wil beginnen, heeft misschien beter geen hartje van ei?
Was er eigenlijk ruimte voor cultuur ten huize Teghadouini en Ouaich?
Ouaich: Toen ik mijn vader zei dat ik wilde acteren, volgde enkel een dramatische zucht. Maar je zag hem denken: ben ik daarvoor naar Europa gekomen? Ik snap het best, hoor. Ik heb vijf scholen gedaan, stak geen poot uit, hield geen enkele job lang vol: ik was lang de faal van de familie. Waarom zou het deze keer anders zijn? Ik ben blij dat ik hem met Grond kan tonen dat het nu wél anders is.
Teghadouini: Ik was creatief en speelde op mijn elfde al bij amateurgezelschappen. Mijn moeder begreep dat wel, maar vond dat toch vooral iets voor na de schooluren. Kunstonderwijs vond ze maar niks. Vanwege de instabiliteit van een acteercarrière. En omdat we na de scheiding van mijn ouders op één inkomen terugvielen en kunstonderwijs nu eenmaal duurder is dan aso. Op mijn veertiende heb ik me uiteindelijk toch zelf ingeschreven. (lacht) Alles zelf betaald wel. Als afwasser. Gelukkig mocht ik van de school in stukjes betalen: ze zagen ook wel hoe graag ik het deed, zelfs al voelde ik me er als enige Marokkaanse eerst niet helemaal thuis.
Saïd Boumazoughe, jouw man in Grond, stond volgens de overlevering destijds voor de poorten van het Conservatorium, maar keerde uiteindelijk op zijn stappen terug omdat hij niemand binnen zag gaan die op hem leek.
Ouaich:(knikt heftig) Ik was heel even ingeschreven aan het Ritsc. Zeer kort, want toen ik bij De regels van 3S mocht starten, moest ik meteen kiezen. Maar aan het Ritcs voelde ik me plots weer De Allochtoon. En dat gevoel had ik al jaren niet meer gehad. Je voelt je pas een buitenstaander als men je zo behandelt.
Teghadouini: Ik schreef in het kunstonderwijs ook stukjes vanuit wat ik zelf kende. Alleen leek niemand anders die dingen te herkennen. Ik snapte niet helemaal waarover zij schreven en omgekeerd.
Ouaich: Ik had vroeger ook geen voeling met Belgische fictie of theater. Ik snapte er niks van. Laat staan dat ik begreep waarom iemand zich ‘belachelijk’ wilde maken op een podium en zich zo kwetsbaar opstellen. Als we met de klas naar het theater gingen, waren mijn vrienden en ik die vervelende ettertjes in de zaal die de acteurs uitlachten. (haalt de schouders op) En nu doe ik dit. Het leven zit echt vol verrassingen, man.
Yassine, jij bent al bij al een laatbloeier. Je begon pas op je 25e aan het Ritcs.
Ouaich: Voor mijn 25e was ik vooral een probleemkind dat geen idee had van wat hij met zijn leven moest aanvangen. Deze keer ga ik all-in, maar dat is een relatief nieuw gevoel voor mij. Ik heb ongeveer elke kutjob geprobeerd, maar na een paar dagen was ik daar meestal klaar mee. (denkt na) Ik ben zelfs geweigerd voor een job als vuilnisman. Omdat ik ‘niet binnen het profiel paste’. Dat was een dieptepunt, ja.
Acteren was zelfs nog nooit in mij opgekomen. Waarschijnlijk ook omdat het hier geen optie leek. Pas toen Adil en Bilall met Image (2014) en Black (2015) kleur in de Vlaamse fictie hebben gesmokkeld, is er bij mij een mentaal deurtje opengegaan. Ik was die eerste draaidagen dan ook volkomen starstruck. Stond ik daar een beetje dromerig naar Adil en Bilall te kijken terwijl ik me eigenlijk op een scène moest concentreren. (lacht) Voor elke acteur met onze achtergrond is het nu eenmaal een droom om met hen samen te werken.
Ahlaam, telkens je langs de VRT-toren fietste, zei je naar verluidt tegen je zus dat je daar ooit wilde werken. Een gebrek aan representatie heeft jou blijkbaar nooit tegengehouden om te dromen?
Teghadouini: Ik fietste altijd langs de VRT, omdat dat de kortste route naar het OCMW-kantoor was. En ik denk niet dat ik het destijds met heel veel overtuiging zei, want ik zag inderdaad op tv ook niemand die op mij leek. Wat ook de reden was dat ik als puber lang iemand anders wilde zijn en er helemaal anders uit wilde zien. Ik durfde wel nooit dromen van de hoofdrol: een bijrol was zowat het beste waar ‘iemand als ik’ waarschijnlijk op moest rekenen. Zelfs tijdens het eerste seizoen van Hoodie had ik nog het gevoel dat ik – aan mezelf vooral – moest bewijzen dat ik daar thuishoorde. Dat dit een carrière was die ik kon en mocht najagen.
Ik durfde nooit dromen van de hoofdrol: een bijrol was zowat het beste waar ‘iemand als ik’ waarschijnlijk op moest rekenen.’ Ahlaam Teghadouini
Jullie startten allebei bij Ketnet. De jongerenzender lijkt de laatste jaren zijn best te doen op het vlak van representatie. Het is meer dan windowdressing. Alleen hoofdpersonages van kleur lijken nog een brug te ver.
Ouaich: Ketnet is een mooie springplank, maar dat was met De regel van 3S inderdaad niet anders. Al kon ik me daar toen nog niet druk over maken. Ik was al lang blij dat ik mocht acteren.
Teghadouini: Met Hoodie hebben we eindelijk een goede jongerenreeks die focust op Brussel. Maar kleur in de absolute hoofdrol had daar inderdaad de kers op de taart kunnen zijn. Ik heb het daar ook wel over gehad met Ketnet. (denkt na) Het is voor een twintiger die net komt kijken niet altijd makkelijk navigeren door medialand. Er zijn ook nauwelijks voorbeelden om je aan te spiegelen. Maar ik durf steeds vaker op te komen voor mezelf en mijn cultuur. Soms tot in de grappige details. Zo kwam er bij de Noord-Afrikaanse gezinnen in Hoodie nooit wat anders op tafel dan tajine en couscous. ‘Voor de herkenbaarheid’, zei men. Ja, maar wij eten dus ook gewoon spaghetti bolognaise, hè. Heb je al eens tajine gemaakt? (lacht) Dat duurt uren. Mijn moeder maakt dat echt niet elke dag. Is dat muggenziften? Misschien. Maar je zet de personages in Thuis toch ook geen seizoen lang biefstuk-friet voor, ‘voor de herkenbaarheid’?
***
‘Ik snap het ook niet helemaal’, zegt Ouaich wanneer we het park weer uit wandelen en we hem nog even wijzen op zijn credit die IMDb voor Patser vermeldt. ‘Ik zit helemaal niet in Patser. Er was wel ooit eens sprake van dat ik de vader van Matteo Simoni zou spelen, als ik het me goed herinner.’
Was dat geen zestigplusser?
Ouaich: Ik neem aan dat ze daar een mouw aan zouden hebben gepast? Met een baard of zo?
Teghadouini: Zo weinig keuze aan Marokkaanse acteurs en actrices is er dus.
Ouaich: De gemeenschap bruist nochtans van het talent. Het mentale deurtje moet gewoon open. Dankzij onze voorgangers is dat bij ons gelukt, hopelijk kunnen wij hetzelfde doen voor anderen. Het beste moet nog komen, dat geloof ik echt.
Grond
Vanaf dinsdag 26/10 om 20.35 uur op Play4. Later ook te zien op Streamz en – buiten België – op Netflix.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier