Karl Meesters, de presentator die zijn eigen programma niet kan zien
In Niks te zien reist Karl Meesters met bekende muzikanten de wereld rond, als allereerste blinde presentator op de nationale tv. De weg daarnaartoe was ook al een waar avontuur.
‘Daar zijn de alpenhoorns weer!’ lacht hij.
Wanneer Karl Meesters op het Sint-Katelijneplein in Brussel een diepe, zachte klank hoort, is hij op slag terug op een bergflank. Voor de eerste aflevering van Niks te zien trok hij met muzikant en presentator Tijs Vanneste namelijk door Zwitserland, langs zingende gletsjers, het standbeeld van Queen-zanger Freddie Mercury in Montreux en dus ook de onvermijdelijke alpenhoorns.
‘Of nee, wacht: is het niet gewoon de laadbak van een camion?’
En inderdaad, wat verderop sleurt een man kartonnen dozen vol Italiaanse delicatessen uit zijn vrachtwagen, bestemd voor een van de vele restaurants op het plein. ‘Hier speelt mijn dagelijks leven zich af’, zegt Meesters. ‘Ik ken hier elke vierkante meter uit het hoofd.’
Aan de telefoon had hij al gezegd dat hij zijn leven bewust klein houdt. Noodgedwongen, want sinds zijn achttiende verliest hij geleidelijk zijn zicht en nu, op zijn 44e, is hij zo goed als blind. Met Niks te zien maakt deze ‘Brusselaar, papa, lifecoach en concertorganisator’, zoals hij zichzelf in het programma voorstelt, zijn tv-debuut. Zes weken lang reist hij met bekende muzikanten de wereld rond, op zoek naar muzikale en auditieve ervaringen. Met Pommelien Thijs trok hij naar Marokko, met Coely naar Schotland, met Selah Sue naar IJsland, met Raymond van het Groenewoud naar Kaapverdië en met Niels Destadsbader naar Californië.
Op elke reis neemt Meesters een draagbare platenspeler mee, waarop hij de liedjes speelt die de gast het meest raken. In de eerste aflevering kiest Tijs Vanneste voor Spring 1 van Max Richter, uit diens album Vivaldi Recomposed, met als resultaat ogen vol tranen bij een blauwgroen bergmeer.
Welk lied zou Meesters zelf kiezen, mocht hij de vraag krijgen?
‘Ik twijfel tussen iets van Prince of van Keith Jarrett. Doe toch maar het derde nummer van Jarretts beroemde Köln Concert. Twintig minuten improvisatie, puur in het moment, waarin hij eerst versimpelt om dan al zoekend opeens helemaal open te bloeien: voor mij is dat het allermooiste.’
‘Ik kan hier nu een pistool op tafel leggen’, zegt de oogarts, half schertsend. ‘Of je kunt naar buiten gaan en iets van je leven proberen te maken.’
Improviseren, versimpelen, opbloeien: het is ook hoe het leven van Meesters is verlopen. ‘Ik was negentien toen ik in mijn rechteroog voor het eerst flitsen begon te zien. Fuck, dacht ik, het is zover. Mijn moeder was er drie jaar eerder, op haar 44e, achter gekomen dat ze een erfelijke aandoening aan haar netvlies had. Ze kreeg flitsen in haar ene oog en na allerlei testen bleek dat ze retinitis pigmentosa had, een verouderd containerbegrip voor verschillende oogziekten. Ik bleek drager van het gen – de kans was één op de twee dat ik het zou hebben – en ik wist dus van mijn zestiende dat ik ooit blind zou worden. Maar ik zag nog wel normaal en ik was er niet echt mee bezig, tot de flitsen ineens kwamen.’
Meesters is geboren in Brussel. Zijn jeugd speelt zich afwisselend af in de hoofdstad en in randgemeenten zoals Hoeilaart en Dilbeek. Als kind al is hij nieuwsgierig naar de buitenwereld, vertelt hij, hij trekt er graag op uit om de wereld te verkennen. In zijn tienerjaren doet hij dat op een skateboard en met wijde broeken aan. Drie keer wordt hij van school weggestuurd – ‘allee, tweeënhalve keer eigenlijk’ – en toch is hij vandaag perfect drietalig. Een geschenk van de hoofdstad vindt hij dat: zonder al te veel moeite heeft hij die liefde voor talen en andere culturen al van jongs af meegekregen.
Net als de liefde voor muziek, maar dan via zijn ouders. Elvis en The Beatles via moeder, jazz en klassiek via vader. Zijn eerste cassette is Hoezo? van Clouseau, zijn eerste cd het debuutalbum van Brusselse rapper Benny B.
‘Ik heb heel even op het conservatorium gezeten, heb veel muzikanten in mijn vriendenkring en ben naar duizenden concerten gegaan’, zegt Meesters. We zitten ondertussen in zijn appartement, een eiland van rust en stilte in de altijd drukke stad. In de woonkamer vangt een vleugelpiano het zonlicht op. Op de vloer liggen de dino’s van Meesters’ zoontje kriskras door elkaar. ‘En sinds mijn zicht is achteruitgegaan is mijn liefde voor muziek er alleen maar groter op geworden.’
Hij is altijd een erg zelfstandige gast geweest, benadrukt hij. Op het moment van de eerste flitsen in zijn oog werkt hij als verkoper op het autosalon, zijn hele jonge leven rolt hij van het ene baantje in het andere.
Maar dan valt alles stil en gaat hij langs bij een oftalmoloog in het UMC Sint-Pieter in Brussel, die hem zegt: ‘U hebt retinitis pigmentosa. Dat is zich nu aan het manifesteren en ik weet daar eerlijk gezegd zelf niet veel over. Ga een keer op internet om er wat meer over te lezen.’
Meesters komt verbaasd buiten en stapt recht naar het studiecentrum van de universiteit, waar hij op dat moment de richting handelsingenieur volgt. Het is eind jaren negentig, het internet komt nog niet tot thuis. Op een van de computers van de universiteit surft Meesters traagjes naar AltaVista, het Google van toen, en tikt hij de term ‘retinitis pigmentosa’ in. Wat hij vervolgens leest, laat weinig aan de verbeelding over. ‘Blind, blind, blind: de diagnose was snel duidelijk.’
Niet veel later komt hij bij Bart Leroy terecht, oogarts in het UZ Gent. Die handelt doortastender dan zijn Brusselse collega en neemt meer dan twee uur de tijd om Meesters bij te praten over progressieve kegel-staafdystrofie, de erfelijke aandoening aan zijn netvlies. Nee, hij kan straks niet meer zelf met de auto naar huis rijden. Ja, hij gaat blind worden. Het zal traag gaan, zegt Leroy, maar het zal hoe dan ook gebeuren.
‘Ik kan hier nu een pistool op tafel leggen en dan kun je er zelf een einde aan maken’, zegt de oogarts ook, half schertsend, half serieus. ’Of je kunt naar buiten gaan en iets van je leven proberen te maken.’
○○○
Wat later zit Meesters op een bankje in het Brusselse metrostation Maalbeek op zijn vriendin te wachten met een boek van Tolkien op de schoot. De terugkeer van de koning, het laatste deel van The Lord of the Rings. De letters worden almaar waziger, hoe hard hij ook met zijn ogen knippert. ‘Het ging gewoon niet meer. Opeens besefte ik: dit is mijn laatste boek. Ik heb het gesloten en ik heb het nooit uitgelezen.’
Eenmaal thuis begint hij onbedaarlijk te huilen. Twee weken na de visite aan Bart Leroy is hij in een vol café in Dilbeek ook al in tranen uitgebarsten. Het besef is ten volle binnengekomen: hij is wel degelijk blind aan het worden.
‘Ik was er compleet kapot van. Ik ben een sociale, extraverte gast die altijd naar de mensen toe is gestapt. Maar na een tijd kon ik de mensen niet meer herkennen. Op een bepaald moment werd ik na een concert in de AB Club aangesproken door een meisje dat mij blijkbaar kende maar nog niet wist dat ik mijn zicht aan het verliezen was. “Sorry”, zei ik. “Je moet me even zeggen wie je bent, want ik herken je niet.” Tot op vandaag weet ik niet wie dat was, want ze is toen pissig weggelopen.’
Hij lacht eens, en zegt dan: ‘Ik heb alles grotendeels alleen moeten opvangen en dat heeft wel een prijs gehad. Nu besef ik pas welke prijs ik voor mijn zicht betaald heb.’
Even valt hij stil.
Waaruit bestond die prijs dan wel?
Nadenkend: ‘Uit het feit dat ik al vroeg in een soort survivalmodus ben beland, zonder het echt te beseffen. Achteraf bekeken heb ik jaren aan een stuk latente chronische stress gehad, omdat ik niet wist welke toekomst me te wachten stond. Hoe ga ik dit in godsnaam moeten doen? vroeg ik me de hele tijd af. Ik kwam op de unief aan met de auto en ik kon perfect lezen. Vier jaar later was ik mijn rijbewijs voorgoed kwijt en wist ik dat ik nooit meer zou kunnen lezen. Het is snel gegaan en het heeft me héél veel energie en aandacht gekost om in die onzekerheid te gaan. En die shock ben ik nog altijd aan het verwerken.’
○○○
‘Maar dankzij mijn zicht’, zegt hij dan, ‘ben ik ook op zoek moeten gaan naar mijn eigen weg.’
Die weg leidt na veel zoeken en tasten langs het kabinet van Karel De Gucht (Open Vld) en hr-dienstverlener Adecco. Hij krijgt weer grip op zijn leven en ontwikkelt een loopbaanbegeleidingsprogramma voor topsporters. Tien jaar werkt hij in de olympische en paralympische beweging, hij is bij internationale kampioenschappen en op de Olympische en Paralympische Spelen. Daar leert hij om te vertrekken vanuit zijn kracht. Mits het juiste plan en de juiste ingesteldheid, beseft hij, is er veel mogelijk.
‘Niks te zien vertrekt niet vanuit mijn beperking, het vertrekt vanuit mijn passie. Muziek. Geluid.’
Hij richt Rien à Voir op, een vzw waarmee hij concerten organiseert en waarvan hij de winst wil investeren in medisch onderzoek en de begeleiding van jonge blinden en slechtzienden. ‘In concertzalen of op festivals is de geluidskwaliteit vaak niet goed en dat is iets waar blinden en slechtzienden erg mee bezig zijn. Daarom maken we het tijdens onze concerten altijd pikdonker, zodat de luisteraars zich volledig op de muziek en de geluidskwaliteit kunnen concentreren. Door een beperking op te leggen voegen we ook iets toe.’
Via via komen Anouk Paeleman en Shana Listes, redacteurs en tv-makers, met hem in contact. Ze hebben een idee voor een tv-programma en in een reeks brainstorms krijgt het concept van Niks te zien steeds meer vorm.
‘Ons doel was niet vernieuwende televisie te maken. We wilden simpelweg alle subtiliteiten en evenwichten tonen van het leven van een slechtziende of blinde persoon. Dat is een punt dat ik heel duidelijk wil maken: Niks te zien vertrekt niet vanuit mijn beperking, het vertrekt vanuit mijn passie. Muziek. Geluid. Dat was van in het begin het vertrekpunt. En uiteraard is mijn beperking aanwezig – die is altijd aanwezig – maar hoe minder je ze benoemt hoe beter. Uiteraard zien we dit programma als een mogelijkheid om een platform, een bewustzijn te creëren rond visuele beperkingen. We willen de kijker die wereld echt beter leren kennen. Maar zoals ik al zei: op een subtiele, niet betuttelende manier.’
Zelf wordt hij gelukkig nog maar zelden betutteld. Door de jaren heeft hij geleerd om kristalhelder te communiceren. ‘Ik heb er geen enkel probleem mee om hulp te vragen of te krijgen. Als je dat als blinde of slechtziende duidelijk laat blijken aan je omgeving, is het heel gemakkelijk om met je om te gaan. Maar het gebeurt zeker nog, vrij vaak zelfs, dat mensen me zonder iets te zeggen vastpakken en zomaar in de metro duwen.’
Hij kan erom lachen en drukt de hoop uit dat zijn leven ook na Niks te zien klein zal blijven. Het publieke leven stapt hij schoorvoetend binnen: hij hoeft niet zonodig een bekende Vlaming te worden, een ‘boegbeeld voor de Belgische blindengemeenschap’. ‘Natuurlijk ben ik een voorvechter. Maar ik zal het zelf nooit zo benoemen. En mijn anonimiteit opgeven was zeker niet vanzelfsprekend, het is ook een van de redenen waarom ik zo graag in Brussel woon. Het is niet mijn bedoeling om straks herkend te worden, laat dat duidelijk zijn.’
○○○
‘Ik sta er zelf ook de hele tijd van te kijken: maar wat gebeurt hier eigenlijk allemaal?’
In de terugblik op Meesters’ leven zijn we bij het jaar 2021 aanbeland. Een turbulent en gitzwart jaar, noemt hij het, ook al is hij dan pas vader geworden.
‘Het gebeurt nog vrij vaak dat mensen me zonder iets te zeggen vastpakken en zomaar in de metro duwen.’
‘Drie jaar geleden heb ik een heel ernstige kankerdiagnose gehad. Ik had een sarcoma in mijn psoas, een van de belangrijkste spieren van het lichaam, onder in mijn bekken. De tumor was al zo groot als een kleine pompelmoes en is pas bij toeval aan het licht gekomen, na een scan voor een niersteen waar ik last van had. Voor de behandelende arts, een van de experts in België, was ik nog maar de tweede patiënt die hij in dertien jaar zag. Om maar te zeggen: van de zeldzame kankers was dit een van de zeldzaamste. Ik ben door het oog van de naald gekropen en vandaag ben ik volledig tumorvrij: sinds mijn operatie gaat het weer goed. Maar 2021 was wel gitzwart, zeker omdat mijn moeder dat jaar ook is gestorven.’
Mede daardoor richt Meesters zijn aandacht nu volop op de verzorging van lichaam en geest. Yoga, meditatie, sauna, spinning, krachttraining, lopen: aan goede voornemens geen gebrek. Zes marathons liep hij al, van het geluid van een specht in het Zoniënwoud of van de wind die door de bomen raast, wordt hij op slag gelukkig.
Dolgraag zou hij er eens alleen met zijn zoontje van vier op uit trekken, maar daarvoor is die nog te klein. ‘Als je een beperking hebt, wordt afhankelijkheid concreet. Als we straks naar buiten gaan, zal ik af en toe vragen of ik je schouder even mag vasthouden. Dat is impliciet ook de boodschap van Niks te zien: dat de kijker even stilstaat bij hoe we allemaal afhankelijk zijn van elkaar.
‘Allright. Gaan we dan nu nog even samen de wereld verkennen?’
Niks te zien
Vanaf donderdag 02.05, VRT 1, 20u45. Met audiodescriptie.
Karl Meesters
44 jaar.
Woont in Brussel, met zijn vrouw en hun zoontje van 4.
Organiseert met zijn vzw Rien à Voir concerten waarbij de nadruk op de geluidskwaliteit ligt.
Verzot op Prince en Keith Jarrett.
Liep al zes marathons en verliest al eens zijn witte blindenstok.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier