Kan iemand Wim Lybaert alsjeblieft eens opsluiten in een museum?

© Tina Herbots
Kristof Dalle Journalist

Na vier seizoenen van De Columbus wisselt Vlaanderens meest aimabele buschauffeur Wim Lybaert van actieterrein. ‘Ik heb nog nooit een groep mannen gekend die zo open konden zijn over hun gevoelens als vissers.’

‘Wil je nog a tasse bisque, Wim?’

Ewel, joak. ’

Het moet fijn zijn Wim Lybaert te heten. We zitten amper tien minuten in Brasserie Rubens op de dijk van Oostende en terwijl uitbater Marcel, die hem net een garnaalkroket van het huis heeft voorgeschoteld, ook nog een kop verse bisque gaat halen, wordt Lybaert aangeklampt door een andere Oostendenaar die erop staat hem op een pint te trakteren. Iets zegt ons dat dit eerder regel dan uitzondering is. De onbevangen bonhommie van de Bruggeling werkt niet enkel op een scherm.

Sinds deze week vaart de man die zijn volk weer in de aarde liet wroeten en daarna vier seizoenen lang leerde dat je oeverloos verdwalen in het buitenland ook gewoon ‘columbussen’ mag noemen, uit met de vissers van Oostende, Zeebrugge en Nieuwpoort voor de docureeks Een jaar op zee. ‘“Allez, Wim, wat is daar gebeurd?” vroegen sommige journalisten me. “De Columbus liep toch zo lekker? En dan nu, eh, vissers?” Maar als je de reeks ziet, ga je begrijpen dat Een jaar op zee wreed dicht bij mezelf ligt. Ik voelde me er meteen thuis. En ik kon goed met hen praten, één op één, in onze eigen taal.’

De eerste dag deed ik voor elke shift verse kleren aan. “Wim, heb jij nu weer een nieuw hemd aan? Over een uur is dat weer vuil.”

Agressief West-Vlaams doorspekt met schipperspatois, that is.

‘Het gaat over vissers’, vertelt hij verder. ‘En het gaat ook niet over vissers. Het gaat net zo goed over een levensstijl die we een beetje zijn kwijtgeraakt. Net zoals De Columbus in zekere zin: het onbevangene, de terugkeer naar de natuur. Ik voelde me meteen thuis in hun wereld. We begrepen elkaar. Ik heb me lang afgevraagd hoe dat kwam, maar ondertussen heb ik het door, denk ik. Ze gaan heel ongecompliceerd om met elkaar. Je moet niet opletten wat je zegt. De zee is de zee, het land is het land. En dat is zalig.’

‘En het gaat in zekere zin ook over mij. Al heb ik me lang afgevraagd of ik wel in beeld moest komen. Het werkt beter zo – ik fungeer als een soort reliëf – maar dat wringt soms in mijn kop. Vergeet niet dat ik als monteur jaren tegengas heb gegeven telkens een reportagemaker plots zelf in beeld wilde komen: “Ben je zeker dat dit een meerwaarde is?” (grinnikt) Martin Heylen is zo ooit begonnen als een on-screen vingertje bij Man bijt hond. Daarna zag je zijn pols, een seizoen later zijn schouder, nog één later de zijkant van zijn gezicht tot het uiteindelijk helemaal “ontaardde” in Terug naar Siberië. (lacht)’

© Tina Herbots

Marcel, zelf een visser op rust, komt aangelopen met twee kopjes bisque en een zwart-witfoto. Op het dek van een overladen boot staat een zestienjarige puber te grijnzen, enkelsdiep in de vis. ‘Dat was nog eens vissen. Destijds vingen we 150 ton op acht dagen. Je wist meteen hoe het leven in elkaar zat, want die moest allemaal nog gekuist worden.’

‘Mompelde jij nu net iets’, vraag ik hem wanneer Marcel weer naar de keuken trekt. ‘Het klonk als “overbevissing”?’

Hij lacht. ‘Er zijn een paar onderwerpen waar je best niet te veel met vissers over praat, heb ik geleerd: visquota, windmolenparken op zee en de groenen. Tenzij je een paar uur tijd hebt.’

Het leven op zo’n vissersboot ging je initieel minder goed af dan je zou verwachten.

Wim Lybaert: Vooral die eerste tocht was heftig. Alles is nu eenmaal anders op een boot: je hebt geen privacy, alles beweegt permanent en soms kan je maar een uurtje slapen voor de netten weer geleegd moeten worden. Dat is wennen. De eerste dag deed ik voor elke shift verse kleren aan, wat compleet onnozel was. ‘Wim, heb jij nu weer een nieuw hemd aan? Over een uur is dat weer vuil.’

Jij deed elke shift?

Lybaert: Wel, ik heb het toch geprobeerd. Het verbaasde sommige vissers inderdaad ook dat ik verder werkte terwijl de cameraploeg sliep. Maar ik heb daar niet eens bij stilgestaan. Achteraf vroeg iemand me of het lastig filmen was op zo’n boot. ‘Ik denk van wel, maar ik weet het eigenlijk niet’, moest ik toegeven. Ik was daar niet bezig met tv maken. De regisseur heeft na drie dagen aan mijn mouw moeten trekken omdat zij misschien toch eens een kwartiertje met mij wilde samenzitten. (lacht)

Ooit trok ik er voor een reportage enkele nachten op uit met Noordzeevissers. In die nachten zijn flink wat vooroordelen gesneuveld: ik had een soort machocultuur verwacht, maar ik trof zeer intelligente kerels aan die hun rustiger uren verdeelden tussen de herhalingen van De afspraak en beleggingsboeken. Of had ik de uitzonderingen beet?

Lybaert: Ze hebben ook wel wat geld te beleggen. (lacht) Maar inderdaad, vissers zijn vaak zeer wijze mensen. Emotioneel intelligent ook. Ik heb nog nooit een groep mannen gekend die zo open konden zijn over hun gevoelens. Straf. Natuurlijk, waarom zou je er ook niet over praten als je dagen tot weken samen op zee zit? Bovendien blijft alles op de boot. Dat deed me wat denken aan mijn jaren als monteur. Ook daar was de heilige regel: alles wat je vertelt in de montagecel, blijft in de cel. Niet dat dat ooit een probleem was voor mij: ik ben sowieso nogal vergeetachtig.

‘Een jaar op zee gaat over een levensstijl die we een beetje zijn kwijtgeraakt.’
‘Een jaar op zee gaat over een levensstijl die we een beetje zijn kwijtgeraakt.’ © Tina Herbots

Ze zijn emotioneel intelligent, maar ook gortdroog. Een van hen vertelde toen bijvoorbeeld hoe hij als voormalig IJslandvisser kapseisde en drie dagen op een vlot moest overleven. Waarna hij de stilte die toen viel zelf doorbrak met: ‘Ad je ton a vinger in me gat gestoken, je had een knustje teruggekregen’ en weer netten ging legen. Herkenbaar?

Lybaert: (lachje) De vierde aflevering gaat over de gevaren op zee. Dat zijn zware verhalen – elke visser die ik sprak is wel een familielid of een vriend verloren – maar ze vertellen die schijnbaar koelbloedig. Pas achteraf, als je tijdens het monteren de close-up bekijkt van een visser die vertelt hoe ze midden op zee kapseisden, zegt hoe hij daar nog steeds mee opstaat en gaat slapen en dan gewoon voor zich uit staart, voel je al die emotie. Alsof je in zijn ziel kijkt.

Er is altijd gevaar. Je kunt iets tegen je hoofd krijgen. Een grote golf op dek terwijl je tegen de rand staat. Je voet die in een touw staat wanneer de netten gelost worden. Het is allemaal heel snel gebeurd. Je bent je op zo’n boot permanent bewust van het gevaar. Anderzijds bestaan heel veel zorgen die je aan land hebt daar niet. Het zijn andere zorgen.

‘Ik heb in 25 jaar één keer een kerstboom gezien’, bedacht een van de vissers zich in Een jaar op zee. De vissersvrouwen die je sprak haalden gewoon de schouders op. ‘Ze zijn zo getikketakt om op zee te gaan.’

Lybaert: Ze weten dat ze veel gaan missen thuis, maar de drang om uit te varen is te groot. Hun vrouwen, die vaak niet alleen het huishouden maar ook de rederij bestieren, hebben daar ook vrede mee. Ze zijn gesteld op hun zelfstandigheid. Als hun man dan na dertig jaar uiteindelijk stopt met vissen, moeten zij zich vaak nog het meest aanpassen. Want die zijn zo lang op hun gemak geweest. (lacht)

Als tv-maker zat jij ook vaak op de lange omvaart. Zelfs voor je tien jaar geleden een schermgezicht werd, trok je met Martin Heylen naar Siberië of met Arnout Hauben naar Compostella.

Lybaert: Wel ja, ik was weg, hè. (stilte) Shit, ik begin al zo droog als een visser te antwoorden. (lacht) Met Martin zat ik bijvoorbeeld driemaal drie weken in China en daarna verdween ik een jaar in de montagecel. Voor De Columbus was ik telkens twee maanden van huis, en voor Een jaar op zee weer zeven weken. Maar ik heb ondertussen wel een betere balans gevonden in mijn leven, en daar ben ik zeer blij om.

Is dat een recente ontwikkeling?

Lybaert: Het is een evolutie die al even aan de gang is. Ik kan het vet er steeds makkelijker van snijden. Ik zie meer en meer in wat ik nodig heb om content te zijn, en ik ben meer en meer content met minder: in mijn moestuin werken, bij mijn gezin zijn, ’s avonds de haard aansteken en netflixen. Het hoeft allemaal niet zo ingewikkeld te zijn. Ook in mijn kennissenkring is het vet eruit. Als je plots op tv komt, ben je al snel ieders vriend, hè. Gelukkig was ik al 45 jaar bij mijn debuut, waardoor ik dat beter kon plaatsen. (denkt na) Laat ons zeggen dat ik door de vissers echtheid nog meer heb leren waarderen.

© Tina Herbots

Je werkte destijds ook mee aan de Canvasreeksen Meneer doktoor en Nonkel pater. Is Een jaar op zee ook een poging om een wegdeemsterende cultuur vast te leggen voor het nageslacht?

Lybaert: Toen was ik me er bewuster van dat die mensen er over tien jaar niet meer zouden zijn. En dat we een belangrijk stuk mondelinge geschiedenis aan het vastleggen waren. Wat de vissers betreft ben ik niet zo fatalistisch. Enkel de garnaalvisser lijkt met uitsterven bedreigd – er zijn vandaag nog hooguit vijf boten over. Het beroep staat zwaar onder druk, maar er is nog hoop. De laatste jaren zijn er vijf spiksplinternieuwe boten gedoopt en er staan nog wel nieuwe vissers klaar.

‘Op mijn 54e mee mogen op een vissersboot is eigenlijk een grote droom die uitkomt’, klonk het in de perstekst. Jij slaagt er de laatste tien jaar heel goed in om voor jezelf een televisiespeeltuin te creëren.

Lybaert:(grinnikt) ‘Jij hebt van je hobby je werk gemaakt’, zei mijn voormalige regisseur me. Als dat kan, waarom zou je het niet doen? Als je al vertrekt van iets dat jij interessant vindt, is de kans groter dat het de kijker ook kan boeien. En geloof me, ik heb nog veel interesses. Al komt het telkens op hetzelfde neer: waar komt alles vandaan? Of dat nu over ons eten, onze cultuur of de mens an sich gaat. (denkt na) Op mijn twaalfde gaf ik al spreekbeurten over Charles Darwin, en De oorsprong der soorten en De reis van de Beagle heb ik destijds verslonden. Alles wat nog maar ruikt naar geschiedenis, antropologie en biologie vind ik geweldig fascinerend.

Ik weet dat ik me hier niet sympathiek mee maak, maar vint toch, we leven in een luilekkerland.

Ik noteer dat je nog wel wat tv-kanten op kan…

Lybaert: Zeker.

En dat jij ook graag Het verhaal van Vlaanderen had gepresenteerd.

Lybaert: O ja. Ik heb toch even moeten slikken toen ik hoorde dat Tom Het verhaal van Vlaanderen mocht maken. Maar toen ik hoorde hoe hij het zou moeten vertellen, dacht ik: good luck, baby. (lacht) Dat had ik niet zien zitten. Maar geweldig dat zoiets op Eén kon en dat daar zo veel mensen naar hebben gekeken. Hetzelfde met 1985, de fictiereeks over de Bende van Nijvel: ik moest die de hele tijd pauzeren om de vragen van mijn vijftienjarige zoon te beantwoorden. Hij stelt graag vragen, ik zoek graag antwoorden. (denkt na) Een nacht in het museum, waarvoor Thomas Vanderveken vorig najaar enkele nachten in het KMSKA mocht doorbrengen, had ik ook graag gemaakt. Ik heb het de VRT-directie achteraf zelfs laten weten.

© Tina Herbots

Waarom?

Lybaert: Vorige maand was ik bijvoorbeeld in het Prado in Madrid, waar ik voor het eerst enkele grote werken van Rubens, Titiaan en Botticelli zag. Werken waar ik als student fotografie over geleerd had. Was mijn vrouw er niet bij geweest, had ik daar een hele dag naar kunnen staren. Als je dan het cadeau krijgt om een hele nacht bij die werken te mogen zitten, dan is dat toch fantastisch? Dat is weer diezelfde fascinatie: waar komt alles vandaan? Wat dachten die kunstenaars op dat moment? Echt, mij mag je altijd opsluiten in een museum.

Stoort het je dat men je meer, eh, met boterrapen dan met Botticelli associeert? Ik kan me inbeelden dat je als tv-maker wil opletten dat je jezelf niet in een hoek schildert.

Lybaert: Bij de VRT weten ze gelukkig heel goed dat ik een brede interesse heb. Alleen sommige kijkers en journalisten hebben dat niet altijd door. (grinnikt) Toen Eric Goens me in Het huis in een hokje wilde steken, ben ik daar ook tegen ingegaan. Hij hield me een Mariabeeld, een fles rum en De oorsprong der soorten voor en zei: ‘Dat ben jij.’ ‘Ja, dat ben ik, Eric. Maar ik kan nog tientallen dingen bedenken die ik ook ben.’ Ik kan er niet zo goed tegen als men mij in een hokje probeert te stoppen. Ik heb twaalf jaar op een college gezeten, waar ik ook altijd in hokjes werd gestopt. Vreselijk vond ik dat. Nu goed, ik heb mijn jongens wel naar diezelfde school gestuurd.

© Tina Herbots

Onverwachte twist. Waarom?

Lybaert: Ik bedacht me dat ik daar uiteindelijk wel een master in plantrekkerij heb gehaald, en dat is een diploma dat zeer goed van pas komt in het leven. Al maak ik me telkens weer druk als ze strafstudie krijgen om een of andere onnozele reden. Die school is in 35 jaar precies nog niks veranderd. Ik kan niet zo goed om met domme regels.

In 2016 had je het in De Standaard al over het masterplan-Lybaert: ‘Over vijftien jaar wil ik oogsten wat ik nu aan het zaaien ben. (…) Het klinkt ijdel, en dat is het waarschijnlijk ook, maar ik droom van de dag waarop mijn kroost zegt: “Dat heeft papa gedaan. De mensen naar de grond teruggedreven.”’

Lybaert: Dat is nog steeds het plan.

Ben je bezig met je nalatenschap?

Lybaert: Het gaat eerder over steentjes verleggen in de rivier. Maar misschien is dat te ambitieus van mij? Ik weet het niet.

Welke steen wil je verleggen met Een jaar op zee?

Lybaert: Ik hoop bijvoorbeeld dat Een jaar op zee mensen er bewust van kan maken dat ze beter wijting en pladijs kopen dan telkens scampi en zalm. Zo steunen ze onze vissers. Nu verschepen we onze vis vaak naar het buitenland, terwijl wij zalm importeren. Dat is toch crazy? Ik zal nooit iemand opleggen wat ze moeten eten, ik hoop alleen dat ze beter beseffen wat ze eten.

Is het cynisch om te denken dat die boodschap in tijden van een voedselcrisis wel eens in dovemansoren kan vallen?

Lybaert: Dat mensen vandaag minder met hun hoofd, maar meer met hun portefeuille kopen, bedoel je? Dat klopt. Maar vis hoeft niet duur te zijn. Tong en kabeljauw, ja, daar betaal je dertig euro per kilo voor. Maar open je blik en koop ook eens hondshaai, wijting of pladijs. Vis die in seizoen is en waar onze vissers tonnen van vangen. Hetzelfde met groenten: als je die vers en in het seizoen koopt, zijn die – ook vandaag – niet duur. Blijf op dit moment dus weg van de tomaten, paprika’s en komkommers, maar kies voor rodekool en spruiten. Zo’n rodekool kost een euro en je kunt er met acht van eten. (aarzelt) Cru gesteld: ik kan niet zo goed om met de middenklasse die klaagt dat het leven peperduur is geworden, terwijl ze zich wel nog een hoop luxe permitteert. Gaan ze dan niet meer op reis en staat er geen mooie auto meer voor de deur? Ik begrijp dat niet goed. Vroeger ging veertig à vijftig procent van het gezinsbudget naar eten, nu misschien nog vijftien? Alles draait om keuzes maken. Of klinkt dat pretentieus? Dat is toch logisch boerenverstand, nee?

Zie je de interesse in moestuinieren groeien nu de winkelkar elke maand duurder wordt?

Lybaert: Daarvoor is de crisis nog lang niet erg genoeg. Sorry, . (dun lachje) Wij zijn vooral een volk van klagers. Dan lees ik bijvoorbeeld in een populaire krant – ramp, o ramp! – dat de Vlaming dit jaar nog niet heeft kunnen sparen en denk ik: en dan? Men gaat dit lezen en waarschijnlijk denken: hij heeft gemakkelijk praten, die vetzak. Maar ik heb ook jaren moeten rekenen en tellen. Ik heb vijftien jaar van maand tot maand geleefd, en met mijn dertiende maand en vakantiegeld dempte ik de putten die ik de rest van het jaar had gemaakt. ‘Ik kan vandaag niks aan de kant zetten, Wim.’ Oké, maar heb je te kort? Ik weet dat ik me hier niet sympathiek mee maak, maar vint toch, we leven in een luilekkerland. Uiteraard zijn er uitzonderingen. Mensen die moeten rondkomen met een klein leefloontje mogen klagen, wie in kinderarmoede opgroeit mag klagen en wie honger lijdt mag klagen. Maar het gros van de Vlamingen, de middenklasse, heeft het toch goed? Toen ik net na de bankencrisis van 2008 naar Spanje trok met Arnout Hauben voor Weg naar Compostela heb ik pas armoede gezien. De helft van alle Spanjaarden onder de dertig was toen werkloos. Ik sprak er jonge gasten die niks meer hadden, en dan maar uit pure miserie op pelgrimstocht waren vertrokken, in de hoop dat dat soelaas zou brengen. Dát was een crisis. Daar zijn we nog ver van af in Vlaanderen.

EEN JAAR OP ZEE

Elke maandag op Eén.

Wim Lybaert

Geboren in 1968 in Brugge.

Studeert (even) dierengeneeskunde en fotografie.

Werkt tot 2013 als monteur onder meer mee aan Man bijt hond(Weg naar Compostela), Meneer doktoor, Nonkel pater en Terug naar Siberië.

Kruipt in 2013 voor de camera en ontpopt zich tot moestuinmissionaris in De moestuin volgens Wim (Play 4) en in 2016 Het goeie leven (Eén).

Trekt in 2022 na vier seizoenen de stekker uit de roadtripreeks De Columbus (Eén).

© Tina Herbots
Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content