Danira Boukhriss Terkessidis: ‘Soms denk ik: geef me een entertainmentprogramma’
Een gesprek met Danira Boukhriss Terkessidis, de VRT-journaliste die zopas over de concurrentie heen walste in De slimste mens ter wereld: ‘Ik ben goed in uitsmijters.’
Dit interview verscheen op 12 augustus 2015 in Knack Focus.
‘Jou zien we terug op tv!’ Veel mensen die Danira Boukhriss Terkessidis in het zesde middelbaar kenden, vonden het toen al duidelijk: zij moest en zou met haar gezicht op televisie komen. Ze had er de flair voor, het naturel ook. Zijzelf twijfelde destijds nog. ‘Ik deed niets liever dan voor de klas staan en vertellen over een boek dat ik had gelezen. Voor mij betekende dat tien minuten een show geven. Ik genoot van die aandacht. Ik vond het ook fijn om verhalen te vertellen voor de camera.’
‘Maar er is een verschil tussen dat graag doen, dat ook wel kunnen en er je job van maken. Ik had natuurlijk mijn moeder (Koula Terkessidis, nvdr.) als grote voorbeeld. Ze maakt al twintig jaar reportages en heeft onder andere voor Afrit 9 en De rode loper gewerkt. De VRT was geen vreemd huis voor mij. Als kind had ik er nog door de gangen gerend. Ook zij zei: je moet een beetje geluk hebben.’
Al kun je geluk soms forceren. Na haar studies taal- en letterkunde schreef Boukhriss Terkessidis zich in voor een van de diversiteitsstages bij de VRT. ‘Dat was een zegen en een vloek. Sommige mensen denken nog steeds dat ik enkel Login heb gepresenteerd omdat ik een kleur heb. Maar ik heb altijd screentests gedaan, net als iedereen. Ook nu voor Koppen XL. Mijn kleur kan ik niet wegstoppen, mocht ik dat al willen. Verder ben ik een heel gewone Belg.’
Al kun je er niet omheen dat Boukhriss Terkessidis ongewild een verpersoonlijking van de actualiteit is. Ze is in Vilvoorde geboren, staat met één voet in de Marokkaanse gemeenschap en er stroomt een kwart Grieks bloed door haar aders. De sage van de Syriëstrijders en de Griekse worsteling met Europa en de economische crisis zijn verhalen waar ze niet zomaar met journalistieke nieuwsgierigheid naar kijkt: ze kent ze van binnenuit. Ze bewijzen eens te meer dat de realiteit evenzoveel waarheden als invalshoeken kent.
Sommige mensen denken nog steeds dat ik Login enkel heb gepresenteerd omdat ik een kleur heb. Ik heb altijd screentests gedaan, net als iedereen. Ook nu voor Koppen XL.
‘Ik merk dat ik in discussies over Griekenland moeilijk kalm kan blijven’, zegt ze aan de oevers van de Willebroekse vaart in Vilvoorde. ‘Ik heb wekelijks contact met mijn familie. Na het referendum schreef mijn nicht: “Ja! ‘Nee’ heeft gewonnen. We dansen in de straten. Het is feest!” Ik had zin om mee te gaan vieren, zo hard voel ik me verbonden met hun leed. Dat gaat niet over wie nu de schuld van de crisis draagt. Het gaat gewoon over medemenselijkheid. Ik heb er enigszins een idee van wat het betekent om daar nu te wonen en te werken. Er zijn mensen die in hun auto’s slapen of die met een hele familie teren op het pensioentje van de grootmoeder. Op de een of andere manier is het dan moeilijk om geduld te hebben met mensen die van hieruit beweren dat de Grieken niet zo koppig moeten zijn en dat ze maar niet zo dom moesten zijn om al die schulden aan te gaan. Soms sta ik echt versteld van het gebrek aan mededogen. “Waarom betalen die niet gewoon meer belastingen”, krijg ik in discussies te horen. Wanneer ik dat hoor, komt de Griek in mij naar boven. Dan merk je dat ik toch een kruispunt van culturen ben.’
Tegelijkertijd is het iets waar je niet zo graag op aangesproken wordt. ‘Waarom moet het altijd over mijn afkomst gaan’, heb je al vaker gezegd.
DANIRA BOUKHRISS TERKESSIDIS: Omdat het een vreemde vraag blijft. Ik ben hier geboren, ik heb altijd hier gewoond en toch moet ik me voortdurend verantwoorden over een deel van mijn afkomst. Ik vind het niet erg dat mensen vragen waar ik vandaan kom, ik vind het wél vreemd als het de eerste vraag is die iemand me stelt en als er een stilte valt wanneer ik antwoord dat ik half-Marokkaans ben. Dan lijkt het niet meer interessant. Marokkaanse roots zijn niet bijzonder genoeg. Of je krijgt van die rare opmerkingen als: ‘Vind je het niet vervelend dat die paar rotte appels jullie gemeenschap bezoedelen?’ Of: ‘Jij bent een goede, jij bent aangepast.’ Of: ‘Zijn jouw ouders gescheiden omdat je vader een Marokkaan is?’ Ik weet dat het vragen uit onwetendheid en uit ongemak zijn, maar na de honderdste keer ben je ze wel beu. Voor mij is mijn afkomst geen gespreksonderwerp. Ik sta er zelden bij stil. Mijn vrienden zijn vooral Belgen, een paar zijn van gemengde afkomst: half-Congolees, half-Spaans, half-Uruguayaans… Volgens mij is dat de toekomst. Zo ziet de wereld er binnen een paar jaar uit. Of je dat nu leuk vindt of niet.
Je bent van Vilvoorde, je hebt hier school gelopen. Was je verbaasd dat zo veel jongeren uit je gemeente naar Syrië afreisden om er te gaan vechten?
BOUKHRISS TERKESSIDIS: Niemand had dat zien aankomen. Ik heb me nooit in extremistische milieus bewogen, maar ik dacht ook niet dat die in Vilvoorde bestonden. Ik ken veel Marokkaanse jongeren en iedereen kent wel iemand die een Syriëstrijder kent. Ze zeggen allemaal hetzelfde: dit was totaal onverwacht. Maar als ik er dieper over nadenk, vrees ik dat 9/11 voor een bizarre cesuur heeft gezorgd. Ik zat in het zesde leerjaar toen die vliegtuigen tegen de WTC-torens vlogen. Het was de eerste keer dat ik besefte dat er verschillende religies bestaan en dat mensen bereid zijn om voor hun geloof te sterven en te moorden. Een paar dagen later liepen er op de speelplaats een paar blanke jongetjes rond die deden alsof ze een geweer hadden. Ze richtten het op alle kinderen met een wat bruinere huidskleur. ‘Pang, pang’, riepen ze. ‘Wij zijn de Amerikanen en jullie de Taliban.’ Dat wij-zij-denken heeft zich alleen maar verdiept. Ik ben niet gelovig, ik spreek geen Arabisch, ik ben een kind van hier, maar ik viel tussen twee stoelen. Vlamingen noemden me ‘goedaangepast’ en Marokkaanse jongeren scholden me uit voor ‘sale Flamande’. Vorig jaar nog zat ik met mijn vader in Reyers laat naar aanleiding van vijftig jaar migratie. ‘Ik voel me nooit allochtoon,’ had ik gezegd, ‘alleen als mensen me daarop wijzen.’ Prompt kreeg ik een hoop tweets uit extreme-moslimhoek: ‘Verrader, je verlangt zeker naar de goedkeuring van de blanke man. We komen je pakken.’ Ik heb één tweet teruggestuurd: ‘Ik voel me Belg, maar ben trots op al mijn roots.’ Meteen kwam ook daarop een antwoord: ‘Als je zo trots bent, ga dan terug naar je land.’ Het is blijkbaar altijd iets, het is blijkbaar nooit goed.
Ik kan honderden kleine racistische feiten opsommen en om eerlijk te zijn: dat is erger dan een dwaze man die je op een Pegidabetoging uitscheldt
Zegt dat ook iets over hoe diep racisme in onze samenleving zit? Dat mensen je niet los van je huidskleur kunnen zien? Je hebt het aan den lijve ondervonden toen je verslag uitbracht over de Pegida-betoging die in april door Gent trok.
BOUKHRISS TERKESSIDIS: Racisme is een realiteit, daar moeten we niet onnozel over doen. Iedereen met een andere huidskleur of een vreemde naam is al geconfronteerd met racisme. Vaak zijn dat kleine dingen. In de klas heb ik het ontelbare keren gehoord. Een leraar die een Marokkaanse Belg terechtwijst met de woorden: ‘Het is altijd wat met jullie.’ Of een leerkracht die geen moeite doet om de namen juist uit te spreken, zuchtend de aanwezigheidslijst weglegt en zegt: ‘Wij hebben tenminste simpele namen.’
Natuurlijk is dat geen reden om een extremist te worden, maar ik begrijp dat bepaalde jongens – vooral jongens – met een zekere woede zitten die zich uit in algehele aversie. ‘Jullie moeten mij niet? Wel, ik moet jullie ook niet.’ Ik kan honderden van die minuscule feiten opsommen en om eerlijk te zijn: dat is erger dan een dwaze man die je op een betoging uitscheldt. Zelf was ik, om heel eerlijk te zijn, dat voorval redelijk snel vergeten. Maar op sociale media bleef het me achtervolgen. Twitter en Facebook lieten niet toe dat ik het naast me neerlegde. Honderden haattweets heb ik over me heen gekregen. De storm die op Twitter losbarstte, was erger dan die man die me had uitgekafferd. Omdat mensen mijn professionaliteit probeerden onderuit te halen. ‘Die bruine teef heeft zeker veel blanken geneukt om haar job te krijgen’, dat niveau. Of: ‘Dat komt ervan: positieve discriminatie.’ Dat kreeg ik elke dag binnen. Daar heb ik het echt moeilijk mee gehad.
Hoe ga je daar als piepjonge journaliste mee om?
BOUKHRISS TERKESSIDIS: Ik ben bang geworden van sociale media, dat geef ik eerlijk toe. Ik was al geen fan van Twitter en dat is er niet op verbeterd. Ik vind nog steeds dat ik die reportage correct gebracht heb. Ik heb geregistreerd wat er gebeurd is en heb er ook niet meer van gemaakt dan het was. Punt. Dat zou moeten volstaan. Mijn vader heeft me ook gerustgesteld: ‘Binnen de week is het voorbij’, zei hij. Dat klopte. Maar soms denk ik evengoed: laat me gewoon een entertainmentprogramma presenteren, dan kun je gewoon leuk doen en tweeten ze hooguit iets over je jurk die ze al dan niet mottig vinden. Alhoewel: iedereen die op tv komt, krijgt het op Twitter zwaar te verduren.
Het heeft er natuurlijk ook mee te maken dat, ondanks vijftig jaar migratie, nu pas een generatie reporters en presentatoren met niet-Belgische wortels en on-Belgische namen op de VRT te zien is.
BOUKHRISS TERKESSIDIS: Ja, en dat er diversiteitsstages nodig zijn om ons op televisie te krijgen. Zelf heb ik nog getwijfeld of ik wel in aanmerking kwam. Precies omdat ik altijd gedacht heb: ‘Ik ben een Belg, dat is voor mensen die hier nog maar net wonen.’ Blijkbaar niet: een Marokkaanse grootvader die hier in de jaren zestig in de mijnen is komen werken, volstond. Los daarvan doe ik deze job vooral omdat ik altijd al een gezonde nieuwsgierigheid heb gehad naar de wereld om me heen. En omdat ik het fijn vind om daarover te vertellen.
Toen ik met mijn moeder naar een film keek en er waren zaken die ik niet begreep, dan drukte ze de pauzeknop in en gaf ze me een korte geschiedenisles
Waar komt dat vandaan?
BOUKHRISS TERKESSIDIS: Mijn ouders hebben dat allebei onbewust gestimuleerd. Ze vonden het belangrijk dat ik wist wat er in de wereld gebeurde. Als ik met mijn moeder naar een film keek en er waren zaken die ik niet begreep, dan drukte ze de pauzeknop in en gaf ze me een korte geschiedenisles. Ik herinner me dat ik op een dag – ik moet zes jaar geweest zijn – met mijn moeder door de Aarschotstraat in Brussel reed. ‘Waarom staan die vrouwen voor het raam in hun bikini?’ vroeg ik. Mijn moeder heeft toen op een kindvriendelijke manier uitgelegd dat sommige vrouwen met een man vrijen om geld te verdienen. ‘Oké’, zei ik. Omdat mijn ouders me nooit betutteld hebben, had ik vrij snel door dat zulke dingen óók gebeuren. Als enig kind was ik ook vaak omringd door volwassenen. Ik luisterde, pikte veel op, stelde vragen. En dan waren er die grote gebeurtenissen, zoals 9/11, waarna ik merkte dat mensen me anders bekeken. Dat raakte me en zorgde ervoor dat ik me vragen begon te stellen. Voor mij is het normaal met verschillende culturen om te gaan, met een open blik naar de wereld te kijken, maar dat blijkt niet voor iedereen een evidentie. Openheid heeft trouwens niets met opleiding te maken. Mijn grootvader is een ongeletterde arbeider, maar mijn vader vertelde dat hij er altijd op stond om iedere avond het nieuws te zien. Even voor zeven uur zag je hem snel naar huis rennen om toch maar niets te missen. Dan moest mijn vader mee naar binnen om te vertalen. Het is maar hoe je in het leven staat.
We leven in woelige tijden en het lijkt alsof de nood aan degelijke journalistiek zelden groter is geweest. Hoe kijk jij daarnaar?
BOUKHRISS TERKESSIDIS: De wereld snakt naar kritische en heldere journalistiek die een verhaal niet langs één kant belicht en die voor iedereen verstaanbaar is. Het klopt echt dat er geen domme vragen bestaan. We hebben het voortdurend over de index, de beurs, inflatie, de taxshift. We doen alsof dat glasheldere begrippen zijn, maar hoeveel mensen weten echt wat daarmee bedoeld wordt? We fietsen eromheen omdat het droge materie lijkt, maar is het geen uitdaging om die abstracte begrippen tastbaar te maken?
Aan de andere kant: mensen moeten ook geïnformeerd wíllen worden. Ik maak me soms zorgen over de gebrekkige aandachtsboog van veel mensen. Wie leest er nog een artikel van drie pagina’s? Wie klikt verder dan de koppen? Wie heeft het geduld om vijftig minuten lang naar een documentaire te kijken? Voor mij is dat de uitdaging van een goede aankondiging: mensen zo nieuwsgierig maken dat ze niets anders willen dan het vervolg zien. Maar het is een permanente strijd om aandacht. Je kunt er ook niet meer van uitgaan dat je in Het journaal als eerste over een onderwerp bericht. Je bent de zoveelste in de rij. Het is altijd weer zoeken naar een andere invalshoek. Zelf maak ik niet zo veel straffe journalistiek. Ik weet ook nog niet waar mijn ambitie ligt. Ik ben goed in uitsmijters, in de afsluiters van Het journaal en die moeten er ook zijn. Ik zorg graag voor die kleine momenten. Het is niet evident om in anderhalve minuut een mooi stukje te maken. Ik vind het fijn om daaraan te schaven tot het schittert. Al ben ik dan soms de enige die dat ziet.
Tine Hens
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier