Jozefien Wouters
‘Mijn Facebookstatussen vormen een tijdsdocument waar niemand iets aan heeft’
Jozefien Wouters grasduint elke week in het nieuwste cultureel erfgoed.
Op 20 februari 2009 om 19.09 uur had ik zin in augurken. Diezelfde avond, precies 116 minuten later, speelde ik Tetris. Mogelijks om mijn onverzadigde honger naar zoetzuur te stillen, maar dat is een interpretatie achteraf.
Ik herinner me beide levensgebeurtenissen namelijk niet omdat ze zo cruciaal waren of omdat ik een angstaanjagend goed geheugen heb, maar omdat ik ze destijds blijkbaar noemenswaardig genoeg vond om erover te communiceren op mijn Facebookprofiel. Te mijner verdediging: ik was net veertien geworden en Facebook stond nog in zijn kinderschoenen. Níémand wist wat socialemedia-etiquette was, laat staan een aandachtzoekende puber. Bovendien vroeg Facebook me elke dag ‘Wat ben je aan het doen, Jozefien?’. Wat had ik moeten doen? Liegen?
Veertien jaar later grasduin ik nog af en toe in mijn online verleden, zoals poëtischere mensen hun oude dagboeken doorbladeren. Soms uit nostalgie. Vaak om met mezelf te lachen. Maar vooral omdat het zo waanzinnig banaal is. Doorgaans herinner je je vooral de grootse, geromantiseerde momenten uit je jeugd. Verjaardagsfeestjes. Kattenkwaad. Zomers in Spanje. Een eerste kus. Facebook confronteert me met het deel dat ik al lang vergeten was, maar misschien een realistischer beeld schetst.
Jozefien Wouters schilt aardappelen. Jozefien Wouters schrok. Jozefien Wouters kijkt Het journaal laat. Jozefien Wouters heeft diarree. Jozefien Wouters heeft de diarree. Jozefien Wouters krijgt haar cd niet meer uit haar computer. Jozefien Wouters speelt De sims. Jozefien Wouters zit in een crisis. Jozefien Wouters is uit haar crisis. Mijn Facebookstatussen vormen een tijdsdocument waar niemand iets aan heeft. Ik weet ook niet waarom ik het allemaal zo nodig moest delen met het wereldwijde web. Zelfs toen was het volstrekt oninteressant en een aanzienlijk deel van de posts haalde geen enkele like. Maar ik vind troost in het besef dat ik niet de enige was. Opgroeien op het internet was nu eenmaal raar.
Mijn Facebookstatussen vormen een tijdsdocument waar niemand iets aan heeft.
Soms kijk ik met bewondering naar de tieners van vandaag, met hun zelfbewustheid, spitsvondige humor, fotogenieke outfits en ingeoefende TikTok-choreografieën, en vraag ik me af hoe zij later zullen terugblikken op hun digitale geschiedenis. Misschien zullen ze er minder hard om cringen of hebben ze hun sporen tegen dan al lang uitgewist. Kan aan mij liggen, maar ergens vind ik dat een beetje jammer.
Op een gegeven moment, ergens in 2013, nemen mijn nutteloze mededelingen af. Vermoedelijk omdat ik eindelijk tot de conclusie was gekomen dat niet iedereen alles hoeft te weten. Maar wellicht ook omdat Facebook langzaam maar zeker evolueerde naar wat het nu is: een doodse plek om hoogstens nog wat professionele mijlpalen, ondoordachte meningen of vergezochte complottheorieën op te delen. Een plek die zijn onschuldige charme heeft verloren.
Vreemd genoeg is uitgerekend dat puberale ongemak de voornaamste reden waarom ik nog steeds op Facebook zit, ook al weet ik dat Meta een kwaadaardig bedrijf is: door mijn account te verwijderen, zou ik ook de banaliteit van mijn jeugd uitwissen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier