Tobias Cobbaert
‘Ik kijk sadistische horrorfilms om dezelfde reden waarom anderen gaan bungeejumpen’
Tobias Cobbaert schrijft wekelijks over wat hem wakker houdt. Of net niet.
Onlangs had ik een romantische date night met mijn vriendin. We vierden onze liefde door in de cinema te gaan kijken naar Terrifier 3. Het moet er erg schattig hebben uitgezien, wij die samen getuige waren van hoe de moordlustige clown Art een kind in stukken hakte met een botte bijl, een kerstman te lijf ging met vloeibare stikstof en een cadeautje met explosieven uitdeelde op een kerstfeestje in het winkelcentrum.
Op het internet is er veel te doen rond de Terrifier-reeks. Al snel bereikten de bloederige fratsen van Art the Clown een cultpubliek, maar minstens evenveel mensen vinden de films schandalig. Een brug te ver. Puur sadisme waar niets leuks meer aan is.
Daar viel in de cinema weinig van te merken. Uit het publiek weerklonk af en toe een voorzichtige kreet van afgrijzen, maar er werd vooral goed gelachen. Waren ik en alle andere mensen in de bioscoop dan gestoorde psychopaten?
Soms wil ik gewoon afgerukte ledematen in het rond zien vliegen.
Uiteraard is het antwoord ‘nee’. Ik kan best begrijpen dat iemand niet van Terrifier geniet, maar fans neerzetten als bloeddorstige gekken getuigt vooral van preutsheid. Zeker omdat de toon van de film duidelijk donkerkomisch is. De fun van zulke slasherfilms schuilt niet in het feit dat de slachtoffers van Art afzien, maar in de creatieve manieren waaróp ze afzien. Natuurlijk is dat enigszins sadistisch, maar het is gebaseerd op het besef dat wat je te zien krijgt niet echt is. In die zin is een film als Terrifier veel minder gruwelijk, en een pak plezanter, dan wat je dagelijks in Het Journaal ziet.
Daarnaast is het als kijker gewoon leuk om te zien hoe ver een film kan gaan, en hoe lang je bereid bent om daarin mee te gaan. Is mijn maag echt zo sterk als ik denk? Tijdens Terrifier 3 werden mijn limieten het meest getest door een scène met een glasscherf waar ik het verder niet over wil hebben, maar die me wel het gevoel gaf dat ik lééf. Een gevoel dat andere mensen opzoeken door bijvoorbeeld te bungeejumpen.
Het succes van de Terrifier-reeks, maar ook van bijvoorbeeld The Substance, stemt me heel vrolijk. Eindelijk mogen horrorfilms weer ongegeneerd bloederig en ranzig zijn. Het afgelopen decennium werd er vooral aandacht gespendeerd aan de zogenaamde elevated horror van regisseurs als Robert Eggers (The Witch, The Lighthouse), Ari Aster (Hereditary, Midsommar) en Jordan Peele (Nope, Us). Films met weinig bloed of schrikmomenten waarin vooral de sfeer belangrijk was en waarin het monster altijd een metafoor was voor iets diepers. Ik ben fan van al die regisseurs, maar soms wil ik gewoon afgerukte ledematen in het rond zien vliegen. We hoeven niet altijd te doen alsof we boven wat sadistisch vertier staan.
Bovendien levert een niet zo elevated horrorfilm veel leukere dates op.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier