Tobias Cobbaert schrijft wekelijks over wat hem wakker houdt. Of net niet.
Jaren geleden las ik een tweet waar ik nog geregeld aan terugdenk. De exacte bewoording herinner ik me niet meer, maar het kwam hierop neer: ‘Mensen hebben geen hekel aan reclame, alleen aan slechte reclame. Creatieve reclames zijn een vorm van kunst waar mensen van houden.’ Uiteraard kwam de tweet van iemand die in de marketing werkte.
De boodschap is me bijgebleven, omdat ik het zelden zo grondig oneens geweest ben met iemand. Ik heb een bloedhekel aan álle reclame. Ik haat het dat mijn beperkte tijd op aarde steeds meer gestolen wordt door mensen die me producten willen verkopen die ik helemaal niet wil. Ik haat het dat de openbare ruimte één gigantische afficheruimte is geworden. Ik haat het dat concertzalen als het Sportpaleis en Paleis 12 hun oorspronkelijke namen verliezen om een uithangbord voor het grootkapitaal te worden.
Om mijn eigen mentale rust te bewaren, doe ik er dan ook alles aan om met zo weinig mogelijk advertenties geconfronteerd te worden. Op mijn computer staan drie verschillende adblockers om het internet draaglijk te houden. Onlangs was ik mijn werklaptop vergeten en moest ik een dagje werken op een reservetoestel zonder adblocker. Ik werd helemaal kierewiet.
Toch zijn er heel wat situaties waarin reclame onvermijdelijk is. Wanneer ik vanuit mijn luie zetel Youtubefilmpjes op mijn televisie cast, is een adblocker geen optie en krijg ik om de anderhalve minuut advertenties te zien. In die context word ik de laatste maand overvallen door een spotje dat me nog meer irriteert dan alle andere. Een koppel loopt over een Grieks marktje, terwijl de voice-over verklaart dat we het over smaken niet altijd eens zijn. ‘Welke feta is de beste?’, vragen de toeristen aan een marktkramer, waarop alle Grieken in koor ‘Salakis!’ roepen. Daarover is iedereen het wél eens.
De Salakis-reclame heeft het omgekeerde effect bereikt: de lekkerste feta is net iets minder lekker geworden.
De reclame ergert me niet omdat hij van bedenkelijke kwaliteit is. Vergeleken met alle andere troep die ik te zien krijg, is hij zelfs relatief grappig. De reden waarom mijn bloed kookt, is dat ik sowieso regelmatig feta koop en daarbij altijd naar Salakis grijp, omdat ik die effectief de lekkerste vind. Dat is al zo lang ik me kan herinneren, maar het reclamespotje geeft me nu retroactief het gevoel dat ik beïnvloed ben door marketeers. Het angstzweet breekt me uit bij de gedachte dat ik bezoek over de vloer krijg dat in mijn koelkast kijkt, een blokje Salakis ziet liggen, en denkt: ‘Die onnozelaar heeft zich laten bedotten door dat reclamespotje.’
Zo gaat het met alle reclame. Omdat ik ideologische problemen heb met het hele concept, krijg ik net een afkeer van producten die me te agressief opgedrongen worden. En zo heeft de Salakis-reclame het omgekeerde effect bereikt: de lekkerste feta is net iets minder lekker geworden, en de volgende keer zal ik misschien een ander merk overwegen. Al maak ik met deze column indirect reclame voor Salakis en zullen ze daar mogelijk meer mee winnen dan ze aan mijn twijfels verliezen. Die morele knoop heb ik nog niet helemaal ontward.