Wie is Blake Mills en waarom gaf hij Bob Dylan een veegje uit de pan op Instagram?
Eric Clapton noemde hem een fenomenale gitarist. Als sessiemuzikant of producer is zijn naam gelinkt aan Lana Del Rey, Perfume Genius en Phoebe Bridgers, maar hij heeft ook zijn eigen singer-songwritercarrière. Een gesprek met Blake Mills, Californiës favoriete musician’s musician.
Blake Mills (34) was de afgelopen jaren alomtegenwoordig in het pop- en rockwezen, maar je moet erop gelet hebben. Uiteenlopend volk zoals Kid Rock, Randy Newman, Elvis Costello, Paolo Nutini, Norah Jones, Ed Sheeran of Lana Del Rey huurde hem in als studiomuzikant. Op het podium vervulde hij de superknechtenrol aan de zijdes van Jenny Lewis, Lucinda Williams, Fiona Apple of Julian Casablancas. Daarnaast zette hij zich als producer op de kaart dankzij Sound & Color van Alabama Shakes (2015), Darkness & Light van John Legend (2016), Semper Femina van Laura Marling (2017) en de jongste twee prachtplaten van Perfume Genius, No Shape (2017) en Set My Heart on Fire Immediately (2020). Excuses voor de karrenvracht aan namen, maar geef toe: we konden niet anders.
Zet klasbakken samen en je hebt helemaal geen slangenkuil maar een gemeenschap.
Nu moet er nog eentje bij, want met bassist Pino Palladino stuurt Mills de knisperende, niet voor één gat te vangen duoplaat Notes With Attachments de wereld in. Toch maakt niet alleen zijn simkaart Blake Mills zo bijzonder. Hij is een gitaarvirtuoos die zo terughoudend speelt dat het weer opvalt. Zijn rustieke, ruimtelijke americana klinkt vertrouwd maar apart tegelijk. En zo groot zijn artistieke geldingsdrang, zo petieterig zijn sterallures.
Dag meneer Mills, hoe gaat het daar in LA?
Blake Mills: Stilaan beter, mag ik zeggen. Voor creatieve lui die graag aan instrospectie doen is de pandemie vast een godsgeschenk, maar al dat gepieker is niet aan mij besteed. Die eerste maanden heb ik me rotverveeld, ik vond er niks inspirerends aan. Schrijven is sowieso een traag proces voor mij. Als ik een jaar lang geen song schrijf, gaat er heus geen alarm af, want meestal ben ik dan op tournee of bezig iemands plaat te producen. Pas vorig jaar, door thuis naar de muren te zitten staren, besefte ik dat ik op mijn eentje niks gedaan krijg. Ik vroeg me zelfs af of dat wel koosjer was: moest ik als artiest niet reageren op deze bizarre tijden? Nu goed, onlangs zat ik gelukkig weer eens in de studio, in Sound City hier in LA. Fender draaide er met Lindsey Buckingham (ex-lid van Fleetwood Mac, nvdr.) een soort promofilm voor een nieuw type gitaar, en ik mocht het audiogedeelte producen. Er waren zo’n dozijn mensen, meer dan ik er in tijden bij elkaar heb gezien.
Vorig jaar ben je gitaartutorials beginnen te posten voor eigen songs, maar ook die van Bob Dylans Rough and Rowdy Ways, waarop je hebt meegespeeld.
Mills: Dat doe ik wel vaker op social media. Zeker als ik thuiszit met wat gitaren en even geen blijf weet met een plots opkomende creatieve energie. Want het gebeurt evengoed dat ik drie weken lang geen gitaar aanraak. Ik denk dat ik me ook wat heb laten meeslepen door de opwinding omdat ik aan Bobs plaat heb mogen meewerken.
Er is gesuggereerd dat je er met die filmpjes fijntjes op wou wijzen dat je rol groter was dan de credit als additional musician die je hebt gekregen.
Mills: Tot op zekere hoogte klopt dat, ja. Kijk, als fan van zijn muziek begrijp ik ook hoe Bob zijn platen op een mysterieuze wijze tot stand laat komen. Er is niks afgelijnds aan, er is geen plan. Dat is zijn kunst. Dus snap ik wel dat zijn kamp dat mysterie zoveel mogelijk beschermt, om het zo te noemen.
De opwinding haalt het dus van de mogelijke frustratie? Want als huisproducer van Sound City, waar Rough and Rowdy Ways is opgenomen, zou je ook een onvernoemd aandeel in het geluid van de plaat hebben gehad.
Mills: Laat ik dit duidelijk zeggen: sommige van mijn dierbaarste studioherinneringen heb ik aan die plaat te danken. Hoezo? Omdat hij Bob Dylan is. (lacht) Ik besef nu pas hoe diepgaand die ervaring voor me was. Gelukkig maar, want zo bleef mijn hoofd nog redelijk helder in het moment zelf. Ik denk dat dat een soort overlevingsinstinct is. (lacht) In de aanwezigheid van zo iemand knijp je je beter niet in de arm om te beseffen wat je aan het doen bent. Anderzijds moet je er ook niet meer van maken dan het is. Je bent er om een onderneming te doen slagen door zelf je best te doen. Je bent genereus omdat je voor een ingebeeld publiek speelt waarvan je weet dat het zal appreciëren wat je doet. Tegelijk maak je iets waarvan je als luisteraar zelf ook zou genieten.
Heb je die vrijheid dan als je volledig in opdracht werkt?
Mills: Natuurlijk wel. Dat is volgens mij net wat Bob verwacht van de muzikanten die hij ronselt. Het belangrijkste blijft dat je je ten dienste van de song, het verhaal of de stemming stelt. Maar uiteraard mag je ook je instinct volgen. Dylan zegt je niet exact wat je moet spelen. Hij verwacht wél dat je speelt wat er gespeeld moet worden. Dat lijkt hetzelfde, maar is een wereld van verschil.
Hardrockzanger Joe Lynn Turner zei ooit over zijn voormalige werkgever, de Zweedse supergitarist Yngwie Malmsteen: ‘We zijn uit elkaar gegaan om religieuze redenen. Hij dacht dat hij God was maar ik geloofde hem niet.’ Jij kunt Malmsteen perfect naspelen. Hoe groot is je ego?
Mills: Mijn filosofie als sessiemuzikant is: je bent ondergeschikt aan de song. Ik denk dat alle muzikanten die ik bewonder niet de neiging hebben om te tonen hoe virtuoos ze wel zijn. Ergens aankomen om de gitaarheld uit te hangen? Dat lijkt me verschrikkelijk ontmoedigend, omdat je terugvalt op trucs die je door en door kent. Maar neem nu de plaat die ik met Pino Palladino heb gemaakt. Niks daarop lag vooraf vast, behalve dat we bekende terreinen zo veel mogelijk wilden mijden. Niet dat ik alles afkets wat niet tricky genoeg is, maar ik heb als artiest – en daarin ben ik zeker niet alleen – wel een grote hang naar individualiteit. Je wilt jezelf en hopelijk ook de rest van de wereld tonen dat je zo uniek bent als je denkt te zijn. (lacht)
Op je tweede soloplaat Heigh Ho is een kruim van doorgewinterde sessiemuzikanten te horen: drummer Jim Keltner, bassist Don Was, multi-instrumentalist Mike Elizondo, pianist Benmont Tench. Je hebt die lui dan wel zelf gerekruteerd, maar was dat wel aangenaam voor je zenuwen?
Mills: Ik word niet snel door iemand uit het lood geslagen, hoor. Veel muzikanten kunnen iets wat niemand anders kan. Dat neutraliseert meteen elke neiging tot competitiviteit. Hun talent is uniek, maar ze erkennen ook het unieke talent van een ander. Ze weten heel goed wat ze zelf niet kunnen. Dat is het kenmerk van de groten. Zet klasbakken samen en je hebt helemaal geen slangenkuil maar een gemeenschap.
Met Jim Keltner had je al eerder samengespeeld. Dat was niet zo’n succes.
Mills: Dat was een sessie voor Jakob Dylan. Als fan van Jim had ik zijn manier van spelen al bestudeerd, ik kende die dus heel goed. Mijn fout was dat ik hem dat wou laten horen. Ik stelde mijn partijen volledig in op zijn spel, zijn ritmegevoel waarbij hij altijd een beetje na de beat blijft hangen. Dat werkte dus voor geen meter. Maar het was wél een goeie les. Hij is net zo goed omdat hij tegen al de rest ingaat. Het is een trek-en-duwding. Hetzelfde met Pino: hij zet allerlei dingen naast de beat in plaats van die gedwee te volgen.
Het stoort me dat mensen muziek neerhalen die ze op een iPhone hebben gehoord. Dat is als restauranteten in plastic bakjes afhalen en concluderen dat je er meer van had verwacht.
Als producer is een van je stokpaardjes instrumenten onherkenbaar laten klinken. Op je derde soloplaat Look waren de gitaren vermomd als synthesizers. En dat je kompaan Sam Gendel vorig jaar op Mutable Set zoveel saxofoon bijdroeg, moest de luisteraar uit de kleine lettertjes vernemen.
Mills: Leuk, toch? Het is al gebeurd dat mensen me aanspraken over een soort drummachine die ik helemaal niet heb gebruikt. Totaal geen idee waarover ze het hadden. Tot het me daagde dat ze waarschijnlijk Sams ademhaling doorheen de knoppen van zijn sax bedoelden. Dat was toen zomaar een ideetje: maak eens een geluid zonder noten, maar dat wel het ritme en de melodie begeleidt. Ik vind het fijn als mensen aan het interpreteren slaan.
Deze huisvader kent minstens twee tieners die weleens naar muziek luisteren via het schriele luidsprekertje van hun smartphone. Terwijl ze in de douche staan dan nog. Is zo’n fenomeen geen kaakslag voor een toegewijde producer?
Mills: Ik snap wat je bedoelt. Zeker over die douche. De momenten waarop je daar staat, zijn de meest private en comfortabele van je dag, dus ik begrijp dat je daar graag je favoriete muziek bij hoort. Maar nauwgezet luisteren op een luizige geluidsinstallatie is nog altijd nauwgezet luisteren, niet? Wie ben ik dan om te zeggen dat mensen verkeerd aan het genieten zijn? Dus nee, dat vind ik helemaal niet erg. Wat me wél stoort, is dat mensen muziek neerhalen die ze op pakweg een iPhone hebben gehoord. Dat is als eten in plastic bakjes afhalen uit een fancy restaurant en concluderen dat je er meer van had verwacht. Terwijl je de ervaring errond hebt gemist, de omgeving, de bediening, de versheid van wat je voor je neus krijgt. Weet je, vroeger controleerden veel producers en mixers hun testmix in de auto. Niet omdat dat een state-of-the-artluisteromgeving was, integendeel. Het punt was dat ze wilden horen of hun werk overeind bleef op een stereosysteem dat mensen dagelijks gebruiken. Vandaag doen wij producers het niet meer met een auto, want die installaties klinken veel te goed! Smartphones, laptops en earbuds: daarmee checken we wat er overblijft als veertig procent van de bastonen compleet wegvalt.
Hoe ben je aan de gitaar verslingerd geraakt?
Mills: Ik was tien en keek veel naar MTV. Het leek alsof toen alleen Metallica, Soundgarden en Nirvana in rotatie stonden. Nou, dat heeft op mij zijn effect niet gemist. Ik wou gitaar spelen en mijn haar laten groeien. Ik overtuigde mijn vader om een Squier Stratocaster voor me te kopen, en in de winkel kreeg je er gratis lessen bij. De eerste songs die ik leerde waren Black Hole Sun en Enter Sandman. Plots had ik iets gevonden wat ik leuker vond dan huiswerk.
Skaten en gitaarspelen waren de enige dingen die je nog deed. Je schooldirecteur waarschuwde je moeder dat je waarschijnlijk voor je twintigste in de gevangenis zou belanden.
Mills:(lacht) Dat heb ik nog altijd: als iets me interesseert, vergeet ik al de rest. Dan luister ik bijvoorbeeld maar naar één plaat, steeds weer opnieuw. Tegenwoordig is havermout mijn obsessie. Vroeger nooit begrepen, nu eet ik het élke dag.
Op je eerste plaat zing je in het bitterzoete familiekroniekje It’ll All Work Out over hoe je mormoonse moeder in de seventies op Nixon stemde en je vader zijn chequeboekje dichter toekneep dan ‘ a duck’s ass going down the waterslide‘. Maar je schijnt toch een gelukkige jeugd te hebben gehad.
Mills:(lacht) Mijn ouders hebben me altijd gesteund en beschermd. Ook al heb ik mijn vader, zoals ik in die song zing, teleurgesteld omdat ik niet ging studeren, toch heeft hij me altijd naar concerten gereden, of naar een interessante gitaarwinkel in Santa Cruz. Gek. Jackson Browne, naar wie mijn ouders luisterden toen ze jong waren in de seventies, is nu een vriend van me. Maar mijn moeders favoriete groep was Fleetwood Mac. Ik herinner me nog helder hoe ze meezong met Silver Springs. Laatst met Lindsey Buckingham heb ik haar een sms gestuurd: dat ze allicht trots zou zijn op haar zoon als ze zou weten tegen wie ik vandaag mijn gedacht had gezegd. (lacht)
Notes With Attachments (Pino Palladino & Blake Mills)
Op 12/3 uit via New Deal/Impulse.
Blake Mills
Geboren op 21 september 1986 in Santa Monica, Californië.
Begint op zijn tiende gitaar te spelen en is drie jaar later al goed genoeg om in te vallen bij lokale bands ’terwijl hun gitaristen in de ontwenningskliniek zaten’.
Richt op de middelbare school met klasgenoot Taylor Goldsmith de indierockgroep Simon Dawes op. Profileert zich daarna als sessiemuzikant en brengt als visitekaartje zijn eerste soloplaat Break Mirrors (2010) uit.
Beheerst ook allerhande percussie, diverse klavierinstrumenten en klarinet (dat laatste op Phoebe Bridgers’ Punisher vorig jaar).
Produceert onder anderen Alabama Shakes, John Legend, Laura Marling en Perfume Genius.
Heeft als soloartiest al vier platen uitgebracht: naast Break Mirrors ook nog Heigh Ho (2014), Look (2017) en Mutable Set (2020).
Wordt wegens zijn ingehouden, rustieke gitaarstijl en uitmuntende slidetechniek vaak met Ry Cooder vergeleken.
Brengt op 12 maart met de gerenommeerde bassist Pino Palladino (D’Angelo, Nine Inch Nails, Adele) de duoplaat Notes With Attachments uit, een hybride van jazz, folk en Afrikaanse en Cubaanse muziek.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier