Wat hebben Fontaines D.C. en een sushimaster met elkaar gemeen?
Een muzikaal meesterwerk maken, bijvoorbeeld. Met hun derde langspeler Skinty Fia hebben de Ieren van Fontaines D.C. een plaat gemaakt waarmee ze nóg groter kunnen worden. Maar er is een keerzijde aan dat succes. ‘Ik heb het er moeilijk mee dat iedereen nu een mening over mij heeft.’
‘I’m fucking tired.’
Conor Curley van Fontaines D.C. ploft neer in de backstage van Trix en laat met veel moeite een bovengemiddeld grote zonnebril op zijn neus landen. Achter de glazen verschuilen zich wallen die gebrandmerkt zijn door het Antwerpse nachtleven. ‘We hebben de nacht doorgebracht in een pianobar in het centrum’, bromt de gitarist. Iets verder ligt Fontaines’ andere bekaterde snarentemmer, Carlos O’Connell, levenloos te wezen.
Fontaines D.C. – de initialen staan voor Dublin City – toert het komende jaar door Europa en de States. Ze halen de coronaschade in, want door een pandemie die moeilijk te sussen viel, zijn de songs van A Hero’s Death, de tweede plaat van de Ierse buzzband, nooit aan een livepubliek voorgesteld. Sinds debuutplaat Dogrel uit 2019 een succes werd, wordt het vijftal naar voren geschoven als de nieuwe messiassen van de gitaarmuziek-met-een-boodschap.
Fontaines D.C. heeft sindsdien een abonnement op lovende recensies en uitzinnige massa’s, werd met A Hero’s Death genomineerd voor een Grammy (die onterecht naar The Strokes ging) en kreeg zopas van het Britse muziekblad NME de titel van best band in the world opgeplakt. Ze hebben nu ook een derde plaat klaar, Skinty Fia. Sonic Youth, The Fall en Death in Vegas zijn referenties, al begint Fontaines D.C. steeds meer zélf een groep te worden waar collega-gitaarbands naar teruggrijpen.
Elke dag ontdek ik een stad waarvan ik denk: hier wil ik wonen.
Carlos O’Connell
Op Skinty Fia zingt frontman Grian Chatten over het in negatieve zin veranderende Ierland, de liefde, het leven van een Dublinner in Londen – ze zijn met z’n allen daarheen verhuisd – en over de tol van de roem. Chatten haakte op het laatste moment af door oververmoeidheid en stuurde met Conor Curley een vervanger die evenzeer op zijn tandvlees zit.
Conor Curley: Het makkelijkste aan deze job is het deel op het podium. Moeilijker is waken over je eigen gezondheid en die van de anderen.
Nils Frahm zei onlangs dat hij tijdens zijn wereldtournees zelden tijd vrijmaakt om de steden waarin hij speelt te bezoeken, omdat hij spaarzaam wil omspringen met zijn energie. Anders zou hij een tournee nooit heelhuids overleven, stelde hij.
Carlos O’Connell: That’s sad. (lacht) Bij ons werkt het andersom: wij putten net energie uit onze vrije moment spenderen in straten die we niet kennen. Elke dag ontdek ik een stad waarvan ik denk: hier wil ik wonen. Als ik Londen ooit beu raak, zijn Oslo, Kopenhagen, Barcelona en Madrid goeie kanshebbers.
Curley: We bezoeken deze tournee steden waar we ook ten tijde van Dogrel hebben gespeeld, maar toen planden we minder vrije tijd in.
Tijdens ons laatste gesprek met Grian Chatten, zei hij: ‘Op tournee keken we niet meer naar elkaar om. Ik was op het punt aanbeland dat ik tegenover mijn beste vrienden zat en hen niets te vertellen had. De plotse roem heeft onze vriendschap op het spel gezet.’ Is meer vrije tijd inplannen een van de oplossingen om het leven on the road leefbaar te houden?
Curley: Het helpt, maar het is nooit aangehaald als de zogenaamde oplossing om ervoor te zorgen dat we niet opnieuw van elkaar vervreemd raken. We werken nu half zo hard als vroeger. Hoe groter je wordt, hoe meer je uit handen kan geven, simpelweg omdat je crew in grootteorde toeneemt. We moeten niet meer vroeg opstaan om een camionette uit te laden of om een podium op te stellen en af te breken. Dat doen anderen voor ons. Die gewonnen uren gaan nu naar zelfzorg, zoals bier drinken in een Antwerpse pianobar tot een gat in de nacht. (lacht)
O’Connell: We wéten dat we naar elkaar moeten omkijken. In het begin pols je geregeld of alles snor zit, maar ik moet toegeven dat je tijdens een slopende tournee altijd een punt bereikt waarop je op jezelf bent aangewezen. Je beseft vaak pas te laat dat er ruis op lijn begint te komen, ook al breng je bijna elke minuut op dezelfde vierkante meters door.
Hoe deugddoend was de pandemie? A Hero’s Death ging specifiek over een gebrek aan verbondenheid.
O’Connell: De eerste lockdown kwam gelegen. We kwamen, gescheiden van elkaar, terug op adem. In de zomer van 2020, net voor de release van A Hero’s Death, zijn we voor het eerst in maanden nog eens samengekomen in Dublin. Toen we begonnen te spelen, voelde het meteen vertrouwd aan.
Curley: De eerste maanden van de pandemie zat ik met een knoert van een identiteitscrisis. ‘Ik ben een muzikant’, zei ik wanneer iemand naar mijn job vroeg, maar ik had al maanden mijn gitaar niet beroerd. ‘ What the fuck am I?’ dacht ik. Ik denk dat de andere bandleden dat gevoel deelden.
Klopt het dat jullie Skinty Fia aan jullie manager hebben voorgesteld als een poppy plaat?
O’Connell: (verbaasd) Ja. Vind jij dit dan geen poppy plaat?
Door die beschrijving had ik een album met minstens vier catchy, radiovriendelijke songs verwacht, en die hoor ik niet. Skinty Fia kruipt pas na enkele luisterbeurten onder de huid.
O’Connell: De eerste reactie van onze manager was: ‘ This is dark shit guys.’ (lacht) Dus ja, misschien is poppy een verkeerde woordkeuze.
Curley: Ik vind Skinty Fia nochtans radiovriendelijker dan wat we tot nu toe hebben uitgebracht. Dogrel was een donderwolk, A Hero’s Death kan je ook bezwaarlijk makkelijk verteerbaar noemen. Dan is dit toch ons meest commerciële werk tot dusver?
Hielden jullie deze keer rekening met de verwachtingen van fans? ‘We maken muziek in complete ignorance of our fans’, zei Chatten vorige keer.
Curley: Sommige fans kunnen een willetje hebben, maar daar houden we geen rekening mee. Er is een Welshman die voor elke show vraagt of we The Cuckoo is A-Callin’, het nummer waarop hij getrouwd is, willen spelen. Na de show staat hij er terug, ditmaal om te klagen omdat we zijn wens niet hebben ingewilligd. (lacht) Ik ben bijna zeker dat de fans die vinden dat we opnieuw muziek moeten maken zoals Dogrel – en die zijn er met hopen – deze plaat zullen haten.
O’Connell: In Kopenhagen sprak ik een fan die lovend was over Jackie Down the Line en I Love You, de vooruitgestuurde singles van Skinty Fia. ‘Maar,’ zei hij al snel, ‘de titeltrack is shit’. (lacht)What the fuck is this, man, dacht ik. Raakt mij dat? Nee, because I know that song is fucking amazing.
Hoe groter je wordt, hoe meer je uit handen kan geven. Die gewonnen uren gaan naar zelfzorg, zoals bier drinken in een Antwerpse pianobar tot een gat in de nacht.
Conor Curley
Curley: Al moet ik wel zeggen dat wanneer je de zalen groter ziet worden en je dus steeds meer mensen extatisch ziet zijn, je hen de volgende keer nóg harder tekeer wil zien gaan. Onderbewust zorgt dat er misschien voor dat we meer naar bangers neigen, wat volgens mij te horen is op Skinty Fia.
Fontaines D.C. is inderdaad een groep die kan groeien tot stadionniveau. Met Skinty Fia zetten de Dublinners opnieuw een stap in die richting. In Londen speelden ze onlangs voor 10.000 man in Alexandra Palace, in de zomer wacht het hoofdpodium van Werchter. En dat met politiek getinte songs waarin frontman Grian Chatten zijn bekommernissen op tafel legt en hekelt hoe zijn thuisland geleid wordt en werd. ‘We zijn verhuisd omdat het hoofdstuk Dublin voorlopig is afgerond’, zegt gitarist Conor Curley.
Het vijftal woont intussen twee jaar in Londen, waar ze de eerste maanden vooral terugvielen op de Ierse gemeenschap. ‘Londen leek wel Dublin in the good old days’, grinnikt Carlos O’Connell. Al is het niet altijd rozengeur en maneschijn geweest. Grian Chatten laat het in interviews niet na om zijn frustratie te uiten. Britten kijken neer op Ieren, ervaart hij. Hij voelt zich soms meer pispaal dan medemens.
Toen het verhaal van Margaret Keane – een Ierse vrouw in Engeland – Chatten ter ore kwam, moest hij huiveren. Haar familie wilde de Ierse uitspraak ‘in ár gCroíthe go deo’ – vertaald: voor altijd in ons hart – op haar graf, maar de Engelse kerk weigerde. Er volgde een rechtszaak die de familie uiteindelijk won. Daarover gaat het openingsnummer van Skinty Fia. De familie van Keane speelde de song onlangs aan haar graf.
O’Connell: Erkenning krijgen is mooi. Ik ga niet beweren dat het luider wordende applaus mijn ego niet streelt, maar het is pas sinds Margaret Keanes familie In ár gCroíthe go deo heeft gespeeld dat ik goed en wel besef dat wat wij met Fontaines D.C. maken bestaansrecht heeft. We gingen met iemands trauma aan de haal en wilden niemand tegen de schenen stampen. Iets maken wat troost biedt en iemands verdriet verzacht, betekent veel meer voor mij dan genomineerd worden voor een Grammy.
Is succes een gevaarlijke minnares?
O’Connell:Na onze vorige tournee raakte ik vervreemd van mezelf. I got dark. Ik voelde mij nergens meer thuis, mijn vriendin had onze relatie beëindigd en ik was zonder de high van het toeren op zoek naar mezelf. Daar gaat Big Shot (het nummer waarvoor O’Connell de tekst schreef, nvdr.) in grote lijnen over. Je wil het succes niet verliezen, maar het maakt mij wel een angstige man. Jaag mijn naam door Google en je leest zaken over mij waarvan het mij een raadsel is hoe ze geweten zijn. Ik heb het er moeilijk mee dat iedereen nu een mening over mij heeft. Vorig jaar ging ik door een fase waarin ik veel dronk en stommiteiten uithaalde en die verhalen gingen in Dublin en in mijn vriendenkring rond als een lopend vuurtje. People talk shit and I hate that.
Over googelen gesproken: ik kwam uit op een quote waarin je de aanpak van Fontaines D.C. vergelijkt met het werk van een sushimaster.
O’Connell: (proest het uit) Fucking hell!
Curley: Ik herinner mij dat precies. Wat was je punt weer, Carlos?
O’Connell:Ik had die dag een documentaire bekeken over de 96-jarige Japanse sushichef Jiro Ono. De vergelijking hield steek, alleen kan ik mij mijn invalshoek niet meer herinneren. What the fuck was it again? (denkt lang na) Skinty Fia is opgesteld zoals een sushimaster zijn menu zou vormgeven. En dan heb ik het voor de duidelijkheid niet over zo’n sushibar waar je vis van voorbijrijdende bordjes kan plukken, maar een uitgewerkt menu waarbij elke gang één specifiek stuk sushi omvat. Je hebt niet te kiezen wat je eet, elke gang bouwt verder op de voorgaande. Wanneer je het hele menu hebt verorberd, krijg je een zicht op het grotere verhaal en begrijp je waarom de chef bepaalde ingrediënten heeft gebruikt. Zo werkt Skinty Fia ook. In The Couple Across the Way zit een accordeon, wat op het eerste gezicht een vreemde keuze lijkt, tot je de song in zijn context bekijkt. Individueel zijn de songs a piece of art, maar het is pas wanneer je ze samen zet dat je het meesterwerk ziet. (fier) Zie je, de vergelijking houdt wel degelijk steek.
Skinty Fia
Uit op 22/4 bij Partisan Records. Fontaines D.C. speelt op 30/6 op Rock Werchter.
Fontaines D.C.
Bestaat uit zanger Grian Chatten, bassist Conor Deegan III, drummer Tom Coll en gitaristen Carlos O’Connell en Conor Curley.
Leren elkaar kennen tijdens hun muziekstudies aan het British and Irish Modern Music Institute in Dublin.
Ontstaan uit liefde voor de beatgeneratie en Ierse schrijvers als W. B. Yeats.
Debuteren in 2019 met het geprezen Dogrel, postpunk op zijn prikkelbaarst met Dublin als decor.
Brengen vervolgens in volle pandemie (zomer 2020) A Hero’s Death uit, waarmee de groep genomineerd werd voor een Grammy Award. Begin 2022 kroonde NME hen tot best band in the world.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier