Vijf jaar geleden overleed Leonard Cohen: het laatste Knack-interview met de zanger werd een onvergetelijke avond in blessuretijd
Vijf jaar geleden overleed de Canadese singer-songwriter Leonard Cohen. Drie weken voor zijn dood bezocht onze reporter Stijn Tormans Cohen en zijn zoon Adam in Los Angeles. Het werd een onvergetelijke avond in blessuretijd.
Een woonkamer in een villa in Muirfield Road, L.A. Adam Cohen draait zich om. Kijkt weer voor zich uit. Zijn zoon, een snotjong van een jaar of zes, komt naast hem zitten. Zet de hoed van zijn vader wat rechter.
Adam merkt het niet, tokkelt wat op zijn iPhone. Draait zich weer om. Nerveuzer, deze keer. Zoals een bruidegom die op zijn bruid wacht en vreest dat ze zich op het laatste moment bedacht heeft.
Achter hem zit een bonte bende: een Jood met een keppeltje, een tiental journalisten, een paar muzikanten. De geluidsinstallatie speelt een nieuwe song van de oude zanger: You want it darker. Een betere soundtrack voor deze avond is niet mogelijk. ‘An evening with Leonard Cohen’ staat er op mijn uitnodigingskaart. Het lijkt vooral een avond in blessuretijd.
Deze zomer schreef de zanger een brief naar zijn oude liefde uit de sixties, Marianne Ihlen. Zij van So long, Marianne. Toen hij hoorde dat ze op sterven lag, tikte hij op zijn toetsenbord: ‘Marianne, het is zover gekomen dat we beiden erg oud geworden zijn en onze lichamen aftakelen. Weet dat ik zo dicht achter jou kom dat als je je hand uitstrekt je de mijne kunt raken. Nu wil ik je gewoon een goede reis wensen. Oneindig veel liefde. Ik zie je later weer. Leonard.’
Iemand in Noorwegen las de brief voor aan Marianne. Er verscheen een glimlach om haar lippen en ze stierf. Het verhaal ging de wereld rond. Net als een paar zinnen uit een lang artikel van The New Yorker: ‘I am ready to die’, zei Leonard Cohen vorige week. ‘I hope it’s not too uncomfortable. That’s about it for me.’
Al weet je met Leo nooit. In de jaren zestig en zeventig was hij al bezig met het einde. Toen al vroeg hij zich af of hij niet te oud was voor dat gedoe met die gitaar. De man heeft de dood altijd graag uitgedaagd, in naam van het leven. Mysterie creëren, hij deed niet liever. You want it darker. Joodse humor.
De muziek stopt, Adam draait zich om. Zijn vader komt de kamer binnen. Iedereen staat op en applaudisseert. Leonard lacht. Hij is in driedelig pak, en in het gezelschap van zijn onafscheidelijke hoed. ‘A lazy bastard, living in a suit’, zoals hij zelf ooit zong.
Toch is hij veranderd. De laatste keer dat ik hem zag optreden, was drie jaar geleden. Op een warme augustusavond in Stockholm. Hij was 78 en had na lang zoeken het mysterie van het leven ontdekt. ‘Willen jullie het horen?’ Na een stilte zei hij: ‘Tudumdumtudumdum’. Hij maakte een belofte: als hij tachtig werd, zou hij weer beginnen te roken. Het werd een glorieuze avond met Leonard. Om halftwaalf zei hij tegen de stad van Alfred Nobel: ‘Vrienden, ik weet niet wanneer we elkaar opnieuw zullen zien. Dat weet niemand.’ Waarna hij zachtjes begon te dansen. ‘Save the last dance for me.’
De Leonard van deze avond danst niet meer. Hij ziet er kwetsbaar uit. Zijn gang is wankel, een wandelstok houdt hem overeind. Ze zeggen dat hij nooit meer op tournee gaat en ze zullen wel gelijk hebben. Maar die heerlijke grijns, die heeft de Ladies’ Man niet aan de tijd moeten geven. Zijn diepe stem ook niet. ‘I was born with the gift of a golden voice.’ Hij is ze niet kwijt.
‘Bedankt, vrienden. Ik apprecieer het dat sommigen van jullie de wereld zijn rondgereisd om mij te zien. Anderen hebben dan weer het verkeer van L.A. getrotseerd, wat wellicht even lang duurde. Ook dat apprecieer ik.’
‘Leonard, hoe gaat het met je?’, vraagt iemand.
‘Ik weet dat ik gezegd heb dat ik klaar ben om te sterven’, antwoordt hij. ‘Maar misschien heb ik wat overdreven. Ik wil altijd blijven leven, dat is de bedoeling.’
‘Ik ben opgegroeid met de Bijbel, daaruit komt mijn woordenschat. Ooit waren dat universele beelden, die iedereen kende en begreep.’
De voorbije jaren waren zwaar. Zijn rug werkte niet meer mee. Eigenlijk zou er geen nieuwe plaat meer komen. Maar zijn zoon en dochter hadden hem er weer doorgetrokken. Ze hadden een speciale stoel voor hun vader gekocht, waarin hij nummers kon schrijven en zingen. En Adam had ze geproducet. ‘Hoe viel dat mee?’, vraagt iemand hem.
Adam zwijgt, hapt naar adem. ‘Zeg het maar’, grijnst Leonard. ‘Ik zal je geen straf geven.’
Een dag eerder, in een hotelkamer in Los Angeles. ‘Ik voel mij nu pas rijp om met hem samen te werken’, zegt Adam. ‘Mijn vrouw zei vandaag: “Je leven was een grote voorbereiding om dit te kunnen doen.” Ze heeft gelijk.’
Adam is de zoon van Leonard en Suzanne. Niet Suzanne Verdal van het liedje. Maar Suzanne Elrod, die op de cover van Death of a Ladies’ Man staat.
Zijn moeder en vader hadden elkaar ontmoet in het voorjaar van 1969, aan het Scientology Center in New York. Hij stapte de lift in, zij kwam naar buiten. Hij was 34, zij 19. Later zou ze zeggen: ‘Wat er ook gebeurde, ik wist dat hij de vader van mijn kinderen zou worden.’
In 1972 werd Adam geboren, twee jaar later Lorca. De Cohens woonden overal: in Montreal, Hydra, L.A., New York, in dat mooie Chelsea Hotel.
Het waren morsige jaren vol depressies, drank en drugs. Toen het decennium afliep, was ook de relatie tussen Leonard en Suzanne voorbij. Hij maakte Recent Years, als afscheid. Op de hoes stond een kolibrie. Binnenin zong hij: ‘And where, where is my gipsy wife tonight?’ Die was allang gaan vliegen, naar het zuiden van Frankrijk met de kinderen. Hij bleef achter in hun huis in Los Angeles. ‘Ik heb altijd een goede vader voor mijn kinderen willen zijn’, zei hij ooit. ‘Maar ik was het niet.’
Adam moet vandaag lachen om die woorden. ‘Mijn ouders waren dan wel gescheiden, maar hij kwam regelmatig op bezoek. Ik aanbad hem. Hij was een reus, mijn God. Niet alleen in de woonkamer of de keuken. Op mijn vijfde ging ik al naar zijn concerten. Ik stond aan de zijkant van de bühne in de Olympia of de Royal Albert Hall en dacht: dat wil ik later ook doen. Ik wou zoals mijn vader worden. Zoals zoveel kinderen, zeker.’
Op zijn achttiende had Adam een auto-ongeluk in Guadeloupe. Nek gebroken en een klaplong. In coma werd hij naar het ziekenhuis gevoerd. Zijn vader onderbrak zijn carrière en waakte maandenlang aan Adams ziekenhuisbed. Elke dag las hij voor uit de Bijbel. Tot Adam wakker werd uit de coma: ‘Pa,’ vroeg hij, ‘kun je niet ’s wat anders voorlezen?’
Adam werd uit het ziekenhuis ontslagen en stopte met zijn studie pol en soc. Hij werd muzikant en kreeg al snel een platencontract, met dank aan zijn achternaam. ‘Ik wou mijn vader niet nadoen. Geen muziek maken die op de zijne leek.’ Hij begon rock te spelen, maakte zelfs een soundtrack voor een pornofilm. ‘Maar hoe hard ik ook zocht naar die eigen stem, ik vond ze niet. Mijn carrière raakte in het slop en ik wou de muziekwereld verlaten. Tot ik zelf vader werd.’
Hij wijst naar de foto die ik heb meegebracht: een beeld dat hij op Facebook gepost had. Hij, zijn vader, zijn zoon, in een Grieks restaurant in L.A. Allemaal met een hoed op. ‘It was the hat, after all’, zoals zijn vader ooit schreef. Niet veel later noteerde Adam in zijn notitieboekje: ‘Zijn adem zit in mijn longen, zijn woorden liggen op mijn tong. Het heeft geen zin om dat weg te steken.’
Adam ging naar huis, naar alle plaatsen waar hij als kind gewoond had. Naar de keuken van hun oude vissershuis in Hydra, waar zijn vader hem poëzie had voorgelezen. Naar de tuin van hun woning in Montreal, waar hij met zijn vader over de haag gepist had. ‘Ik besefte dat ik de familietraditie in ere moest houden. Niets mocht doen wat de naam Cohen schade toebrengt.’
Hij en zijn vader wonen nu weer vlak bij elkaar, zoals vroeger. Hij komt vaak bij hem over de vloer, in wat hij ‘het huis van de familiebusiness’ noemt. Vroeger bleef hij altijd op het gelijkvloers. ‘Ik voelde me te onzeker om naar boven te gaan.’ Vandaag durft hij dat wel. Hij wandelt dan naar de tweede verdieping, naar de vergaderzaal, waar zijn vader schrijft en werkt.
Toch was het niet de bedoeling om samen te werken. ‘Zijn vorige platen werden geproducet door Patrick Leonard, een goede vriend. Ik heb ze in contact gebracht. Patrick ging ook deze plaat producen, maar werd ziek. Toen ook de gezondheidstoestand van mijn vader achteruitging, wist ik: nu moet ik het doen.’
Het waren heerlijke sessies, zegt hij, tussen vader en zoon. ‘Ik heb hem niet gezegd: “Pa, je moet het zo en zo doen.” Dat zou niet kloppen. Ik luisterde naar hem, zoals vroeger, en heb dat zo goed mogelijk proberen uit te voeren. Hij kwam ook met fucking goede songs af. De beste die hij in jaren geschreven heeft. Op zijn 82e wou hij nog één keer schitteren. De meeste artiesten verliezen op het einde hun publiek. In het beste geval zijn ze nog een nostalgische act. Bij mijn vader is het omgekeerd. Die laatste tournee heeft hem ontzettend veel deugd gedaan. Nooit had hij zo’n groot publiek. Hij wou hen nu iets teruggeven.’
‘Gaan jullie ooit samen zingen?’, vraag ik
‘Ik wil wel, graag zelfs. Maar het zal er wellicht niet meer van komen. Er rest te weinig tijd. Als straks Leonard Cohen wegvalt, zal het verlies groot zijn. Zo’n gigant als mijn vader gaan ze nooit meer maken.’
‘En je zoon?’
‘Ik hoop dat hij geen artiest wordt. De muziekbusiness is verschrikkelijk.’
Een dag later, op de avond met Leonard Cohen. Adam zegt: ‘In mijn vaders aanwezigheid zijn, dat deed me nog het meeste.’
Leonard repliceert droog: ‘We zijn niet zo’n hechte familie.’ (grijns) Waarna hij zijn zoon uitgebreid prijst en bedankt.
Het gesprek komt al snel op Bob Dylan. De man die iets minder spraakzaam was de laatste week, behalve over Leonard Cohen. In The New Yorker prees Bawb zijn melodieën. ‘Hij heeft geen klassieke opleiding gehad, maar wel een verbinding met de hemel.’ Aan het blad vertelde Cohen ook een heerlijke anekdote. Op een dag reden hij en Dylan samen door L.A. Bob zat aan het stuur en vertelde dat een of andere songwriter hem gezegd had: Oké, Bob, jij bent misschien de nummer 1, maar ik ben nummer 2. Wel Leonard, jij bent mijn nummer 1. Ik ben mister Zero. ‘Wat betekende – en wie was ik op dat moment om hem tegen te spreken – dat zijn werk buiten de grenzen van het meetbare viel en het mijne, nu ja, best ook wel oké was.’ (lacht)
‘Die Nobelprijs voor Bob’, voegt Leonard er vandaag aan toe. ‘Dat is alsof je een medaille pint op de Mount Everest voor hoogste berg.’
Toch blijft het altijd weer wroeten. ‘De songs komen niet vanzelf – Bob weet dat beter dan wie ook. Mijn hoofd zit vol rommel en wanorde. Daarom probeer ik mijn omgeving op te ruimen. Anders kom ik niet meer vooruit. Maar dan nog komen de teksten in stukken en brokken. Ik werk lang aan mijn songs, wat geen garantie is dat ze ook goed zijn. Als ik wist waar de songs vandaan kwamen, ging ik er wat vaker naartoe.’
Ook daar had Adam een foto van genomen: zijn vader die tijdens de sessies aan het schaven was aan zijn teksten. Lyrics waar hij vaak al tien jaar aan werkte.
‘I’m here my Lord’, werd op het laatste moment ‘I’m ready my Lord.’ Het is niet de enige religieuze verwijzing op de plaat. Even daarvoor roept hij ‘Hineni’, een citaat van Abraham aan God om te zeggen dat hij klaar is. ‘Ik heb mezelf nochtans nooit als een religieus mens beschouwd’, zegt Leonard. ‘Ik heb geen spiritueel plan. Ik strompel maar wat voort, zoals zovelen van ons in het ondermaanse. Bij momenten heb ik weleens de gratie van een ander wezen in mijn leven gevoeld, maar nu ook weer niets waar je iets op kunt bouwen. Ik ben wel opgegroeid met de Bijbel, daaruit komt mijn woordenschat. Ooit waren dat universele beelden, die iedereen kende en begreep. Vandaag is dat niet meer zo, maar het is nog steeds mijn vocabulaire.’
‘En wat is de symboliek van die sigaret op de cover?’ vraag ik. ‘U was toch gestopt met roken.’
Leonard kijkt me geamuseerd aan. ‘Vertrouw nooit mensen.’
‘De kolibrie is ook terug op de cover. Hij stond al op de cover van Recent Years (1979) en The Future (1992).’
‘Ik heb altijd van die vogels gehouden. Ze hebben iets magisch. De laatste maanden heb ik hard gewerkt aan een lied dat Hummingbird Hills heet.’
Leonard doet zijn ogen dicht en concentreert zich. Zijn zoon doet teken dat ik goed moet luisteren.
Listen to the hummingbird whose wings you cannot see.
Listen to the hummingbird, don’t listen to me.
Listen to the butterfly whose days but number three.
Listen to the butterfly, don’t listen to me.
Listen to the mind of God, which doesn’t need to be.
Listen to the mind of God, don’t listen to me.
Leonard doet zijn ogen weer open en zegt dan: ‘Oké, ik vind dat de kolibrie royalty’s verdient. (grijns) Vrienden, het heeft mij enorm veel plezier gedaan dat jullie daarnet recht gingen staan. Ik hoop dat we dit op mijn honderdtwintigste opnieuw kunnen doen.’
Na een laatste grijs verdwijnt hij in de nacht, met zijn hoed en wandelstok. Het mysterie neemt hij mee. Iedereen blijft verbouwereerd achter. Tudumdumtudumdum.
Ik neem een taxi. ‘Weet u waar Leonard Cohen woont?’ vraag ik aan de chauffeur.
‘Hier vlakbij’, antwoordt hij.
We rijden weg uit Muirfield Road, via de Miracle Mile naar Mid-Wilshire. Door het raam zie ik het straatbeeld veranderen. Geen grote villa’s meer. Op de hoeken staan daklozen en dealers. Dit is een ander L.A., de wijk van de zanger. Op internet duiken soms selfies op van mensen die hem hier hebben zien slenteren, laverend tussen de losers van L.A. ‘Are you Leonard Cohen?’, vroeg een vrouw begin dit jaar. ‘I used to be’, antwoordde hij.
De sigaret is het statement van de man die geen angst meer heeft. Noch voor het leven, de wereld met al zijn kreten, noch voor de dood.
We stoppen voor een klein huis. Ik stap uit. Op de tweede verdieping brandt licht. In dit huis heeft hij ‘You want it darker’ opgenomen. Hier nam zijn zoon ook de hoesfoto met zijn iPhone: een snapshot van de oude, tijdens een rookpauze.
Die hoes werd gemaakt door een Belg, Sammy Slabbinck uit Brugge. Een vreemde historie. Op een dag werd zijn Instagrampagina geliket door commandercohen, de nickname van Adam. Sammy antwoordde terug: ‘Ik ben ook fan van uw werk en dat van uw vader.’ Na een paar dagen antwoordde commandercohen: ‘Wil je de hoes van de nieuwe plaat van mijn vader maken?’ Sammy viel weer van zijn stoel, maar stamelde ‘ja’ terug.
commandercohen: ‘Wat vind je eigenlijk van zijn laatste twee hoezen?’
sammyslabbinck: ‘Heel slecht.’
commandercohen: ‘Euh, mijn vader heeft die zelf gemaakt.’
Sammy slikte even, maar kreeg toch de opdracht. Met twee verzoeken: het moest een iconische platenhoes worden en dat snapshot met zijn sigaret moest erop, zowel op de voor- als op de achterflap.
Hij luisterde en stuurde een paar ontwerpen door. Niet veel later kwam er antwoord uit L.A. Een videoboodschap. Niet van commandercohen, maar van de oude deze keer. ‘Hello Sammy, thank you for the great work you’ve done. I am really impressed and I really appreciate it.’ Hij had nog een extra verzoek. De kolibrie moest ergens in de hoes zitten. Sammy zette hem op een vensterbank, klaar om weg te vliegen. Een spiegelbeeld van de foto met de sigaret.
Meteen antwoord van vader en zoon Cohen uit L.A. ‘Ok, Sammy, helemaal akkoord.’
‘De hoes blijkt nu behoorlijk controversieel’, zegt Sammy. Op de sociale media wordt er met stenen gegooid naar de sigaret. ‘You want it darker or healthier, mister Cohen? Or you want cancer?’ ‘ Ik schaamde me toen ik al die reacties las. In Frankrijk komt er nu zelfs een gecensureerde versie uit zonder sigaret. Daar bestaat een wet die sigaretten op hoezen verbiedt. Belachelijk. Hoe langer ik erover nadenk, hoe meer ik besef: dit is zijn statement.’
Dat van een man die zijn eigen weg gaat en geen angst meer heeft. Noch voor het leven, de wereld met al zijn kreten. Noch voor de dood.
Het licht in de vergaderzaal blijft branden. Ik stap terug de taxi in. We rijden verder door de nacht van L.A. In mijn hoofd speel ik Traveling Light, het mooiste nummer van de plaat. Het droevigste ook.
Traveling light
It’s au revoir
My once so bright
My fallen star
I’m running late
They’ll close the bar
I used to play
One mean guitar.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier