Van dikkerdje tot popster: hoe Elton John de grootste soloartiest van de seventies werd
Afgelopen weekend gaf Elton John zijn laatste optreden ooit, waarmee de popwereld afscheid neemt van een icoon. In 2019 stelde Knack Focus deze biografie op, naar aanleiding van de biopic Rocketman.
‘De prijs van dat ding viel nog mee’, zo keek Elton John in 2001 terug op een van de vele impulsieve aankopen uit zijn lost decade bij uitstek, de jaren tachtig. ‘Om het van Melbourne naar Southampton te laten verschepen ook. Maar van daaruit naar mijn huis in Windsor, dát was a fucking nightmare!’
Sinds Elton John op zijn drieëntwintigste een globaal fenomeen werd, is er maar weinig dat hij heeft gedaan zonder er op het maniakale af in te overdrijven. Het meeste daarvan deed hij bovendien in de hoop zich minder ellendig te voelen. En ellendig heeft de man (die op een góéie dag de bijnaam Captain Fantastic aannam) zich meer dan eens gevoeld gedurende zijn tweeënzeventig levensjaren. Maar de kletterende hoogtepunten mochten er ook zijn.
Reginald Dwight wordt op 25 maart 1947 geboren in een buitenwijk van Groot-Londen en groeit op als mollig kind. Zijn twee voornaamste interesses zijn die van het gros van zijn leeftijdgenoten: muziek en voetbal. Hij ontdekt de piano van zijn grootmoeder op zijn vierde en speelt vlot na wat hij heelder dagen hoort. En dat is veel: bigbands, Frank Sinatra en Bing Crosby, walsen en hymnes. Thuis staat de radio altijd aan, de hele familie koopt 78 toerenplaatjes. Kleine Reggie ontdekt Elvis Presley wanneer zijn moeder op een dag met Heartbreak Hotel thuiskomt. ‘Elvis zág er niet alleen geweldig uit, buitenaards, hij klónk ook geweldig. Dat veranderde alles voor mij. Het was rock-‘n-roll! Dat was wat ik wilde zijn’, vertelde hij over die jeugdige openbaring.
Na een tournee met Bluesology is Reginald Dwight zoveel afgevallen dat hij doet wat hij nooit heeft gedurfd: zingen.
Rond zijn achttiende vormt Reggie Dwight Bluesology, met muzikanten die hij allemaal beter vindt dan zichzelf – de jonge, volslanke Reg worstelt met een minderwaardigheidscomplex. In die groep speelt hij piano en orgel, zingen doet hij nauwelijks. Bluesology verdient vooral zijn gage door toerende Amerikaanse (soul)artiesten in Engeland te begeleiden: Major Lance, Patti LaBelle, Billy Stewart. Na een tournee door Zweden is Dwight zoveel afgevallen dat hij genoeg zelfvertrouwen krijgt om te doen wat hij met zijn ronde figuur nooit had gedurfd: zingen. Dat mag hij doen in de groep van Long John Baldry, een witte Londense blueszanger. Maar wanneer die gestaag afglijdt naar cabaret en covers zoekt Dwight naar extra muzikale uitdagingen. Hij besluit songs te gaan schrijven.
Bij het Liberty-label raakt hij niet binnen, maar hij hoort er wel voor het eerst spreken van een jongeman uit Lincolnshire die op een kippenboerderij werkt en teksten schrijft. Bernie Taupin is zijn naam. Dwight tekent uiteindelijk bij de muziekuitgeverij van Dick James, waar hij Taupin ontmoet en hun notoire samenwerking begint. Het duo hokt samen in een flat van Dwights ouders in Londen, waar het ’s nachts naar platen luistert en overdag tientallen songs schrijft. Het procedé ligt meteen vast: Taupin overhandigt Dwight een tekst en die verzint er vervolgens een melodie bij. Maar niemand neemt hun nummers op. De reden ligt voor de hand: ze zijn belabberd.
Desondanks krijgen de twee van Steve James, zoon van Dick, alsnog een platencontract aangeboden, op voorwaarde dat ze commerciële deunen schrijven. Hun eerste wapenfeit als Elton John is de Engelbert Humperdinck-achtige single I’ve Been Loving You uit 1968. Het ding zinkt als een molensteen in de vergetelheid weg. Maar het pseudoniem, het beste dat Dwight vlugvlug kon bedenken, blijft. Inspiratie had hij gevonden in de namen van twee leden van de groep die hij op het punt staat te verlaten: Long John Baldry zelf en saxofonist Elton Dean. Hij verzint er meteen ook een tweede voornaam bij: Hercules. Niet naar de Griekse held, wel naar het zo geheten paard uit de Britse tragikomische sitcom Steptoe and Son.
Het begint voor Elton John (en Bernie Taupin) pas echt op de plek waar iedere artiest in zijn of haar wildste dromen hoopt uit te komen: Amerika. Met zijn eerste twee platen ( Empty Sky uit 1969 en Elton John van een jaar later) had de bleke, brede Brit commercieel nog geen deuk in een pakje boter geslagen. Een paar oren aan de andere kant van de oceaan – toebehorend aan Russ Regan, baas van bubblegumplatenlabel Uni Records – zal daar razendsnel verandering in brengen. Regan hoort in Elton Johns platen een afspiegeling van het Laurel Canyon-geluid: een op softrock, hinten folk en country, en singer-songwriter gestoelde stijl die hard op weg is zijn stempel op het posthippiedom te drukken. Maar zelfs Regan, die harder in zijn Engelse poulain gelooft dan hijzelf, kan niet hebben voorzien hoe snel de carrière van Elton John zal ontbranden. Eén concert, in de Troubadour-club op Santa Monica Boulevard, volstaat.
Nochtans: optreden is iets wat Elton John – voor wie de studio als sessiemuzikant en schrijver jarenlang de habitat is geweest – heeft moeten leren. Als zanger en pianist staat hij zijn mannetje, maar van interactie met het publiek, laat staan een show, is aanvankelijk geen sprake. Maar Elton John amuseert zich en leert snel. Wanneer hij op een Londense avond per ongeluk zijn kruk omstoot en toeschouwers hem daarvoor toejuichen, maakt hij een mental note. Ook aan zijn garderobe, al behoorlijk kleurrijk in het dagelijkse leven (als flamboyante fuck you naar zijn vader, die zijn zoon liever een echte job ziet uitoefenen), schenkt hij als performer meer en meer aandacht.
Net zoals het dat al eerder in Engeland heeft gedaan, laat het trio dat op 25 augustus 1970 in de Troubadour aantreedt de orkestrale arrangementen van de platen achterwege ten voordele van een gestroomlijnd, rockend geluid. Elton John (nog betrekkelijk fatsoenlijk gekleed in salopette en sterretjestrui met passende platformschoenen) levert ondanks zijn zenuwen samen met drummer Nigel Olsson en bassist Dee Murray een perfecte, energieke set af. Het is hype night: veel radiolui, journalisten, platenbonzen en beroemdheden (Mike Love van The Beach Boys, producer-muzikant Quincy Jones, componist Henry Mancini) zitten in de zaal. Uni-platenbaas Russ Regan is verbluft. ‘Ik dacht dat ik een singer-songwriter had getekend, maar het bleek een entertainer te zijn.’ De LA Times orakelt: ‘Rock music has a new star.’ Een lokale radio-dj laat het woord ‘messias’ vallen. De naam Elton John explodeert, eerst aan de westkust maar al snel over de hele States. Ook lang voor Twitter en Instagram was er al zoiets als virale snelheid.
In 1974 eindigt Elton John tweede in een Amerikaanse poll die naar de slechtst geklede vrouw peilt. Richard Nixons vrouw wint.
In zijn thuisland begint Elton John aan zijn steile klim naar megasucces met de single Your Song (tekst en muziek geschreven in een minuut of twintig), dat in 1971 de zevende plek in de hitparade bereikt. De zanger zal de rest van het decennium in de hoogste regionen van de singleslijsten kamperen, maar hij maakt ook degelijke langspelers. Aan een verbluffend hoog tempo bovendien. Volgt u even? Tumbleweed Connection (oktober 1970), Madman across the Water (november 1971), Honky Château (mei 1972), Don’t Shoot Me I’m Only the Piano Player (januari 1973), de dubbelaar Goodbye Yellow Brick Road (oktober 1973), Caribou (juni 1974) en Captain Fantastic and the Brown Dirt Cowboy (mei 1975). Als doorheen die vlijt al een rode draad loopt, is het alleszins niet die van de Laurel Canyon-sound. In het universum van Elton John, wiens zelfvertrouwen als zanger en melodieschrijver met elk nieuw verkoopsucces toeneemt, kan en mag alles: uitbundige fiftiesrock-‘n-roll, bedrukte singer-songwritersongs, orkestrale pop, een tapdansnummer dat I Think I’m Gonna Kill Myself heet. Dat ging overigens niet over hemzelf. In 1967 had Elton John nochtans wel min of meer een poging in die richting ondernomen, toen hij zich zowel aan de sleur bij Bluesology als – zich al bewust van zijn andere geaardheid – zijn aanstaande huwelijk met de dochter van een ingelegde-uienfabrikant wilde onttrekken. De tweede keer, toen hij met vijfentachtig valiumpillen in zijn lijf in een zwembad sprong voor de ogen van zijn moeder en grootmoeder, duidde er toch al meer op dat Elton John het een en ander nog geen vaste plaats had gegeven: de druk, de stress, zijn homoseksualiteit, de eenzaamheid van de workaholic.
Maar de show gaat door. En op die shows, tot de rand gevuld met flair, humor en groteske zin voor overdrijving – hij wil vooral niet saai bevonden worden – is Elton Johns supersterrenstatus gestoeld. Een baseballstadion entertainen door als een gek het immense podium op en af te rennen, is gezien zijn fysieke beperkingen – niet alleen zijn conditie, ook het feit dat hij node aan de piano gekluisterd blijft – moeilijk. De clown uithangen dan maar, zoals hij denkt dat het een prima donna betaamt en het publiek verlangt. Jarenlang is geen stuk katoen, satijn, bont, lurex, verenkleed of fruit (!) veilig voor de ideeën waarmee Elton John zijn costumiers bestookt. Zijn haar krijgt alle kleuren van de regenboog te verwerken en houdt de eer aan zichzelf door versneld uit te vallen. Met zijn brillencollectie kun je een popartmuseum vullen. Hij is een wandelende combinatie van Liberace en een carnavalsstoet. In 1974 eindigt hij tweede in een Amerikaanse poll die naar de slechtst geklede vrouw peilt. Richard Nixons vrouw wint.
Wat Elton John in de vroege jaren zeventig te beurt valt op zijn yellow brick road, het is nogal wat. Er zijn de jetsetvrienden, van rijpe Hollywoodactrices Mae West en Katherine Hepburn tot de Britse prinses Margaret. Verder ook de vriendschappen met muziekgoden à la John Lennon en Stevie Wonder (de verrassingsorganist met dienst die op Eltons zesentwintigste verjaardagsfeestje aan boord van zijn privé-Boeing The Starship even Happy Birthday komt zingen). Maar geen enkele scenarioschrijver zou hebben verzonnen dat een vroegtijdig kalende, vlezige twintiger, ook naar eigen zeggen een van de meest onsexy artiesten ooit, tot de grootste soloartiest van de jaren zeventig zou uitgroeien. ‘Ik zag eruit als een bankbediende’, zei hij ooit. ‘Ik was de bankbediende die zich aanstelde en het maakte.’
Wanneer Elton John toegeeft biseksueel te zijn wordt hier en daar voor zijn vinyl een brandstapel opgericht.
Op zijn hoogtepunt is Elton John goed voor twee procent van de totale platenverkoop over de hele planeet. Maar zoals dat gaat met yin en yang volgt in 1976 het onvermijdelijke kantelpunt. Aan Rolling Stone geeft hij toe biseksueel te zijn. In Engeland haalt men de schouders op, in Amerika breken een paar miljoen klompen. Radiostations weigeren zijn muziek nog te draaien, zijn verkoopcijfers nemen een duik, hier en daar wordt voor zijn vinyl een brandstapel opgericht. Is Rock of the Westies (1975) zowel creatief als commercieel een flop (‘mijn eerste drugsplaat’, zal hij later toegeven), dan kan niemand het donkere Blue Moves (1976) nog rijmen met de extravagante artiest in kippen- of Minnie Mouse-pak. Zowel Elton John als Bernie Taupin zijn inmiddels in de greep van alcohol- en cocaïneverslavingen. Als de ‘ Queen Mum of Pop’ al ooit in de eerste plaats werd geroemd voor zijn muziek, dan zijn die dagen voorgoed voorbij.
Tijdens de late seventies en de complete eighties hangt het bestaan van Elton John van zoveel malaise aaneen dat het naar wrange komedie doorschiet. Niet alleen in zijn drugsgebruik etaleert hij zijn excessieve zelf, maar in alles wat je bedenken kunt: eten, seks, shoppen, modernistische fotografie verzamelen, lamlendige platen maken. Het zal tot het nieuwe millennium duren vooraleer het op dat laatste vlak weer sporadisch begint mee te vallen – Songs from the West Coast (2001) en The Captain & The Kid (2006) kunt u schoorvoetend benaderen. Hoewel een nieuwe generatie de naam Elton John leert kennen door de songs die hij samen met Tim Rice voor de Disney-tekenfilm The Lion King (1994) pent, gelden de jaren tussen 1970 en 1976 als zijn legendarische en onnavolgbare periode. Of hoe een bolle zanger-pianist uit Middlesex kwam, zag, overwon en op spectaculaire wijze op zijn bek ging. Puur entertainment. Rocketman wordt vast meer dan a little bit funny.
Elton John in cijfers
300.000.000 verkochte platen wereldwijd.
300.000.000 dollar bracht de Elton John Aids Foundation sinds 1993 bijeen.
293.000 pond gespendeerd tussen januari 1996 en september 1997 – enkel aan bloemen.
250.000 brillen heeft hij in zijn bezit.
17 jaar (bij elkaar, van 1976 tot 1987 en van 1997 tot 2002) was hij de hoofdaandeelhouder van de Engelse voetbalclub Watford FC.
9 lp’s brengt hij in zijn lost decade (1980-1989) uit, waarvan er niet één aan te raden valt.
2 keer probeert hij zich – ongeveer – van kant te maken. In 1967 door zijn hoofd in een oven te steken en naast de gaskraan ook alle ramen te openen. Acht jaar later springt hij met een overdosis valium in een zwembad waarin zijn moeder en grootmoeder ronddobberen.
1 telefoontje volstond om zich in 2013 als gastzanger en -pianist op …Like Clockwork van Queens of the Stone Age binnen te lullen. Zijn argument? ‘There should be an actual Queen on the album.’
- Captain Fantastic
- Reginald Dwight
- Frank Sinatra
- Bing Crosby
- Kleine Reggie
- Elvis Presley
- Reggie Dwight Bluesology
- Major Lance
- Patti LaBelle
- Billy Stewart
- Long John Baldry
- Bernie Taupin
- Dick James
- Steve James
- Elton Dean
- Russ Regan
- Uni Records
- TARON EGERTON
- Nigel Olsson
- Dee Murray
- Mike Love
- The Beach Boys
- Quincy Jones
- Henry Mancini
- LA Times
- DAVID FURNISH
- Mae West
- Katherine Hepburn
- John Lennon
- Stevie Wonder
- Happy Birthday
- Rolling Stone
- Rock of the Westies
- Tim Rice
- Elton John Aids Foundation
- Watford FC
- Queens of the Stone Age
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier