Van Belgische idioten tot Canadese puppy’s: zo trokken de punkers dag 2 van Pukkelpop op gang
Pop, post of garage: op de tweede dag van Pukkelpop kwamen de punkfans behoorlijk aan hun trekken, al kwamen niet alle bands even sterk voor de dag.
Voor hiphopfans was Pukkelpop 2019 tot nu toe een onvervalste goudmijn. Niet alle blingbling glom even hard, geven we toe, maar met een ziedende Glints op de openingsavond, de Nederlandse gekte van Joost en de vleesgeworden razernij genaamd Slowthai zou klagen wel heel ondankbaar geweest zijn. Wie naar Kiewit kwam voor het hardere gitaarwerk, moest het tot nu met minder doen. Vooral met Idles eigenlijk, dat voor de vierde keer in een jaar tijd zijn suprematie binnen de nieuwe garde gitaarbands op Belgische bodem kwam demonstreren.
Op de tweede dag viel er meer te rocken, al moesten de liefhebbers van alles wat zes snaren heeft daarvoor wel om halftwaalf in de Club verschijnen. Met een haastig in elkaar gelijmd hart – merci om het te breken, The National – en chronische kramp in de dansbenen door die dekselse James Blake, maar te laat komen was geen optie: de Canadezen van Pup (****) hadden maar veertig minuten en waren niet van plan om ook maar eentje daarvan op te offeren aan uw pijntje en/of uw kater.
De beuk erin dan maar, met sappige, strak gespeelde poppunk die nog half bloedend voor uw neus werd geworpen en waar niet te lang aan hoefde gekloven te worden. U snuffelde even aan de songs over depressie, rouw en spijt, maar hapte uiteindelijk toch toe en ging zowaar – bescheiden weliswaar – aan het moshen. Pup zelf ging er alleen maar harder van raggen, waarop ook u een versnelling hoger schakelde. Prima punkshow, was de enige conclusie na een kleine drie kwartier dollen met deze puppy’s, en wie het daar niet mee eens is, mag wat ons betreft voor een ander hol gaan keffen.
Uit een heel ander vaatje tapte Fornet (**). De Limburgse postpunkers lokten ons naar de Lift met hun twee jaar oude, titelloze ep, de fraaie dubbele single Milk/Winter en hun bijdrage aan de eerste mixtape van Sentimental Records, het label van Whispering Sons-leden Fenne Kuppens en Kobe Lijnen. Op basis daarvan hadden wij een donkere show verwacht, met veel reverb en verdoemenis, maar we kwamen bedrogen uit. Anno 2019 is de voornaamste referentie voor Fornet namelijk niet Joy Division, maar Talking Heads. De nerveuze drums, de prominente funky baslijnen, de staccato zangstijl van Thibaud Clijsters… het auditieve plaatje klopte. Enige verschillen: bij Fornet zijn de gitaren nog een tikje prominenter en, vooral, de songs van David Byrne en co zijn voorlopig fa-fa-fa-far better.
Geen schande uiteraard, maar het maakte wel dat de veertig minuten in de Lift te onopvallend voorbijgleden om van een goed concert te kunnen spreken. Dat heeft ongetwijfeld te maken met de setting. In een kleinere tent of in de Rotonde van de Botanique was dit een meer dan verdienstelijke set geweest, maar hier stonden te weinig mensen naar te non-conformistische muziek te luisteren om de sfeer te kunnen scheppen die dit soort bands nodig heeft. Gelukkig had Fornet nog een goed eindschot in zich, dat wél in het oor bleef hangen en ons sterkte in de overtuiging dat we de band in de gaten moeten blijven houden.
Fornet mag zich met andere woorden gezellig op onze radar nestelen, al wordt het daar in de (post)punkhoek wat druk, waar naast Idles ook Shame, Fontaines D.C., The Murder Capital, Guru en een dozijn andere bands een luidruchtige bingo-avond. Een van de groepen die recent een rij mochten doorstrepen op hun kaart, heet Life (***) – zelf schrijven ze hun naam in all caps -, komt uit Hull en ziet eruit hoe Britse punks eruit horen te zien: hemdjes, boeventronies en mondhoeken die door de Schepper geprogrammeerd zijn om naar beneden te hangen. De groep profileerde zich twee jaar geleden als een maatschappijkritische band met een debuutalbum, dat ontzettend goed onthaald werd in de DIY-scene over het Kanaal, maar wil het op A Picture of Good Health, zijn tweede album dat uitkomt in september, over een andere, persoonlijke boeg gooien.
Dat hield frontman Mez Green in Kiewit niet tegen om Donald Trump te mantel uit te vegen en ons te vragen niet langer onze mond te houden. Dat Green de zijne opentrok, was meteen de kracht van Life: achter de rug van de zanger werd er weliswaar strak gespeeld, maar bulkte het personeel niet van het charisma. De band heeft bovendien te weinig songs waarmee ze het verschil kan maken tegenover de andere groepen die mee willen surfen op de postpunkrevival, laat staan met Idles en Shame. Grote klachten over de set hebben we niet, maar of A Picture of Good Health Life in goede gezondheid kan houden, durven we nu nog niet te zeggen.
Tot wat een paar goeie songs kunnen leiden, konden de jongens uit Hull meteen na hun set gaan bekijken op de main stage, waar Equal Idiots (***) zijn enige festivalshow van het jaar speelde. Exclusiviteit heet dat dan, al durven we te betwijfelen of veel Pukkelpoppers speciaal hun kaartje kochten om de twee Kempenzonen aan het werk te zien. Maar kom, het gaf zanger-gitarist Thibaut Christiaenssen en drummer Pieter Bruurs de kans om eens wat groter te denken en wat nieuwe songs voor hun tweede plaat te testen op een breed, maar gewillig publiek.
Productioneel hielden de jongens het uiteindelijk bescheiden, met niet meer dan een felgroene backdrop en vijf van die in de wind kronkelende reuzen die je weleens op braderijen ziet als de plaatselijke schoenen- of boekhandelaar groot wil uitpakken. Ook qua act bleef het garagerockduo trouw aan het recept dat het vorig jaar volgde om eerst de AB en dan een keur aan Belgische festivals te slopen: veel spelen, niet te veel palaveren en op de juiste momenten een Kempisch klappeke of een strategische tong uit de bek. Op Pukkelpop kwam daar nog een innig momentje met twee fans bij, die tijdens Butter Up Down een tamboerijn en een paar bongo’s te bespelen kregen. Leuk voor hen, een klein beetje te langdradig voor die andere tienduizend mensen.
Nieuwe single Run was op papier de perfecte opener, maar toonde meteen ook aan dat Equal Idiots stilaan op de limieten van zijn bezetting botst. Met maar één gitaar en een drumkit een goedgevulde wei aan de gang houden, is een lastige opdracht, zeker als de drummer in kwestie er maar niet in slaagt om de boel in de hand te houden. Nu eens versnellen, dan weer vertragen: Bruurs’ tempovastheid is zonder meer beroerd.
Dat er achter de naam van de Gelijke Idioten toch drie sterren staan, is te danken aan frontman Thibaut Christiaensen, die zijn gitaar alle hoeken van het podium liet zien en zich zevenentwintig slagen in de rondte werkte om de meute voor zijn neus op haar wenken te bedienen. Een kransje vlot meezingbare anthems, van Put My Head In The Ground tot Salmon Pink, deed de rest. Amusante festivalshow, daar niet van, en bovendien een belangrijke en verdiende stap omhoog voor de voormalige winnaars van De Nieuwe Lichting, maar willen Equal Idiots zich echt bij de groten rekenen, dan moeten ze ook zoals de groten kunnen spelen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier