Met zijn band Wilco groeide Jeff Tweedy de voorbije twintig jaar uit tot een begrip in folkrock- en alt-countrymiddens. Onlangs verraste hij nog met ‘Sukierae’, een dubbel-cd die hij opnam met zijn achttienjarige zoon Spencer op drums. In Leuven tekenden ze samen voor een subliem concert.
DA GIG: Tweedy in het Depot, Leuven op 15/11.
IN EEN WOORD: Onvergetelijk.
HOOGTEPUNTEN: Te veel om op te noemen, maar vooral het sologedeelte van de avond was er één om door een ringetje te halen.
DIEPTEPUNTEN: vielen nergens te bespeuren.
BESTE QUOTE van Jeff Tweedy toen iemand om ‘Simple Twist of Fate riep’: (gemaakt verontwaardigd): “Ik heb duizend songs geschreven en dan wil iemand iets van.. Dylan? Ondankbare vlegels!”
Eigenlijk is ‘concert’ slechts een schrale term voor de memorabele gebeurtenis waar we in Het Depot getuige van waren. Jeff Tweedy was niet alleen opvallend spraakzaam, wat leidde tot allerlei geestigheden tussen de nummers in, hij hield het publiek ook tweeënhalf uur in de ban met een set waarin niet minder dan 32 songs figureerden. En wát voor songs.
Het eerste deel van de avond stond zo goed als volledig in het teken van ‘Sukierae’, uitgebracht onder de familievlag Tweedy en genoemd naar het koosnaampje van Jeffs vrouw (en Spencers moeder) Sue Miller. De laatstgenoemde levert momenteel een gevecht tegen lymfeklierkanker, maar maakt dank zij chemotherapie, een goede kans op genezing. Uiteraard spelen haar ziekte en de manier waarop die het gezinsleven ontwricht, een voorname rol op de plaat. Doorgaans gebeurt dat echter tussen de regels in. Want ook al mijmert de 47-jarige zanger over de eindigheid der dingen, er is op de twee cd’s ook plaats voor speelsheid en luchtigheid. Vader en zoon hebben aan de opnamen duidelijk veel plezier beleefd.
‘Sukierae’ is geen werkstuk dat je meteen knock-out mept. Zeker de helft van de twintig tracks heeft wat tijd nodig om je als luisteraar helemaal te overtuigen en dat ligt deels aan de veelheid aan informatie, deels aan de niet altijd even dynamische productie. Op het podium kwamen de liedjes dus pas écht tot leven. Tijdens zijn Europese tournee, de in Leuven werd besloten, werd het duo Tweedy aangevuld met de gitaristen Jim Elkington en Liam Cunningham (waarvan de laatste ook keyboards speelde) en bassist Darin Gray. Dat leverde een organische sound met veel reliëf op. De muzikanten hadden gevoel voor detail, vulden de nummers behoedzaam in, maar toonden, waar het kon, ook een zekere onstuimigheid.
Speldenprikjes
Prachtsongs zoals ‘Nobody Dies Anymore’, ‘Flowering’, ‘New Moon’ (“I’ve always been certain, nearly half of my life / One day I’d be your burden and you would be my wife”) of het folky, met soepele fingerpicking versierde ‘Fake Fur Coat’ waren pakkend in hun soberheid. Maar ook wanneer Jeff Tweedy zijn akoestische gitaar ruilde voor een elektrische, zoals in het scherpgerande, psychedelische ‘Diamond Light Pt. I’, wist hij moeiteloos je aandacht naar zich toe te zuigen. De man zong in Leuven trouwens beter en bezielder dan op zijn jongste cd. Dat viel bijvoorbeeld op in het zonnige ‘Summer Moon’, met elegant toetsenwerk en een melodie die naar The Beatles neigde, of het fraai opkrullende ‘Low Key’, door de zanger tongue-in-cheek aangekondigd als “de hit van de plaat”. In ‘World Away’, voorzien van een soulvolle groove en een licht ontregelend ritme, toonde Spencer dan weer wat voor een prima drummer hij wel is: ontspannen maar inventief en met de jazzy sensibiliteit die doorgaans de groten uit het genre kenmerkt.
Er was volop interactie met het publiek, bij Jeff Tweedy niet altijd een evidentie, en dat resulteerde in talloze grappige momenten. Zo deelde de artiest voortdurend speldenprikjes uit aan het Nederlandse publiek dat er de avond voordien “zo mistroostig” uitzag. Of wijtte hij het feit dat er zoveel walsjes in de set zaten aan de aanwezigheid van de jonge honden in zijn groep, “die altijd met de nieuwste modes flirten”. Tijdens ‘Wait For Love’ kregen we zowaar een onbekommerd fluitende Tweedy te horen, maar er was ook ruimte voor het nieuwe ‘Why Why Why’ of ‘Love Like A Wire’ van Diane Izzo, een zangeres uit Chicago die enkele jaren geleden aan kanker overleed. “We spelen dit omdat we haar muziek levend willen houden”, liet de zanger weten.
Na wat met gemak als een volwaardig optreden kon worden beschouwd, verdween de groep van het podium, en toen moest het beste eigenlijk nog komen. Want vervolgens grasduinde Jeff Tweedy, solo en akoestisch, ongeveer een uur in de rijke songcatalogus van Wilco. Dat leverde aangename verrassingen op, want aangezien de zanger in zijn eentje geen rekening hoefde te houden met andere muzikanten, kon hij alles spelen wat toevallig in hem op kwam. Zoals wel vaker het geval is bij grote songwriters, hadden Tweedy’s uitgepuurde liedjes geen verdere opsmuk nodig. Zijn gitaar, waarop hij uiteenlopende technieken en speelstijlen etaleerde, volstond ruimschoots om een intimistische sfeer te creëren, waarin meer dan ooit de nadruk lag op zijn teksten en melodieën.
Devoot
De klassieker ‘I am Tryin’ to Break Your Heart’ werd door het publiek devoot meegepreveld. Geen kwaad woord over Wilco, maar in ‘One Wine’, ‘You and I’ of het veerkrachtige, naar Paul McCartney neigende ‘Hummingbird’ miste je dat gezelschap geen moment. Het was alsof de songs zich voor het eerst openvouwden en hun kern zich pas nu aan de luisteraar openbaarde. En naar de euforische reacties in de zaal te oordelen tijdens ‘Jesus, etc’, het oude ‘Passenger Side’ of het bloedmooie ‘A Shot In The Arm’, stonden we met die indruk niet alleen. Jeff Tweedy putte overigens niet enkel uit het oeuvre van zijn reguliere groep, maar diepte ook pareltjes op die al te lang onder diverse nevenprojecten begraven lagen.
Het fraaie’New Madrid’ schreef hij destijds voor Uncle Tupelo, het op verzoek gespeelde ‘Radio King’ kwam uit de discografie van Golden Smog en zelfs het tweeluik ‘Mermaid Avenue’, dat steunt op nagelaten teksten van Woody Guthrie, kwam aan bod. ‘Remember the Mountain Bed’ was het soort song waar Dylan in zijn Greenwich Village-periode wellicht een moord voor zou hebben gepleegd.
Met de oog op de bissen werd uiteindelijk weer de band tevoorschijn gefloten. Na een woedend, op potige riffs gebouwd ‘Please Don’t Let Me Be So Understood’, leidde dat vooral tot prima covers, zoals het van Mavis Staples geleende, in New Orleansfunk gedrenkte ‘Only the Lord Knows’ of het door Doug Sahm bedachte (en ooit door Uncle Tupelo opgenomen) ‘Give Back The Key To My heart’ -hier veeleer countryrock dan Tex-Mex. Met het bruisende ‘California Stars’, waar we The Flying Burrito Brothers hoorden in doorschemeren, trok Jeff Tweedy definitief een streep onder de show. Dit was een optreden dat afwisselend naar de keel greep, verbaasde en entertainde. Een set waarin een hart klopte en die ook in muzikaal opzicht alle verwachtingen overtrof. Een toonbeeld van emotionaliteit en vakmanschap, waar we zonder complexen het adjectief ‘fantastisch’ voor van stal halen.
Dirk Steenhaut
DE SETLIST (met de Tweedy Band): Nobody Dies Anymore / Hazel / Fake Fur Coat / Diamond Light Pt. I / Flowering / Summer Noon / World Away / New Moon / Pigeons / Desert Bell / High As Hello / Why Why Why / Wait for Love / Love Like A Wire / Low Key. (JEFF TWEEDY SOLO) I Am Trying To Break Your Heart / One Wing / New Madrid / Remember The mountain Bed / You And I / Hummingbird / Spiders (Kidsmoke) / Born Alone / Jesus, etc / Radio King / Passenger Side / I’m The Man Who Loves You / A Shot In The Arm // Please Don’t Let Me Be So Understood / Only The Lord Knows / Give Back the Key To My Heart / California Stars.