Seksdwergen in een gouden Rolls Royce, polonaises en gitaarhelden: dit was dag 3 van Pukkelpop
Op de laatste Pukkelpopdag zagen we hipsters in Willy Sommers-shirts, de toekomst van gitaarmuziek en een eersteklas hartenbreker. ‘I wish today was a very special day’, zong Mauro. En dat was het.
King Tuff zoekt de gulden middenweg tussen Mac DeMarco en Kurt Vile (***)
Amerikaanse songwriters die best goed zijn, maar niet opvallend genoeg om er echt uit te springen: u kun er vast wel enkele opnoemen. Aan dat lijstje mag u voortaan Kyle Thomas toevoegen, een meneer die zich, samen met Ty Segall, ooit bij The Muggers ophield, maar zich de jongste jaren bij voorkeur vermomde als King Tuff.
Zijn eerder dit jaar verschenen vierde cd The Other was zijn rijkste en meest gevarieerde tot nu toe. Zelf beschrijft hij die plaat als een ‘psychedelicreset’: ze staat vol party songs die met plezier alle stilistische grenzen overschrijden, maar niet gespeend zijn van filosofische overpeinzingen.
Op Pukkelpop presenteerde King Tuff zich als een uit de kluiten gewassen vijfkoppige indieband die goed aan elkaar hing en baslijnen uitgooide die speels tegen je middenrif opbotsten. In stilistisch opzicht hield Thomas, door zijn lijzige, naar parlando neigende zangstijl, het midden tussen Kurt Vile, Mac DeMarco en Badly Drawn Boy.
Een optreden is natuurlijk vluchtig en de nummers van King Tuff blijven pas hangen na meerdere beluisteringen, maar met Psycho Star en de met fraai slidegitaarwerk versierde afsluiter No Man’s Land gaf de groep toch aan enkele prima popliedjes in de aanbieding te hebben. Het kan dus geen kwaad zijn muziek, zodra u weer thuis bent, aan enig nader onderzoek te onderwerpen.
Ron Gallo’s kraampje stond op de tweedehandsmarkt (**)
Soms kan een openingsnummer zeer bedrieglijk zijn. Ron Gallo begon zijn Pukkelpopset met een cover van Something Stupid, dat van oudsher wordt geassocieerd met Frank en Nancy Sinatra. Dat was echter een buitenbeentje in zijn set, want de zanger-gitarist uit Phildelphia deelt zijn muzikale DNA veeleer met bands als The Stooges, The Clash of The Dream Syndicate.
Zijn grote held is Robert Quine, de gitarist die bij leven het vuur aan de lont stak bij Lou Reed en Richard Hell & The Vodoids. En inderdaad: met zijn powertrio deed hij nog het meest aan de New Yorkse artpunk van de laatstgenoemden denken. Alleen klonken zijn gekartelde nummers een stuk minder beklijvend en had je het gevoel ze al minstens honderd keer eerder te hebben gehoord.
Zoals hij met éénvan zijn plaattitels al aangaf, noemt Ron Gallo zijn muziek Heavy Meta. In interviews trekt hij van leer tegen generatiegenoten die volgens hem nietszeggende muziek maken en in zijn teksten schopt hij al eens tegen het politieke establishment aan.
Alleen jammer dat hij zijn tirades niet altijd verpakt in songs die het niveau halen van It’s Gonna Be Okay of de zinderende garagerocker Young Lady, You’re Scaring me. Het klonk allemaal best sympathiek, maar een onuitwisbare indruk maakte Gallo zeker niet. Wat tweedehands is, kun je nooit als nieuw verkopen.
Rolling Blackouts Coastal Fever: de toekomst heeft snaren (****)
Hoezo gitaren hebben afgedaan? Think again. Het Australische Rolling Blackouts Coastal Fever, een vijftal uit Melbourne dat niet over één maar twee groepsnamen beschikt, had in de gespecialiseerde pers al enige deining veroorzaakt met Hope Downs, zijn eerste plaat van lange adem. Op Pukkelpop bewezen de heren dat al het goede dat u over hen al hebt gehoord gewoon wààr is.
De hype was hen blijkbaar al vooruitgesneld, want de Lift-tent puilde al uit nog voor er één noot was gespeeld. Niet dat er veel nieuws onder de zon lag te blinken: zij die de eighties hadden meegemaakt herkenden in de muziek van Rolling Blackouts C.F. vertrouwde ingrediëntenuit de keuken van The Go-Betweens, The Chills, de vroege R.E.M. en talloze bandjes die destijds hun vaste stek hadden bij het Nieuw-Zeelandse Flying Nun-label.
Maar: de kangoeroes tellen niet minder dan drie zangers-gitaristen, in de rangen, beddenken stuiterende liedjes met een kop, een staart en nog iets substantieels ertussen en hebben in hun teksten ook nog iets zinnigs te vertellen.
Nummers als Talking Straight, Sick Bug of Mainland sprankelden op het podium als champagne van een goed merk en An Air Conditioned Manwas een licht ontvlambare knaller die de plaatselijke brandweer prompt naar het blusapparaat deed grijpen. In ons boekje noteerden we intussen ijverig adjectieven als ’tintelend’, ‘veerkrachtig’, ‘vitaal’ en ‘catchy’.
Rolling Blackouts Coastal Fever bleek bovendien een hecht bandje te zijn, dat zijn songs met veel gevoel voor detail had uitgewerkt. Zijn gespierde sound was niet het resultaat van anabole steroïden, maar van jarenlange work-outs in de oefenruimte.
Het plaatje klopte volledig: elk onderdeel stond bij de Blackouts op zijn juiste plek en hoezeer we het ook probeerden, er viel geen speld tussen te krijgen. We durven het heden dus luid en duidelijk te verkondigen: de toekomst heeft snaren.
Protomartyr zocht maar vond geen licht in de duisternis (***)
‘Everything’s fine’, declameerde zanger Joey Casey van Protomartyr tijdens Windsor Hum. Het klonk als ‘Everything’s fucked.’ En gezien het donkere postpunkgeluid van zijn groep had dat net zo goed gekund. In de songs uit het vorig jaar verschenen Relatives in Descent graaft Casey in iedere song naar de waarheid, ook al hult die zich vaak in mist en schaduw. The Guardian gewaagde in dat verband al van ‘zeepkistpoëzie’, maar ook al levert de man commentaar op alles wat volgens hem mis gaat in de wereld, op simplistische slogans zul je hem niet gauw betrappen. Wél is hij voortdurend op zoek naar een lichtje in de duisternis.
Of hij het op Pukkelpop heeft gevonden? We durven er geen eed op te doen. Tussen opener My Children en bezwerende afsluiter Half Sister manifesteerde Joe Casey, die de ene sigaret na de andere rookte en het ene biertje na het andere achterover sloeg, zich met zijn sprechgesäng beurtelings als het Amerikaanse neefje van Mark E. Smith (van The Fall) en Nick Cave. En zoals bekend zijn die evenmin het zonnetje in huis.
Zijn uit Detroit afkomstige band zette de doemsfeer uit zijn teksten de nodige kracht bij met venijnige noise-uitbarstingen en knagende maar dynamische gitaarspinsels. Op papier had dat een kippenvelconcert moeten opleveren. Alleen kwam Protomartyr aan die hoge verwachtingen slechts gedeeltelijk tegemoet. Bij momenten leek het alsof de frontman en de overige groepsleden op verschillende golflengtes uitzonden, waardoor de songs iets afstandelijker klonken dan verhoopt. Lang geen slechte set, maar we hadden het vuur toch liever wat hoger horen oplaaien.
King Gizzard gaf het woord ‘blitzkrieg’ een nieuwe betekenis (****)
Met King Gizzard & The Lizard Wizard vaardigden de Australiërs, na Rolling Blackouts C.F. nog een tweede spraakmakende gezelschap af naar Pukkelpop. Eigenlijk leek zijn doortocht meer op de invasie van een goed getraind leger, dat niet van plan was te rusten vóór iedereen in de clubtent zich onvoorwaardelijk gewonnen gaf.
De blitzkrieg van King Gizzard sorteerde meteen effect: het publiek liet zich, als door een draaikolk, willoos meezuigen naar zijn psychedelische universum. De zevenkopige band uit Melbourne mag zich dan voordoen als een zootje muzikale anarchisten dat zowat alles, van prog tot surf en van krautrock tot tropicália, in zijn stoofpotje kwakt, zijn uitgesponnen jams klonken behoorlijk strak en spannend.
Het ene moment grossierde King Gizzard in apocalyptische sci-fi-folk, het andere in flitsende metal. De productieve Aussies -alleen al in 2017 brachten ze vijf langspelers uit- toonden zich zo veelzijdig dat ze van de weeromstuit ongrijpbaar werden.
Aan de energie en het tomeloze speelplezier dat ze aan de dag legden in nummers als Cellophane, Sleep Drifter, Crumbling Castle of Muddy Water viel dan ook niet te weerstaan.
Na hun zinnenprikkelende set in Kiewit begrijpen we meer dat ooit waarom King Gizzard & The Lizard Wizard inmiddels tot een heus cultverschijnsel zijn uitgegroeid.
Wedden dat het aantal Gizzheads na Pukkelpop weer gevoelig is toegenomen? En voor u het vraagt: ja hoor, ook wij hebben onze lidkaart al een poosje op zak.
Mauro & De Kempenzonen: Een Gebeurtenis (****)
Hipsters in Willy Sommers-T-shirts, op Pukkelpop kan dat. Het Laat de zon in je hart-shirt van de sultan van het Vlaamsche lied schijnt zelfs het bestverkochte merch-artikel van het hele festival te zijn geweest.
Sommers stond dan ook voor het eerst in zijn bijna 50-jarige carrière in Kiewit, met aan zijn zijde: een Evil Superstar, een Callboy, een Dead Man Ray en een Eurosongzangeres. Een ideetje van – wie anders? – Mauro Pawlowski, Pukkelpop-habitué, notoir experimentalist en ook een beetje paljas.
Mauro was de luitenant van het gezelschap, en zijn gruppo van dienst bestond uit vermaard trompettist Jo Hermans, drummer Marc Bonne (ex-Toy) en De Kempenzonen, een bijna vijftigkoppige fanfare uit Tielen – het geboortedorp van mevrouw Pawlowski, mocht u het zich afvragen.
Hun opdracht: een eclectische mix songs van Evil Superstars, Daan en Sommers, en covers van Soft Cell, Ann Christy en – kent u déze nog? – Adriano Celentano doen samenklitten tot een geheel.En ja hoor, de Evil Superstars-klassieker It’s a Sad Sad Planet kreeg al meteen een hoempapa-jasje aangemeten.’ I wish today was a very special day’, zong Mauro. En dat wás het.
Vervolgens kwam Daan – sowieso nooit vies geweest van een streepje bombast –Victory kraaien,The Player uithangen en voor Icon spelen, waagde ‘het eenzame vrouwtje met visie op Europa’ Sennek zich aan Dag vreemde man, zong Pawlowski over een seksdwerg in een gouden Rolls Royce en stal Callboys-ster Rik Verheye de show met pseudopoëzie. En met een rondje crowdsurfen op een opblaasbare badeend, dat ook.
En Willy Sommers? Die ontpopte zich tot de grote held van de dag, of wat had u gedacht. Met Als een leeuw in een kooi, Zeven Anjers, Zeven Rozen en Laat de zon in je hart, woord voor woord meegebruld door een tent die voller zat dan bij eender welke andere Marquee-act op deze Pukkelpop, scoorde hij een loepzuivere hattrick.
Uitlachuurtje? Guilty pleasure? Heiligschennis? Denk ervan wat je wil, maar had ú Pukkelpop om 12 uur ’s middags al ooit zo uitbundig de polonaise zien dansen als bij die gekke Mauro en zijn Kempenzonen?
Ronnie Flex & Deuxperience: luisterrap voor bij uw namiddagcocktail (***)
‘De hardste rapper aller tijden’, noemde Ronell Langston Plasschaert alias Ronnie Flex (26) zichzelf, zaterdagnamiddag op het hoofdpodium van Pukkelpop. Zijn duizelingwekkende streamingcijfers geven hem nog gelijk ook. En met Deuxperience pakt de rapper uit Capelle aan den IJssel – dat is bij Rotterdam – het nu al ruim een jaar nadrukkelijk anders aan dan veel van zijn collega-nederhoppers.
Anders én beter. Bij hem geen dj meer, geen kermistoeters, geen meelopende tapes, geen drank, geen drugs, wel een uit de kluiten gewassen liveband die Flex’ rhymes met soul, funk, reggaeton en samba injecteert.Die zevenkoppige machine gaf songs als Investeren in de liefde, Nergens heen, Omarm me, Blijf bij mij en Energie– uw dochter van zestien kende ze allemaal netjes uit het hoofd – een zomerse, zelfs exotische feel mee.
Prima luisterrap om bij van uw namiddagcocktail te nippen. Maar op het niveau van The Free Nationals, de fenomenale begeleidingsband van Anderson Paak, acteerden Ronnie Flex en zijn Deuxperience niet. Daarvoor klonk het hier en daar allemaal nog wat te gezichtsloos, en waren vooral de bindteksten – pseudolevenslessen over wereldvrede, liefde die geen grenzen kent en hoe je alles kunt bereiken zolang je maar jezelf blijft – van een wel heelmellowallooi.
De nieuwe Ronnie Flex is geraffineerder, gevarieerder en ook gewoon béter dan de oude – van wie we op het einde alsnog een glimp konden opvangen in tot circle pits bewegende songs als 4/5, Geekin’ en Opgekomen– maar de hardste rapper aller tijden? Dat nu ook weer niet.
Tamino: meer dan alleen een gevoelige habibi (****)
‘I have nothing but the means to break your heart’, bekende Tamino-Amir Moharam Fouad al meteen in opener Persephone, een aperitiefje uit zijn in oktober te verschijnen eerste full album.
En of hij harten brak, zaterdagavond in de Marquee.Ja, de Jeff Buckley uit Mortsel met de Arabische knik in de stem stond ook in Kiewit weer garant voor een show vol tranentrekkers waarbij u het maar nét droog wist te houden, zie Indigo Night, Cigar, het solo gebrachte nieuwtje Verses en het streepje Can’t Help Falling in Love van Elvis.
Maar anno 2018 getuigt zijn live-act, met tegenwoordig Vik Hardy Van Gyseghem op toetsen in plaats van Tom ‘Het Zesde Metaal’ Pintens, ook van opvallend veel vitaliteit. Zo knisperde de elektronica op z’n Radioheads in Sun May Shine, hadden Reverse en Will Of This Heart bállen aan hun lijf, en werden we in Chambers zowaar zelfs opgeschrikt door een noise-uitspattinkje – getekend: drummer Ruben Vanhoutte.
Tamino kan dus duidelijk méér dan alleen de gevoelige habibi uithangen. ‘Jullie maken het leven echt heel mooi’, zei hij op het eind, met een voorzichtige maar oprechte smile op zijn gezicht.
Te oordelen naar het striemende applaus dat op een alweer ontzettend acrobatisch gezongen Habibi volgde, vindt u dat ook van hém.
Bazart: Fun! Hits! Wc-rollen! (****)
‘Pukkelpop, make some noise!’ Matthieu Terryn had nog geen noot gezongen of er werd al rijkelijk met confetti gestrooid. Bazart had, een try-out voor Pukkelpop in de Gentse Charlatan niet te na gesproken, al sinds oktober vorig jaar niet meer op een podium gestaan, en wilde dat in Kiewit rijkelijk compenseren in de vorm van een popconcert met grote P.
‘We hebben ons een jaar lang in de studio opgesloten. Onze tweede plaat komt uit in september’, gaf Terryn, nog altijd een geboren entertainer, te kennen. Behalve nieuwbakken single Grip (omarm me) – live nog funkier dan in de ether, en aan de publieke respons te zien nú al een geheide klassieker – kregen we daar nog twee teasers uit te horen. Intro deed ons iets te gezapig aan, Onder ons was wél een heerlijk, euh, onderonsje met nederpopprinses Eefje de Visser, naar eigen zeggen een van Bazarts grote idolen. Op de nieuwe plaat zal overigens nog méér goed volk te horen zijn, onder wie Baloji. Iets om naar uit te kijken.
Voor het overige legde Bazart zich op Pukkelpop helemaal toe op de fun, de hits. Sommige daarvan hadden een stevige metamorfose ondergaan: de beats van Voodoo bonkten luider dan ooit, Nacht kreeg een deluxe-versie mee en Chaos was een bonte brok extase.
‘Is er plaats voor mij?’ informeerde Simon Nuytten. ‘Tuurlijk dadde!’ repliceerde u. Een tweede lading confetti – of liever: wc-rollen, dixit Terryn – was uw deel.
De finale was er een die je al van mijlenver kon zien aankomen: Goud. Terryn daalde daarin níét neer naar de hel noch steeg hij op naar de hemel, wel spurtte hij richting geluidstoren, om vanop het dak van de P.A.-tent zijn troepen te kunnen overschouwen. ‘Geloof mij, elk feest duurt hier oneindig’, had hij kort daarvoor al gezongen. En zo geschiedde.
Justice hield het bij een doordeweeks klank- en lichtspel (***)
Noem ons ouderwets, maar de passage van Justice een concert te noemen lijkt ons schromelijk overdreven. Een klank- en lichtspel? Zeker. Een veredelde dj-set? Ook daar leek het op. Maar leverde de lijflijke aanwezigheid van Gaspard Augé en Xavier de Rosnay een echte meerwaarde op? Negatief, chef.
Behalve enkele lichtgevende kubussen, flikkerende spots en af en toe het groepslogo (het bekende kruis) op een beeldscherm viel er weinig te zien. Mocht je de lp’s van het Franse duo gewoon op een krachtig geluidssysteem hebben afgespeeld, het resultaat had ongeveer even opwindend geklonken.
Niet dat er met de muziek van Justice iets mis is. De heren slaan een sierlijke brug tussen techno en pop, house en disco en maken vlot in het gehoor liggende nummers waar je lekker op kunt dansen. Hun tracks zitten trefzeker in elkaar, stralen doorgaans optimisme uit en hun remixen staan hoog aangeschreven bij U2, Lenny Kravitz, MGMT, Britney Spears en N*E*R*D.
Maar de biotoop waar Augé en De Rosnay het best gedijen blijft toch de studio. Op het podium stonden ze afwisselend oog in oog en rug aan rug aan één of meerdere tafels met elektronische apparatuur. Ze drukten op knopjes, trokken aan schuifjes, lanceerden voorgeprogrammeerde beats en plukten vocale samples uit hun computer. Zo leverden ze de ideale soundtrack bij een feestje.
Die klonk overigens net zo funky als op hun nieuwe ‘live’-plaat Woman World Wide. Justice smeedde zijn hits tot een naadloos geheel aan elkaar en dat leverde bij D.A.N.C.E., Love S.O.S.,Waters of Nazareth of Audio, Video, Disco zelfs regelmatig herkenningsapplaus en zwaaiende armen op.
Het grappigste moment noteerden we toen de houding van de twee Fransozen tussen twee bewegingen in leek te bevriezen en alles een minuut of twee tergend stil bleef, om daarna met We Are Your Friends weer in alle hevigheid los te barsten.
Faithless leerde ons jaren geleden al: God is A DJ. Iedereen gelooft natuurlijk wat hij wil, maar zelf kijken we toch liever naar live-muzikanten dan naar nerdy ingenieurs die met een databank vol bestanden in de weer zijn. De plaatjes van Justice draaien we dan thuis wel. Met het geluidsvolume op tien, dat spreekt.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier