
Sam Fender laat zich in Vorst Nationaal kennen als de Ken Loach van de popmuziek
Artiest - Sam Fender
Datum - 19/03/2025
Locatie - Vorst Nationaal
Sam Fender wordt wel eens het Noord-Engelse antwoord op Bruce Springsteen genoemd. ‘Bevlogen’ en ‘oprecht ‘zijn bij uitstek begrippen die zijn muziek definiëren. Het concert in Vorst Nationaal, waarmee de Brit zijn Europese tournee besloot, stond in het teken van donker realisme, maar mondde niettemin uit in een zinderend feestje.
‘This is mindblowing’, sprak de dertigjarige Sam Fender bij het begin van zijn set. En inderdaad, het publiek bleek al zijn songs –ook de nieuwe– helemaal uit het hoofd te kennen en zong vaak luider dan de artiest zelf. De man, die opgroeide in North Shields, een kuststadje in de buurt van Newcastle, is in enkele jaren dermate populair geworden dat hij op 5 juli zelfs Rock Werchter mag afsluiten.
Fender, één van de weinige muzikanten met een gitaar die zijn naam draagt, werpt zich, net als Billy Bragg, de jonge Paul Weller of Jerry Dammers vóór hem, op als chroniqueur van de Britse working class. Hij blijft verknocht aan zijn geboorteplek, ook al groeide hij op in armoedige omstandigheden. Toen zijn moeder, een verpleegster, door gezondheidsproblemen arbeidsongeschikt was geworden, werd ze door het sociale systeem in de steek gelaten en verloor ze haar uitkering. De jonge Sam overwoog zelfs even drugs te gaan dealen om de schulden van het gezin te helpen afbetalen. Zelf bracht hij op zijn twintigste dan weer enkele maanden in het ziekenhuis door met een levensbedreigende auto-immuunziekte.
Geen wonder dus dat hij vandaag zingt over mensen die zich, door de ineenstorting van de industrie, in een uitzichtloze situatie bevinden en snakken naar een beter leven. Op platen als Hypersonic Missiles (2019), Seventeen Going Under (’21) en het pas verschenen People Watching, heeft hij het echter ook over de uitwassen van het neoliberalisme, de Brexit, kansarmoede, gebroken gezinnen, toxische mannelijkheid, een verstoorde geestelijke gezondheid en, vooral, een politieke klasse die geen oog heeft voor de problemen van de kleine man (m/v). Noem hem gerust de Ken Loach van de popmuziek.
Auditieve uppercut
Sam Fender koppelt het persoonlijke aan het politieke en doet dat met songs die vrij klassiek van snit zijn. In zijn muziek hoor je, behalve echo’s uit Born to Run van Springsteen, ook flarden Tom Petty, John Mellencamp en de panoramische sound van The War on Drugs. Adam Granduciel, één van zijn helden, deed op People Watching trouwens dienst als co-producer.
Fender, The Boss Jr, zeg maar, stond op het podium met zijn eigen E Street Band. Daarin herkenden we zijn jeugdvrienden Dean Thompson op gitaar, Joe Atkinson op keyboards en gitaar)en Johnny Davis, die zich met zijn scheurende sax opwierp als de Clarence Clemons van dienst. Het gedreven Getting Started was meteen een auditieve uppercut en People Watching klonk al net zo overweldigend. Het was Fenders ode aan een vrouw die hij als een surrogaat moeder beschouwde en die twee jaar geleden overleed. De laatste nachten van haar leven waakte hij bij haar bed in de palliatieve afdeling.
Crumbling Empire, een portret van het Verenigd Koninkrijk anno nu, stond bol van passie en energie, ook al door Sam Fenders snijdende gitaarsolo, maar had, zoals de meeste nummers, iets mistroostigs. De artiest doet geen enkele moeite om de coolste jongen van de klas te zijn. Cynisme is hem vreemd, de arrogantie van Oasis evenzo: hij ziet de toeschouwers als zijn gelijken. Met het stuiterende Will We Talk? schakelde hij een versnelling hoger en kwam hij op de proppen met snedige en gebalde melodieuze punk uit het boekje van The Replacements. Dezelfde power typeerde Howdon Aldi Death Queue, een lawaaierige song over hoe heikel het was tijdens de pandemie een doorsnee supermarkt binnen te lopen.
Neiging tot bombast
Het potige Tyrants, waarin de backingzangeres fraaie harmonieën aandroeg, was het b-kantje van een recente single. ‘Dit geeft ons de gelegenheid ons vier minuten Fleetwood Mac te wanen’, aldus Fender. TV Dinner, een trager nummer met een prominente rol voor de piano, leunde qua sfeer dan weer aan bij I am the Walrus van The Fab Four. Tussendoor ging Sam Fender ook enkele keren de folkrocktoer op en wandelde er een mandoline door het geluidsbeeld. Dat was het geval in Spit of You, over in de spiegel kijken en je vader zien, het prachtige, aan The Byrds verwante Nostalgia’s Lie en het van COVID en zelfmoord doordrongen Something’s Heavy, waarbij we duizenden telefoons zagen oplichten.
The Borders, de eerste song die Fender ooit schreef, en Little Bit Closer lieten zich omschrijven als authentieke blue collar rock. Toch gingen de nummers soms gebukt onder overdaad, want een zekere neiging tot bombast was de zanger niet vreemd. Hij maakte echter geen geheim van zijn voorliefde voor classic rock. Tenslotte was de avond begonnen met een stukje instrumentale filmmuziek van Mark Knopfler. Het even energieke als gedreven Seventeen Going Under was het soort anthem bedacht om in grote stadions te worden meegebruld. En ook het anti-oorlogsstatement Hypersonic Missiles, waarmee de set werd afgerond, lokte bij de toeschouwers Coldplay-achtige koorzangen uit.
Sam Fender bevindt zich momenteel in een paradoxale situatie. Hij voelt zich nog altijd ‘one of the lads’ die met zijn maten graag naar de pub gaat. Alleen zijn die intussen getrouwd en hebben ze er de grootste moeite mee het hoofd boven water te houden. Fender probeert zich vast te klampen aan de gemeenschap die hem heeft voortgebracht, maar door zijn talent en zijn succes drijft hij steeds verder weg van zijn roots. Bruce Springsteen zal het ongetwijfeld beamen: ontsnappen komt met een prijs.
DE SETLIST: Going Home (Theme of The Local Hero) / Getting Started / Arms’s Length / People Watching / Crumbling Empire / Will We Talk? / Tyrants / Howdon Aldi Death Queue / TV Dinner / Spit of You / The Borders / Little Bit Closer / Nostalgia’s Lie / Seventeen Going Under // Something Heavy / Hypersonic Missiles.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier